Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de producties 1 tot en met 14 van [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
- de mondelinge behandeling van 27 februari 2025
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de verhuurster, aangeduid als [eiser], een vordering tot ontruiming ingesteld tegen de voormalige huurders, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De verhuurster stelt dat de huurders de woning in augustus 2024 hebben verlaten, maar dat [naam 2], die ook op de huurovereenkomst staat, nog steeds in de woning verblijft. De kantonrechter heeft op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in kort geding. De procedure is gestart met een dagvaarding waarin de verhuurster vorderingen heeft gedaan tot ontruiming van de woning en betaling van huurachterstanden. De huurders hebben verweer gevoerd en gesteld dat de verhuurster niet volledig en naar waarheid heeft gehandeld in haar dagvaarding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verhuurster onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de huurders nog in de woning verblijven en dat de huurovereenkomst met [naam 2] niet is beëindigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de verhuurster niet zijn onderbouwd en heeft deze afgewezen. De verhuurster is veroordeeld in de proceskosten.