In deze zaak vordert de eiser, een huurder van een bedrijfsruimte, schadevergoeding van de verhuurder, Woningstichting Eigen Haard, als gevolg van wateroverlast en vochtproblemen. De huurder heeft sinds 1 mei 2022 een bedrijfsruimte gehuurd van Eigen Haard en heeft in augustus 2023 wateroverlast gemeld. De verhuurder heeft vervolgens verbouwingswerkzaamheden uitgevoerd, maar de huurder stelt dat de schade door de wateroverlast niet adequaat is verholpen. De huurder vordert onder andere een verklaring dat zij geen huur verschuldigd is voor de periode waarin de problemen niet zijn opgelost, en schadevergoeding voor de geleden schade.
De kantonrechter heeft de vorderingen van de huurder afgewezen. De rechter oordeelt dat Eigen Haard niet aansprakelijk is voor de schade, omdat de huurder niet heeft aangetoond dat de verhuurder bij het aangaan van de huurovereenkomst op de hoogte was van de gebreken. De rechter stelt vast dat de verhuurder bij de oplevering van de ruimte een inspectie heeft uitgevoerd en dat er geen problemen zijn geconstateerd. Bovendien heeft Eigen Haard adequaat gereageerd op de melding van de huurder door binnen een maand met verbouwingswerkzaamheden te beginnen. De rechter concludeert dat de huurder ook geen recht heeft op huurprijsvermindering, omdat er geen sprake is van een gebrek dat al bestond bij het aangaan van de huurovereenkomst. De huurder wordt veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder.