ECLI:NL:RBAMS:2025:1459

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
C/13/757654/ HA RK 24-335
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure tussen [verzoeker] B.V. en ACT Commodities B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 maart 2025 een tussenbeschikking gegeven in een civiele procedure tussen [verzoeker] B.V. en ACT Commodities B.V. [verzoeker] heeft verzocht om een voorlopig getuigenverhoor op grond van artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het verzoek is gedaan omdat [verzoeker] meent dat zij belang heeft bij het verhoren van getuigen om de aansprakelijkheid van ACT te onderzoeken. De onderhandelingen tussen beide partijen over de verkoop van biomethaan waren al in een vergevorderd stadium, maar zijn afgebroken door ACT. [verzoeker] stelt dat zij schade heeft geleden door het eenzijdig afbreken van de onderhandelingen en wil dit feitelijk onderbouwen met getuigenverklaringen.

ACT verzet zich tegen het verzoek en betwist het belang van [verzoeker] bij het voorlopig getuigenverhoor. ACT stelt dat de onderhandelingen gedetailleerd schriftelijk zijn vastgelegd en dat de betrokken medewerkers van [verzoeker] ook schriftelijke verklaringen kunnen afleggen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verzoek van [verzoeker] voldoet aan de vereisten van artikel 187 lid 3 Rv en dat er geen afwijzingsgrond van toepassing is. De rechtbank heeft besloten om het verzoek toe te wijzen en een voorlopig getuigenverhoor te bevelen, waarbij de namen van de getuigen en hun verhinderdagen tijdig moeten worden opgegeven. De rechtbank heeft ook een rechter-commissaris benoemd en het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/757654 / HA RK 24-335
Beschikking van 13 maart 2025
in de zaak van
[verzoeker] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekende partij,
advocaat: mr. C.G. Verburg,
tegen
ACT COMMODITIES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verwerende partij,
advocaat: mr. J. van Borssum Waalkes.
Partijen worden hierna [verzoeker] en ACT genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 7 oktober 2024 met producties,
- de beschikking van 31 oktober 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het verweerschrift met producties,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 februari 2025 en de daarin vermelde stukken,
- het bericht van ACT van 4 maart 2024 met een opmerking bij het proces-verbaal.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is een onderneming die twee biogasfabrieken in aanbouw heeft, met als doel de productie en verkoop van groen gas, waaronder biomethaan. ACT is een onderneming die zich richt op handel in onder andere biomethaan.
2.2.
[verzoeker] en ACT hebben vanaf april 2023 onderhandelingen gevoerd over de onderlinge koop en verkoop van biomethaan. Op 24 februari 2024 hebben partijen een
Term Sheet Biomethane(hierna: TSB) ondertekend met daarin de essentialia van de voorgenomen samenwerking, zoals de leverings- en afnameverplichtingen, de koopprijs en de duur van de overeenkomst.
2.3.
De heer [naam 1] van ACT heeft op 5 juni 2024 de onderhandelingen afgebroken in een e-mail aan de heren [naam 2] en [naam 3] van [verzoeker] , met als reden: “
Onze eindafnemer heeft zich teruggetrokken uit deze transactie.”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank om op grond van artikel 186 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) een voorlopig getuigenverhoor te bevelen.
3.2.
Aan het verzoek legt [verzoeker] ten grondslag dat zij belang heeft bij een voorlopig getuigenverhoor om de aansprakelijkheid van ACT te kunnen onderzoeken. [verzoeker] wil onderzoeken met welke eindafnemers en gasvervoerders ACT contact had en hoe dit contact verliep. Met name de periode tussen 24 februari – na het ondertekenen van de TSB – en 5 juni 2024 – toen de onderhandelingen werden afgebroken – is relevant voor [verzoeker] .
3.3.
De onderhandelingen tussen [verzoeker] en ACT waren al in een vergevorderd stadium, de TSB was al ondertekend en over en weer was vertrouwen gewekt dat de onderhandelingen tot overeenstemming zouden leiden. Dit contact is vastgelegd in e-mailcorrespondentie, maar [verzoeker] wil meer inzicht krijgen in wat is besproken in de (telefoon)gesprekken tussen medewerkers van [verzoeker] en ACT. Dit feitencomplex is vooralsnog incompleet.
3.4.
Met de samenwerking had [verzoeker] rekening gehouden bij de financiering van de twee biogasfabrieken. [verzoeker] meent dat zij schade heeft geleden door het eenzijdig afbreken van de onderhandelingen. Voor deze schade wil zij ACT aansprakelijk stellen.
3.5.
[verzoeker] verzoekt de volgende personen, die betrokken waren bij de onderhandelingen, als getuige op te roepen:
  • De heer [naam 1] , manager bij ACT,
  • De heer [naam 2] , adviseur van [verzoeker] ,
  • De heer [naam 3] , CFO van [verzoeker] .
3.6.
ACT verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en betwist primair het door [verzoeker] gestelde belang op grond van artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bij het voorlopig getuigenverhoor. De onderhandelingen zijn immers gedetailleerd schriftelijk vastgelegd, zoals in de TSB en in door [verzoeker] zelf overgelegde e-mailcorrespondentie. [verzoeker] heeft bovendien niet gesteld dat zij haar positie beter wil kunnen beoordelen alvorens een eventuele procedure te starten. Deze noodzaak van een getuigenverklaring ontbreekt ook, omdat de voornoemde heren [naam 2] en [naam 3] werkzaam zijn bij [verzoeker] en in die hoedanigheid een schriftelijke verklaring kunnen opstellen. Ten aanzien van hen is een getuigenverhoor daarom overbodig.
3.7.
Subsidiair en voor zover geoordeeld wordt dat [verzoeker] voldoende belang heeft bij een voorlopig getuigenverhoor, meent ACT dat de getuigenverhoren beperkt moeten worden tot mondelinge verklaringen van de voornoemde heer [naam 1] over de eindafnemers van ACT en het contractsvolume.

