ECLI:NL:RBAMS:2025:1476

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
9 maart 2025
Zaaknummer
C/13/748177 / HA ZA 24-271 en C/13/748176 / HA ZA 24-270
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor wateroverlast in kruipruimten van appartementencomplexen na herinrichting van de straat

In deze zaak vorderen twee Verenigingen van Eigenaren (VvE's) schadevergoeding van de gemeente Amsterdam wegens wateroverlast in de kruipruimten van hun panden, die zou zijn ontstaan na herinrichtingswerkzaamheden aan de straat. De VvE's stellen dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door een verkeerd afschot van het trottoir te creëren, waardoor regenwater naar de gevels van hun panden stroomt. De rechtbank onderzoekt of de gemeente aansprakelijk is voor de wateroverlast en de daaruit voortvloeiende schade. De rechtbank concludeert dat de gemeente niet onrechtmatig heeft gehandeld. De VvE's hebben onvoldoende bewijs geleverd dat de herinrichting van de straat heeft geleid tot een voorzienbaar risico op wateroverlast. De rechtbank wijst de vorderingen van de VvE's af en veroordeelt hen in de proceskosten van de gemeente.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
zaaknummers: C/13/748177 / HA ZA 24-271 en C/13/748176 / HA ZA 24-270
Vonnis van 26 februari 2025
in de gevoegde zaken:
met zaaknummer C/13/748177 / HA ZA 24-271 van
VERENIGING VAN EIGENAARS [eiser in zaak 24-271],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser in zaak 24-271] ,
advocaat: mr. J.I. Jansen,
tegen
GEMEENTE AMSTERDAM,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
en zaaknummer C/13/748176 / HA ZA 24-270 van
VERENIGING VAN EIGENAARS VAN HET GEBOUW [eiser in zaak 24-270],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser in zaak 24-270] ,
advocaat: mr. J.I. Jansen,
tegen
GEMEENTE AMSTERDAM,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure in elk van beide zaken blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 maart 2024, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 3 juli 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 oktober 2024, met de daarin opgenomen processtukken;
- de bij aanvang van de mondelinge behandeling genomen beslissing tot voeging van beide zaken;
- de brief van 12 november 2024 van de advocaat van de gemeente met opmerkingen over het proces-verbaal;
- het e-mailbericht van 19 november 2024 van de advocaat van [eiser in zaak 24-271] en [eiser in zaak 24-270] met een reactie op de brief van de gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in beide zaken

2.1.
[eiser in zaak 24-271] en [eiser in zaak 24-270] beheren een appartementencomplex aan de [adres 1] respectievelijk [adres 2] . [eiser in zaak 24-271] en [eiser in zaak 24-270] zullen hierna tezamen worden aangeduid als de VvE’s.
2.2.
De panden aan de [adres 1] tot en met [huisnummer 2] (oneven nummers) zijn lager gelegen dan de naastgelegen panden. Het trottoir voor die panden ligt daarom ook iets lager dan bij andere panden in de straat. HIn het midden van het trottoir zijn ter hoogte van [huisnummer 1] en [huisnummer 2] zogenoemde kolken aangelegd. Een kolk is een put die overtollig water afvoert naar het riool. Onderstaande foto is een weergave van de situatie in oktober 2016.
2.3.
In de periode oktober 2019 tot eind 2020 heeft de gemeente herinrichtingswerkzaamheden uitgevoerd in de [straat] . Daarbij is ook nieuw asfalt en nieuwe bestrating aangebracht. Tot en met december 2019 zijn werkzaamheden verricht ter hoogte van onder meer [adres 1] en [adres 2] . Tijdens de uitvoering zijn onder meer nieuwe kolken in het trottoir voor de panden aan de [huisnummer 1] en [huisnummer 2] geplaatst. Onderstaande foto is een weergave van de situatie in juli 2020.
2.4.
In januari 2021 heeft de gemeente een melding van wateroverlast bij [adres 1] ontvangen.
2.5.
In opdracht van de gemeente heeft Waternet een meting van het water in de kruipruimte van [adres 1] uitgevoerd.
