ECLI:NL:RBAMS:2025:1581

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
11567051 KK EXPL 25-129
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ontruiming van gehuurde woning in verband met huurachterstand en moratorium

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de bewindvoerder van [betrokkene] en de verhuurder Ymere. De bewindvoerder had een voorziening gevorderd om de ontruiming van de woning van [betrokkene] te verbieden, die was aangezegd voor 28 februari 2025. De ontruiming was eerder toegewezen bij een verstekvonnis van 18 juni 2024 vanwege huurachterstand. De rechtbank had eerder een moratorium ingesteld, maar de huurtermijnen waren niet tijdig betaald, waardoor de voorziening verviel. De bewindvoerder stelde dat er nieuwe feiten waren, waaronder de stabilisatie van [betrokkene] en zijn aanstaande verhuizing naar een begeleid wonen complex. De kantonrechter oordeelde dat het belang van Ymere bij ontruiming niet opwoog tegen het belang van [betrokkene] om in zijn woning te blijven, gezien zijn kwetsbare situatie. De rechter verbood Ymere om de ontruiming uit te voeren en compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 11567051 KK EXPL 25-129
vonnis van: 27 februari 2025
func.: 609

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e
[eiser] , handelend onder de naam [handelsnaam] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [betrokkene] , wonende te [woonplaats] ,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats]
eiser
nader te noemen: de bewindvoerder
gemachtigde: mr. H.L. Thiescheffer
t e g e n

de stichting Stichting Ymere

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Ymere
gemachtigde: [gemachtigde]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 27 februari 2025 heeft de bewindvoerder een voorziening gevorderd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 februari 2025. De bewindvoerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M. Bou-Asrar, namens de gemachtigde. Tevens zijn verschenen [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) en mevrouw [naam 1] , werkzaam bij Arkin. Ymere heeft zich doen vertegenwoordigen door [naam 2] , namens de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht. Na verder debat is vonnis gevraagd.
In verband met de spoed van de beslissing op de gevraagde voorziening heeft de kantonrechter ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Dit vonnis is de schriftelijke uitwerking hiervan.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
Ymere heeft op grond van een huurovereenkomst aan [betrokkene] de woning gelegen aan het adres [adres] (hierna: het gehuurde) verhuurd. Thans wordt een bedrag van € 611,85 per maand aan huur betaald.
1.2.
Bij verstekvonnis van 18 juni 2024 is de door Ymere gevorderde ontruiming van het gehuurde toegewezen. De ontruiming is gevorderd op de grond dat sprake is van een huurachterstand.
1.3.
De kantonrechter te Amsterdam heeft bij beschikking van 18 november 2024, verzonden aan partijen op 20 november 2024, de goederen die (zullen) toebehoren aan [betrokkene] wegens zijn lichamelijke/geestelijke toestand, onder bewind gesteld en [eiser] tot bewindvoerder benoemd.
1.4.
[betrokkene] heeft bij de rechtbank Amsterdam, tegelijk met het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek tot het instellen van een moratorium als bedoeld in artikel 287b Faillissementswet (Fw) ingediend. Bij beschikking van 11 december 2024 heeft rechtbank Amsterdam de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort en Ymere verboden tot ontruiming van het gehuurde over te gaan. Tevens is bepaald dat deze voorziening geldt tot 15 mei 2025 en dat de voorziening (onder andere) vervalt wanneer [betrokkene] niet tijdig de lopende verplichtingen uit de rechtsverhouding waar het moratorium betrekking op heeft nakomt.
1.5.
Ymere heeft bij exploot van 17 januari 2025 aan de bewindvoerder aangezegd dat de ontruiming van het gehuurde op 28 februari 2025 zal plaatsvinden.
1.6.
De huur over de maanden januari en februari 2025 zijn op respectievelijk
17 januari 2025 en 31 januari 2025 betaald. Ook de maand maart 2025 is betaald.

Vordering en verweer

2. De bewindvoerder vordert dat Ymere verboden wordt om op 28 februari 2025 tot ontruiming van het gehuurde over te gaan.
3. De bewindvoerder stelt daartoe dat vanwege het feit dat het beschermingsbewind snel diende te worden ingesteld en de omstandigheid dat de noodzakelijke bankrekeningen niet snel konden worden geopend, er een huurachterstand is ontstaan en niet stipt is voldaan aan de voorwaarden van het moratorium. Deze huurachterstand is inmiddels aangezuiverd en ook de huur over de maanden maart en april 2025 is op respectievelijk 26 en 27 februari 2025 voldaan. Ook is ter aflossing van de huurschuld totaal € 150,00 betaald, aldus nog steeds de bewindvoerder.
4. De bewindvoerder stelt verder dat sinds het verstekvonnis sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Het vermogen van [betrokkene] is onder bewind gesteld en er is een aanvang genomen met een, waarschijnlijk, minnelijke regeling. Ook heeft de bewindvoerder aangevoerd dat [betrokkene] binnenkort, waarschijnlijk binnen acht weken, zal verhuizen naar een wooncomplex waarbij sprake is van begeleid wonen. Indien [betrokkene] thans zal worden ontruimd zal hij, aldus de bewindvoerder, dakloos worden en zal het niet mogelijk zijn om alsnog begeleid te wonen. De medewerkster van Arkin heeft ter zitting medegedeeld dat [betrokkene] na een periode van instabiliteit, thans stabiel is, goed op medicatie is ingesteld, dat het goed met hem gaat en dat hij zich aan de (contact)afspraken houdt. Ook is thans geen sprake (meer) van door [betrokkene] veroorzaakte overlast.
5. Ymere voert gemotiveerd verweer.
6. Op de (nadere) standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

