In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing in vereniging. De verdachte heeft op 31 maart 2024 in Amsterdam samen met anderen een aangever gedwongen tot de afgifte van € 10.500,- en een horloge, onder bedreiging met een mes en een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte als tussenpersoon heeft gefungeerd door een valse Marktplaatsadvertentie te plaatsen en de aangever naar een specifiek adres te lokken. Tijdens de zitting op 21 februari 2025 heeft de rechtbank de verklaringen van de verdachte en de aangever gehoord, evenals de vordering van de officier van justitie. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de afpersing, hoewel niet kon worden vastgesteld dat hij zelf de bedreigingen heeft geuit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van € 12.500,- aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de aangever, evenals de noodzaak om dergelijke misdrijven te bestraffen.