2.6.
Vervolgens heeft de gemeente ook andere meldingen van wateroverlast ontvangen, waaronder [adres 2] . De gemeente heeft expertisebureau McLarens BV (voorheen VanderWal & Joosten BV) ingeschakeld om onderzoek te verrichten. Op 16 augustus 2021 heeft McLarens een rapport uitgebracht. Daarin staat onder meer het volgende:
“(…)
ALGEMEEN
Het relevante project betreft de herinrichting van de [straat] . In het kader van het project werden de rijbanen voor gemotoriseerd verkeer versmald om zodoende meer ruimte te creëren voor fietsers en voetgangers. Het bestaande asfalt van de fietspaden en de rijstroken voor gemotoriseerd verkeer is daarbij vernieuwd inclusief de elementverharding van de trottoirs. (…)
OMSTANDIGHEDEN
Naar aanleiding van de uitgevoerde werkzaamheden heeft Gemeente Amsterdam een reeks meldingen ontvangen van de eigenaren [adres 1] , (…) [adres 2] (…). Alle eigenaren stellen dat sinds de herinrichting van de [straat] is afgerond, zij na hevige regenbuien een wateroverlast aantreffen in de kruipruimtes van de betreffende panden. Voorts stellen zij dat vóór de herinrichting van de [straat] van een dusdanige wateroverlast, die zich voordoet na (hevige) regenval, geen sprake was. (…).
INSPECTIES
(…) Op 17 mei 2021 brachten wij een bezoek aan de panden van iedere wederpartij afzonderlijk (…). In vrijwel alle van de tijdens onze inspecties geïnspecteerde kruipruimtes van de panden [adres 1] , (…) [adres 2] (…) troffen wij een verhoogde waterstand in de respectievelijke kruipruimtes aan. (…) Wij merken hierbij tevens op dat op de dag van onze inspectie er sprake was van een aanzienlijke regenval.
(…)
In de entree van de woning van (…) eigenaar van [adres 1] , namen wij tevens waar dat dat houten plankenvloer, ter hoogte van de ingang van het pand op de begane grond, kromgetrokken was (…).
In de overige panden van wederpartijen hebben wij vooralsnog geen schade geconstateerd als gevolg van de verhoogde waterstand die wij aantroffen in de panden op de dag van onze inspecties. (…)
(…) hebben wij het straatbeeld ter hoogte van de panden van wederpartijen onderzocht. Daarbij stelden wij vast dat deze panden aanzienlijk lager gelegen zijn dan de aan weerzijden gelegen panden verderop in de straat. (…) Verder constateerden wij dat het afschot van de gevels af minimaal was ter hoogte van de panden van wederpartijen. Onderstaande foto geeft een indruk van de situatie ter plaatse.
Figuur 3. Aanzicht ter hoogte van [huisnummer 3] tijdens inspectie d.d. 17 mei 2021.
OORZAAK
Gelet op het bovenstaande kunnen wij niet uitsluiten dat de huidige situatie van het straatbeeld, waaronder het afschot van de straat, ter hoogte van [adres 1] tot en met [huisnummer 2] , afwijkt van de situatie zoals deze was voorafgaand aan het betreffende project en dat als gevolg daarvan meer hemelwater tegen en richting de gevels van de panden blijft staan en stroomt dan voorheen het geval was. Ook valt niet uit de sluiten dat vanwege de nieuw aangebrachte bestrating, die zeker het eerste jaar na aanleg bredere open voegen heeft dan de bestrating die daarvoor aanwezig was, er meer water in de bodem trekt waarbij dit water in het verleden via straatkolken werd afgevoerd. Bovenvermelde aspecten kunnen een verklaring zijn dat er na regenbuien meer water in de kruipruimtes staat dan voorheen het geval was.
Anderzijds moeten wij ook concluderen dat de panden van wederpartijen in de loop van vele
jaren op een lager niveau zijn komen te staan dan de aan weerszijden gelegen panden en dat ook dit een aandeel heeft in de wateroverlast zoals die in het heden wordt waargenomen in de kruipruimtes van deze panden.