Beoordeling

7. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
8. Het gaat hier om de ten uitvoerlegging van een verstekvonnis van 18 juni 2024, waarin [betrokkene] is veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. Niet in geschil is dat tegen dit (verstek)vonnis geen rechtsmiddel meer openstaat. Hieruit volgt dat de veroordeling tot ontruiming van het gehuurde definitief is.
9. Bij beschikking van 11 december 2024 heeft de rechtbank Amsterdam bij wijze van voorziening de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort tot 15 mei 2025. Daarbij is bepaald dat als [betrokkene] de lopende verplichtingen uit de rechtsverhouding waarop het moratorium betrekking heeft niet nakomt, de voorziening vervalt.
10. Op grond van overweging 4.6. van de beschikking van 11 december 2024 had [betrokkene] /de bewindvoerder vanaf 1 januari 2025 de huur tijdig dienen te betalen. Niet ter discussie staat dat de huur over januari 2025 te laat is betaald, namelijk (pas) op 17 januari 2025. Daarmee is aan de voorwaarde voor de voorziening niet voldaan en is de voorziening vooralsnog komen te vervallen. Gelet hierop is Ymere in beginsel bevoegd om tot ontruiming over te gaan.
11. Op grond van artikel 3:13 BW kan aan degene aan wie een bevoegdheid toekomt, haar niet inroepen voor zover hij die bevoegdheid misbruikt. In een executiegeschil als het onderhavige kan de tenuitvoerlegging van een onherroepelijk vonnis slechts geschorst worden als het belang van Ymere bij de tenuitvoerlegging in geen verhouding staat tot het belang van de bewindvoerder (en [betrokkene] ) dat door de tenuitvoerlegging wordt geschaad. Hiervan is in de onderhavige situatie, gelet op de hierna te vermelden omstandigheden, in onderling verband bezien, sprake.
12. Allereerst wordt overwogen dat thans de lopende huur wordt betaald. Verder heeft de bewindvoerder afdoende onderbouwd dat ook de huur over de maanden maart en april 2025 zijn betaald. Indien het zo is dat [betrokkene] binnen een periode van acht weken naar een begeleid wonen complex verhuist, zal hiermee de huur over (vrijwel) de gehele periode tot aan de opzegging zijn betaald. Verder zijn er geen aanwijzingen dat de bewindvoerder over de periode daarna nog eventueel verschuldigde huur, deze niet zal betalen. Voorts weegt zwaar mee dat [betrokkene] een zeer kwetsbaar persoon is en dat hij na een instabiele periode thans stabiel is en volledig is ingesteld op zijn medicatie, hetgeen de medewerkster van Arkin heeft toegelicht en bevestigd. Daarnaast is niet gebleken dat [betrokkene] thans mede daardoor nog overlast veroorzaakt. Dat het belang van [betrokkene] om vanuit een stabiele situatie te verhuizen naar een complex met beschermd wonen zeer groot is, is voldoende aannemelijk geworden. Tot slot is bij de weging van de wederzijdse belangen in aanmerking genomen dat [betrokkene] naar verwachting op korte termijn zal verhuizen, zodat de thans bestaande huurovereenkomst op korte termijn zal eindigen en de bewindvoerder de woning zal ontruimen.
13. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, in onderling verband gezien, wordt geoordeeld dat sprake is van een zodanige onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening van de bevoegdheid door Ymere en het belang van [betrokkene] dat daardoor wordt geschaad, dat Ymere thans geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid om tot ontruiming van het gehuurde over te gaan.
14. Er bestaat aanleiding de proceskosten te compenseren in de zin dat ieder van de partijen de eigen kosten draagt. Niet gebleken is dat de bewindvoerder tijdig contact met Ymere heeft opgenomen over het niet op tijd kunnen betalen van de huur over januari 2025. Voorts heeft de aanzegging van de geplande ontruiming op 28 februari 2025 bij exploot van 17 januari 2025 plaats gehad. Niet gebleken is dat de bewindvoerder naar aanleiding binnen gerede tijd contact met Ymere heeft opgenomen om de (gewijzigde) omstandigheden van [betrokkene] te bespreken. Daarom wordt Ymere niet veroordeeld in de proceskosten van de bewindvoerder, maar zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

BESLISSING

De kantonrechter:
verbiedt Ymere om de bij exploot van 17 januari 2025 aangezegde ontruiming tegen 28 februari 2025 van de door [betrokkene] gehuurde woning aan de [adres] ten uitvoer te leggen en verklaart dit verbod uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in de zin dat ieder van de partijen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.