4.De beoordeling

4.1.
Het wettelijk uitgangspunt staat in artikel 186 Rv: in gevallen waarin getuigenbewijs is toegestaan beveelt de rechter een voorlopig getuigenverhoor als een belanghebbende daarom verzoekt. Dan moet wel aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan. Die voorwaarden staan in artikel 187 lid 3 Rv en hebben te maken met de inhoud van het verzoekschrift en met het doel van het voorlopig getuigenverhoor. In het verzoekschrift moet de verzoeker duidelijk vermelden waar de zaak globaal om gaat, wat hij vordert of wil vorderen, welke feiten hij wil bewijzen en wie de getuigen zijn. Vooral wat hij wil bewijzen moet voldoende duidelijk zijn voor de rechter en de wederpartij. Ook moet duidelijk genoeg zijn wat de getuigen daarover kunnen verklaren. Heel gedetailleerd hoeft de verzoeker niet te zijn, omdat een voorlopig getuigenverhoor nu juist dient om onduidelijkheden op te helderen en om degene die om het verhoor verzoekt in staat te stellen te beoordelen of het zinvol is een voorgenomen vordering in te stellen.
4.2.
Als aan de formele eisen van het verzoekschrift is voldaan, kan de rechter het verzoek toch afwijzen. Dat kan als de verzoeker misbruik maakt van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken (artikel 3:13 BW). Daarvan kan sprake zijn als het belang van de verzoeker veel minder zwaarwegend is dan het belang van de wederpartij bij het niet houden van een voorlopig getuigenverhoor. Ook kan het verzoek in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde, bijvoorbeeld omdat het verzoek wordt gedaan op een moment dat het houden van een voorlopig getuigenverhoor een lopende procedure te veel doorkruist. De rechter kan ook oordelen dat er een andere, zwaarwegende reden is om het verzoek toch af te wijzen. Daarnaast kan van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te vragen geen gebruik worden gemaakt, als de verzoeker onvoldoende belang heeft bij toewijzing van het verzoek (artikel 3:303 BW).
4.3.
Het verzoek van [verzoeker] voldoet aan de vereisten van artikel 187 lid 3 Rv en er is geen afwijzingsgrond van toepassing. [verzoeker] heeft voldoende toegelicht welke onderdelen van het feitencomplex relevant zijn voor een eventuele aansprakelijkstelling, namelijk het contact tussen ACT en haar eindafnemers en gasvervoerders, en de (telefoon)gesprekken tussen de in 3.5 genoemde betrokken medewerkers. Bij de mondelinge behandeling is besproken dat de heren [naam 2] en [naam 3] van [verzoeker] bereid zijn om ten behoeve van een efficiënt verloop van het getuigenverhoor vooraf een schriftelijke verklaring in te dienen, waarover zij kunnen worden bevraagd.
4.4.
De rechter ziet geen reden om de omvang van het voorlopig getuigenverhoor te beperken tot de heer [naam 1] , zoals ACT subsidiair verzoekt. Het inperken van een voorlopig getuigenverhoor is slechts toegestaan om redenen van goede procesorde. Een dergelijke reden is niet gesteld of gebleken.
4.5.
De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, moeten ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank worden opgegeven. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld ten minste 60 minuten duurt. De rechtbank verzoekt de advocaat van [verzoeker] een reële tijdsplanning te maken, zo nodig in overleg met de advocaat van ACT.
4.6.
Omdat de advocaat van ACT al in het bezit is van het verzoekschrift en een afschrift van deze beschikking ontvangt, is [verzoeker] niet gehouden ACT een afschrift van deze stukken te verstrekken.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor,
5.2.
benoemt een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank tot rechter-commissaris,
5.3.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Amsterdam, Parnassusweg 280,
5.4.
bepaalt dat [verzoeker]
binnen twee wekenna de datum van deze beschikking schriftelijk aan de rechtbank de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
mei tot en met augustusmoet opgeven waarna dag en tijdstip van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Bockwinkel, rechter, bijgestaan door mr. Z.A. Mees, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2025.