GEVOLGEN, HERSTEL EN/OF MAATREGELEN
Met de gemeente hebben wij besproken in hoeverre er vrijblijvend eenvoudige aanpassingen kunnen worden doorgevoerd om wateroverlast bij genoemde panden te beperken. De gemeente gaf aan dat er wellicht een mogelijkheid bestaat om een extra kolk voor de gevel van genoemde panden aan te brengen om zodoende het hemelwater beter af te kunnen voeren.”
2.7.
De gemeente heeft in januari 2022 een extra kolk voor [adres 2] laten plaatsen.
2.8.
In september 2022 is het trottoir ter hoogte van onder meer [adres 1] en [adres 2] opengemaakt in verband met het vervangen van een gasleiding door Liander. Daarna is het trottoir in opdracht van Liander opnieuw bestraat. Onduidelijk is of toen iets is veranderd aan de bestrating, maar sindsdien is geen water meer in de kruipruimten van de VvE’s terecht gekomen.
2.9.
DAS Rechtsbijstand heeft namens de VvE’s TOP Expertise BV (hierna: TOP Expertise) ingeschakeld om onderzoek uit te voeren naar de vochtproblemen in de kruipruimten van [adres 1] en [adres 2] . Dit onderzoek heeft op 24 januari 2023 plaatsgevonden. In het rapport van 27 maart 2023 staat onder meer het volgende:
“(…)
Bevindingen:
ALGEMEEN
(…) Wij troffen een profilering van de straat aan van een verhoogde trambaan in het midden en dan richting de panden van verzekerden een lager liggende rijbaan voor auto’s, een verhoogde strook met fietsparkeerplaatsen, een verlaagd fietspad en een, ten opzichte van het fietspad, verhoogd trottoir dat tot aan de gevels van hun panden afloopt (foto’s 1 t/m 3).
Uw verzekerden [de VvE’s, toevoeging rechtbank] vertelden (…) over hun waarnemingen van de schade en het ontstaan daarvan.
(…) de straat eind september 2022 opnieuw opengemaakt werd (…). Aansluitend hieraan werd het trottoir opnieuw bestraat en is vervolgens het waterpeil in de kruipruimten gezakt tot een gebruikelijk niveau van vochtigheid in de kruipruimte. Wat er bij deze herbestrating anders is gedaan dan eerder, is geen van de aanwezigen bekend.
Op het moment van onze bezoek op 24 januari 2023 waren de kruipruimten droog (foto’s 9 en 10).
STRAATPROFILERING
Uw verzekerden berichtten over de aanpassing van het straatprofiel tijdens de werkzaamheden in 2019. (…) Dit had volgens uw verzekerden tot resultaat dat het fietspad na herprofilering 6 centimeter hoger is komen te liggen dan daarvoor. De consequentie hiervan was, dat de bestrating vanaf het fietspad richting de panden [adres 1] en [adres 2] sinds de herinrichting afliep met het laagste punt direct voor de panden. Voorheen liep de straat, het fietspad en het trottoir voor hun panden vlak/horizontaal.
Een foto van uw verzekerden van februari 2020 (na de werkzaamheden) tijdens regen laat het afschot van het trottoir richting de panden met het laagste punt, waar het water naartoe stroomt, vlak voor de gevels duidelijk zien (zie foto 11). Ook wij kunnen het beschreven profiel en afschot van het trottoir tijdens ons bezoek zonder regen duidelijk constateren en op de foto duidelijk zichtbaar vastleggen (foto’s 12 t/m 15). (…)
AFVOER REGENWATER
De panden van uw verzekerden lagen vóór de herprofilering alsmede ná de herprofilering van de straat zichtbaar op een laag punt, het laagste punt van de directe omgeving, waar zich om die reden ook een kolk (afvoerput) voor het regenwater in het trottoir bevindt (foto 3 en 15 t/m 17). Wij hebben kunnen constateren dat de kolk op het laagste punt van het trottoir zit (…). Tijdens ons bezoek constateerden wij dat de kolk sterk verontreinigd was (foto 18), wat een beperking van de doorstroming van regenwater tot gevolg moet hebben (gehad).
Uw verzekerden berichtten dat het regenwater na de werkzaamheden voor de herprofilering bij sterke regenval op dit laagste punt van het trottoir en rondom de kolk bleef staan en niet geheel afliep. Dit heeft het regenwater langer, en daardoor in grotere hoeveelheden, de mogelijkheid gegeven om in de grond te infiltreren en ondergronds in de kruipruimten te stromen.
(…) pas na de werkzaamheden van Liander eind september 2022 bleef er geen water meer rond de kolk staan, wat een afname van de wateroverlast na dit moment in de kruipruimten kan verklaren. Waarschijnlijk is de kolk tijdens of na de werkzaamheden schoongemaakt, waardoor er na voorafgaande verontreiniging meer regenwater af kon lopen.
GRONDWATERFLUCTUATIE
In de periode van 1980 tot en met 2022 zijn er geen grote fluctuaties in het grondwaterpeil van de dichstbijzijnde peilbuis gemeten (meting NAP, locatie [locatie] , d.d. 23-05-2022). (…) Waternet bevestigde aan uw verzekerden dat het grondwater op basis van de metingen van de laatste jaren altijd zo’n 5 à 10 cm onder de zandlaag heeft gezeten (…). Dat betekent dat er, met het verhoogde waterpeil in de kruipruimte, een stijging van het grondwater van minstens 30 cm zou moeten hebben plaatsgevonden. Dat vinden wij zeer onwaarschijnlijk (…). Een stijging van het grondwater als oorzaak van de wateroverlast in de kruipruimten durven wij daarom uit te sluiten.
(…)
GROND-
OF REGENWATER
De verzekerden berichten dat de hoeveelheid water in de kruipruimten afhankelijk was van de hoeveelheid van gevallen neerslag. (…)
De gemeente geeft aan dat er door Waternet metingen van het water in de kruipruimten zijn gedaan. Deze metingen zouden aangeven dat het zich zou handelen om grondwater. De betreffende rapportage ligt ons niet voor. Wij hebben twijfels over de betrouwbaarheid van deze metingen en de uitspraak dat het zich expliciet zou handelen om grondwater. Ons inziens kan het verschil tussen grond- en regenwater namelijk niet eenduidig gemaakt worden. (…) Wij gaan er daarom vanuit dat het bij het water in de kruipruimten ging om regen- en/of grondwater, maar zeker niet om rioolwater. (…) En ook de (…) schade-expert bij VanderWal & Joosten/McLarens) bevestigde tijdens de inspectie dat het resultaat van de meting van Waternet niet enkel terug te voeren is op grondwater, maar ook regenwater of een samenstelling van grond- en regenwater kan zijn.
(…)
INDRINGEN REGENWATER IN KRUIPRUIMTE
(…)
De veranderde bestrating van het trottoir speelt ons inziens een rol bij het ontstaan van de wateroverlast in de kruipruimten.
Voorafgaand aan de werkzaamheden was het trottoir bestraat met betonnen stoeptegels van 30×30 cm (…), die gebruikelijkerwijs met een voeg van 1 tot 5 millimeter worden gelegd. Deze zijn met de herbestrating in 2019 vervangen door klinkers met afmetingen van 20×6,7 cm met voegen tussen de 2 en 8 millimeter (…). Het infiltratieoppervlak is dus na de herbestrating 4,7 keer zo groot geworden, waardoor direct vóór de gevels van de panden van verzekerden, op het laagste punt van het trottoir circa 4,7 keer zoveel water door de bestrating kon infiltreren en in de kruipruimten kon stromen dan voorheen.
(…)
Beantwoording van de onderzoeksvragen:
1. Acht u een oorzakelijk verband aanwezig tussen de door de gemeente uitgevoerde werkzaamheden en de vochtschade als aanwezig in de gebouwen [adres 1] en [adres 2] ?
Met inachtneming van de onder ‘Bevindingen’ beschreven observaties en conclusies kunnen wij met redelijke zekerheid stellen dat het zich bij het water in de kruipruimten handelde om
regenwater dat vanaf het trottoir, gelegen vóór de panden van verzekerden, door infiltratie door het straatwerk ondergronds door openingen in de ondergrondse gevelwand in de kruip-
ruimten is gestroomd.
Het ook bij de gemeente bekende feit dat de panden en daarmee de bestrating vóór de panden zich op een laag punt (het laagste punt van de straat) bevinden, zorgt ervoor dat hier via de bestrating bijzonder veel regenwater naartoe stroomt.
Wij achten het zeer waarschijnlijk dat het na de werkzaamheden toegenomen afschot van het trottoir richting de gevels van de panden van de verzekerden een rol speelt bij het ontstaan van de wateroverlast in de kruipruimten. Hoe meer afschot de stoep heeft, des te sneller stroomt het water over de stoep heen naar het laagste punt direct voor de gevels, waardoor hier meer water in kortere tijd terecht komt dan bij een meer horizontaal trottoir waar meer water voor langere duur op blijft liggen alvorens het verdampt of op de gehele breedte van het trottoir infiltreert.
Wij achten het feit dat er klaarblijkelijk te weinig onderhoud aan de kolk(en) wordt uitgevoerd, waardoor deze verontreinigd en gedeeltelijk verstopt raken waardoor er water op de bestrating blijft staan dat in het straatwerk kan infiltreren als een feit dat
heeft bijgedragen aan de wateroverlast. Hoe meer het regende, hoe meer water opgestuwd werd en via het straatwerk in de kruipruimten van verzekerden terecht is gekomen.
In combinatie met het bovenstaande achten wij het zeer waarschijnlijk dat het – na de werkzaamheden met de factor 4,7 toegenomen – oppervlak van infiltratie-open voegen tussen het gewijzigde straatwerk met een grotere toetreding van water direct vóór de panden van verzekerden wezenlijk heeft bijgedragen tot de watertoetreding in de kruipruimten van uw verzekerden.
2. Hoe groot acht u de kans dat andere, buiten de activiteiten van de gemeente liggende invloeden, tevens een rol gespeeld hebben in het ontstaan van deze schade? Kunt u daarbij de relevante factoren benoemen?
De aan het ontstaan van de wateroverlast in de kruipruimten voorafgaande ongekende droogte in combinatie met zeer grote hoeveelheden neerslag kan een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de wateroverlast in de kruipruimten van verzekerden. Echter deed de overlast zich langer voor dan de grote hoeveelheden neerslag die zich na de droogte voordeden dus achten wij de invloed daarvan ondergeschikt. (…)”

3.Het geschil

zaaknummer: C/13/748177 / HA ZA 24-271
3.1.
[eiser in zaak 24-271] vordert – samengevat en na wijziging van eis tijdens de mondelinge behandeling – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de gemeente veroordeelt:
I. tot betaling van een bedrag van € 34.242,82;
II. tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 1.172,-;
III. in de proceskosten, inclusief de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
zaaknummer: C/13/748176 / HA ZA 24-270
3.2.
[eiser in zaak 24-270] vordert – samengevat en na wijziging van eis tijdens de mondelinge behandeling – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad de gemeente veroordeelt:
I. tot betaling van een bedrag van € 32.597,40;
II. tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 1.100,97;
III. tot betaling van € 2.117,50, ter vaststelling van de (omvang van de) aansprakelijkheid;
IV. de onder I tot en met III genoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente;
V. in de proceskosten, inclusief de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
in beide zaken
3.3.
De VvE’s baseren hun vorderingen op onrechtmatige daad. Zij voeren daartoe het volgende aan.
Bij de herinrichting van de straat eind 2019 heeft de gemeente onrechtmatig gehandeld jegens de eigenaren van de panden aan de [adres 1] en [adres 2] . De gemeente is verantwoordelijk voor het onderhoud en beheer van de openbare ruimte. Bij de uitvoering van die taak moet de gemeente zorgvuldig handelen. Er is sprake van een onoordeelkundig ontwerp, plan en uitvoering van de herinrichting. Door die herinrichting in 2019 is namelijk de situatie gewijzigd ten nadele van onder meer de panden [adres 1] en [adres 2] . Ter plaatse van onder meer deze twee panden is het afschot van het trottoir veranderd. Dat afschot is richting de gevels van de panden gelegd. Daardoor loopt regenwater af richting de (gevels van) beide panden. Bij hevige regenval komt regenwater in de kruipruimten van de twee panden terecht. Uit de bevindingen en conclusies van TOP Expertise blijkt dat het zeer waarschijnlijk is dat de vochtproblematiek in causaal verband staat tot drie feitelijke factoren die onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen:
a. a) het na de herinrichting toegenomen afschot van het trottoir richting de gevels (meer water stroomt in kortere tijd naar het laagste punt direct voor de gevels);
b) een onjuist onderhoud van de kolken;
c) een toename na de herinrichting van het oppervlak van infiltratie-open voegen tussen het gewijzigde straatwerk met een factor 4,7.
De VvE’s vorderen vergoeding van schade, bestaande uit onder andere kosten voor het vervangen van houten balken en behandeling tegen kelderzwam.
3.4.
De gemeente voert verweer.
De gemeente betwist dat zij bij de herinrichting van de [straat] een op haar rustende zorgplicht heeft geschonden en dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. Bij de herinrichting zijn volgens haar dezelfde maatregelen genomen die er al waren, bestaande uit twee kolken in het trottoir. Verder was er voorheen en is ook na de herinrichting sprake van een minimaal afschot van de panden af naar de straat toe.
De gemeente betwist ook het causaal verband tussen de herinrichtingswerkzaamheden en het binnendringen van water in de kruipruimten. De panden [adres 1] en [adres 2] behoren tot de laagst gelegen gebouwen in die straat. Volgens de gemeente is grondwaterstijging de meest waarschijnlijke oorzaak van de wateroverlast in de kruipruimten van de VvE’s. De gemeente betwist de conclusie van TOP Expertise, dat grondwaterstijging niet de oorzaak kan zijn van de wateroverlast. De gemeente verwijst naar peilbuisgegevens waaruit blijkt dat zich tussen september en november 2019 een grote grondwaterstijging heeft voorgedaan, net als in oktober 2020. Dat sprake is van grondwater wordt volgens de gemeente bevestigd door de meting van Waternet in januari 2021 van het water dat zich in de kruipruimte van [adres 1] bevond. Die meting sluit uit dat het alleen om regenwater ging.
Verder heeft de gemeente aangevoerd dat het enkel aanwezig zijn van water in een kruipruimte nog niet tot schade (zoals schimmel of andere aantasting) hoeft te leiden, zolang maar voldoende wordt geventileerd en maatregelen worden genomen tegen optrekkend vocht. Dat is de verantwoordelijkheid van de VvE’s. In de kruipruimten van de panden van de VvE’s was onvoldoende ventilatie. De schade is daar het gevolg van.
De gemeente betwist tot slot de hoogte van de gevorderde schade.
De gemeente concludeert dan ook tot afwijzing van de vorderingen van de VvE’s, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de VvE’s in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling in beide zaken

4.1.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de gemeente aansprakelijk is voor de door de VvE’s in 2020, 2021 en 2022 ondervonden wateroverlast in de kruipruimten van de twee panden en de schade die volgens de VvE’s daarvan het gevolg is. Daarbij moet eerst worden beoordeeld of de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld. Indien dat het geval is, moet vervolgens onder meer worden beoordeeld of causaal verband bestaat tussen het onrechtmatig handelen en de schade.
Heeft de gemeente onrechtmatig gehandeld?
4.2.
Op grond van artikel 5:39 BW mag de eigenaar van een erf niet op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen door wijziging te brengen in de loop, hoeveelheid of hoedanigheid van over zijn erf stromend water. Of sprake is van onrechtmatige hinder hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden.
4.3.
In het kader van de gestelde onrechtmatigheid hebben de VvE’s als feitelijk verwijt naar voren gebracht dat met de uitgevoerde herinrichting eind 2019 een verkeerd afschot op het trottoir is ontstaan, namelijk een afschot richting de (gevels van de) panden. De rechtbank overweegt dat een dergelijk afschot onder omstandigheden onrechtmatig is, met name indien de gemeente, door verandering van het straatprofiel en door het aanbrengen van wijziging in het over haar erf stromend water, een voorzienbaar risico in het leven roept op wateroverlast en/of waterschade voor eigenaren van andere erven. Dan zal de gemeente maatregelen moeten nemen om wateroverlast te voorkomen.
4.4.
De twee deskundigen zijn tot verschillende bevindingen gekomen met betrekking tot het afschot. Zo constateert McLarens in 2021 een minimaal afschot van de gevels af, terwijl TOP Expertise in 2023 (en op basis van een foto uit 2020) een afschot richting de panden beschrijft. De rechtbank kan op basis van de standpunten over en weer en het door partijen verstrekte fotomateriaal niet vaststellen of bij de herinrichting eind 2019 een afschot in de richting van de panden is ontstaan. Dat zou in beginsel betekenen dat aan de VvE’s op dit punt bewijs moet worden opgedragen. De rechtbank zal dat echter niet doen, omdat ook als dat bewijs zou worden geleverd en vast zou komen te staan dat de gemeente in 2019 een afschot richting de panden van de VvE’s heeft aangelegd, dat handelen van de gemeente in dit specifieke geval niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt. Dat heeft ermee te maken dat niet is gebleken dat de gemeente met dat handelen een voorzienbaar risico in het leven heeft geroepen op wateroverlast en/of waterschade voor de VvE’s. De rechtbank legt dat hierna uit.
4.5.
Vast staat dat in de situatie vóór de herinrichting sprake was van een minimaal afschot in de breedte van het trottoir richting het fietspad. Vanwege dat minimale afschot en de lage ligging van de panden bevonden zich onder meer ter hoogte van de gevels van de panden [huisnummer 1] en [adres 2] kolken in het trottoir om regenwater af te voeren. In de lengterichting van het trottoir was sprake van een afschot richting de iets verdiept (in een kuil) aangelegde kolken. Bij de herinrichting in 2019 zijn de twee hiervoor genoemde kolken weer op dezelfde manier toegepast.
4.6.
Een afschot in de breedte van het trottoir in de richting van de gevels van de panden is in algemene zin niet wenselijk. Als er na de herinrichting in 2019 per saldo, gerekend vanaf de rand van het fietspad, sprake zou zijn van een afschot in de breedte van het trottoir in de richting van de gevels van de panden, betekent dat in dit geval echter niet dat daarmee regenwater tot aan de gevels van de panden wordt afgevoerd. Vanwege de aanwezige kolken bevindt het laagste punt in het trottoir zich namelijk niet tegen de gevels van de panden aan, maar vormen de kolken het laagste punt in het trottoir. Die kolken bevinden zich op enige afstand van de gevels. De gemeente heeft verder onweersproken toegelicht dat één kolk in staat is om het regenwater van een oppervlakte van ongeveer 100 m² af te voeren. Gelet op de verdiepte ligging en de afvoercapaciteit van de kolken mag er in beginsel vanuit worden gegaan dat die kolken het regenwater op het trottoir naar behoren afvoeren. De aanwezige kolken vormen daarmee een voldoende maatregel om wateroverlast te voorkomen. Voor zover de VvE’s betogen dat regenwater tegen de gevels van de panden blijft staan, is die stelling onvoldoende onderbouwd. Dat water tegen de gevels blijft staan, blijkt ook niet uit het overgelegde fotomateriaal.
4.7.
De enkele omstandigheid dat de gemeente bij de herinrichting in 2019 mogelijk een afschot in de richting van de gevels van de panden heeft aangelegd, brengt in dit geval dus nog niet mee dat een dergelijk verkeerd afschot als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Juist vanwege de aanwezigheid van de kolken roept dat afschot niet een voorzienbaar risico in het leven op wateroverlast en/of waterschade voor de VvE’s.
4.8.
De VvE’s hebben onder verwijzing naar het rapport van TOP Expertise gesteld dat de gemeente de kolken niet goed heeft onderhouden. Volgens de VvE’s was in elk geval één kolk sterk verontreinigd en heeft dat een beperking van de doorstroming van regenwater tot gevolg gehad. De rechtbank is van oordeel dat de VvE’s, tegenover de gemotiveerde betwisting door de gemeente, de gestelde verminderde werking van de kolk(en) vanaf 2019 onvoldoende hebben onderbouwd. Onweersproken is dat de bestaande kolken in het kader van de herinrichting in 2019 zijn vervangen door nieuwe (schone) exemplaren. Dat betekent dat ervan uit kan worden gegaan dat er op dat moment geen verontreiniging aanwezig was in die nieuwe kolken. Verder heeft de gemeente tijdens de mondelinge behandeling de werking van een kolk geïllustreerd. Daaruit blijkt dat de uitlaat van de toegepaste kolken zich niet onderin maar halverwege de kolk bevindt. Dat betekent dat een kolk ook blijft functioneren wanneer zich onderin de kolk verontreiniging, zoals straatvuil en bladeren, bevindt. Gelet hierop is niet komen vast te staan dat de werking van de kolken in de jaren 2020 tot en met 2022 was verminderd.
4.9.
Verder hebben de VvE’s erop gewezen dat na de herinrichting het oppervlak van infiltratie-open voegen in het trottoir is toegenomen en dat daardoor meer regenwater vóór de gevels van de panden door de bestrating kon infiltreren. De keuze van de gemeente voor een bestrating met klinkers kan in deze situatie naar het oordeel van de rechtbank niet als onzorgvuldig of onrechtmatig worden aangemerkt. Water dat door de bestrating infiltreert, komt terecht in de laag onder het trottoir. De gemeente heeft onweersproken aangevoerd dat water doorgaans naar beneden zakt en dat een horizontale afstroming (bijvoorbeeld richting een kruipruimte) niet gebruikelijk is.
4.10.
Het voorgaande betekent dat de gemeente niet onrechtmatig heeft gehandeld. Daarmee is er geen grondslag voor aansprakelijkheid van de gemeente voor de door de VvE’s gevorderde schade. De andere verweren van de gemeente behoeven bij deze uitkomst geen bespreking meer.
Conclusie en proceskosten
4.11.
De conclusie is dat de vorderingen van de VvE’s moeten worden afgewezen.
4.12.
Als de in het ongelijk gestelde partijen zullen de VvE’s in de proceskosten (inclusief de nakosten) worden veroordeeld. De gemeente heeft in beide zaken een nagenoeg identieke conclusie van antwoord ingediend en de twee zaken zijn op één mondelinge behandeling gevoegd behandeld. Daarom worden de proceskosten van de gemeente voor beide zaken samen begroot op:
- griffierecht € 5.778,00 (2 × € 2.889,00)
- salaris advocaat € 1.572,00 (2 punten × tarief € 786,00)
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging als vermeld in de beslissing)
Totaal € 7.528,00
4.13.
Elk van de VvE’s zal in de helft (€ 3.764,00) van de hiervoor begrote kosten van de gemeente worden veroordeeld. De proceskostenveroordelingen zullen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van de VvE’s af,
5.2.
veroordeelt [eiser in zaak 24-271] tot betaling van een bedrag van € 3.764,00 aan proceskosten van de gemeente, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser in zaak 24-271] niet tijdig aan deze proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser in zaak 24-271] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van de betekening,
5.3.
veroordeelt [eiser in zaak 24-270] tot betaling van een bedrag van € 3.764,00 aan proceskosten van de gemeente, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser in zaak 24-270] niet tijdig aan deze proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser in zaak 24-270] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van de betekening,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Kruis, rechter, bijgestaan door mr. E.C. Kleverlaan, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.