ECLI:NL:RBAMS:2025:1423

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
10452726 \ CV EXPL 23-5473
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek in consumentenbescherming bij overeenkomst tussen Ziggo en gedaagde

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is er een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Ziggo Services B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, Ziggo, stelt dat de gedaagde in de uitoefening van haar bedrijf een overeenkomst heeft gesloten voor de levering van internet en televisie. Dit heeft implicaties voor de consumentenbescherming, aangezien als de gedaagde als consument wordt aangemerkt, zij recht heeft op bescherming onder de wet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het aan Ziggo is om te bewijzen dat de overeenkomst in het kader van een onderneming is gesloten, en dat de gedaagde geen consumentenbescherming geniet. De rechter heeft verwezen naar het Costea-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat relevant is voor de beoordeling van de status van de gedaagde als consument. De rechter heeft Ziggo de gelegenheid gegeven om haar stelling nader te onderbouwen en heeft de zaak verwezen naar de rol voor een akte. De eisende partij moet de akte ten minste twee weken voor de rolzitting aan de gedaagde sturen, met de juiste mededeling. De verdere beslissing is aangehouden, en de zaak wordt op een later moment opnieuw beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10452726 \ CV EXPL 23-5473
Vonnis van 31 januari 2025
in de zaak van
ZIGGO SERVICES B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders (Groningen),
tegen
[gedaagde] , voorheen handelende onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij stelt in de dagvaarding dat gedaagde partij in de uitoefening van haar bedrijf een overeenkomst heeft gesloten met eisende partij. Als die stelling juist is, geniet gedaagde partij in beginsel geen consumentenbescherming. Het is daarom aan de kantonrechter om ambtshalve na te gaan of die stelling van eisende partij juist is.
2.2.
Gelet op de aard van de dienstverlening van eisende partij, te weten het leveren van internet en tv, het leveringsadres van de diensten, te weten het woonadres van gedaagde partij en de omstandigheid dat de naam van de werkzaamheden van het voormalige bedrijf van gedaagde partij doet vermoeden dat hij verkeersregelaar was, welk beroep in de regel niet binnenshuis wordt uitgeoefend, zal eisende partij haar stelling dat gedaagde partij de overeenkomst heeft gesloten in de uitoefening van haar onderneming nader moeten toelichten en onderbouwen.
2.3.
De enkele omstandigheid dat iemand een onderneming drijft, dan wel de keuze maakt voor het afnemen van een zakelijk product, is immers niet allesbepalend voor de vraag of diegene al dan niet als consument is aan te merken. Het begrip consument is een objectief begrip. Van belang is met welk doel de overeenkomst is aangegaan, wat met name moet worden afgeleid uit de aard van de dienst waarop de betrokken overeenkomst betrekking heeft (HvJEU 3 september 2015, C-110/14, ECLI:EU:C:2015:538 (Costea)).
2.4.
Mocht moeten worden geconcludeerd dat gedaagde partij als consument is aan te merken, zal eisende partij gemotiveerd moeten stellen op welke wijze zij heeft voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast moet de overeenkomst worden getoetst aan Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Eisende partij krijgt de gelegenheid zich ook hierover – al dan niet subsidiair – uit te laten in de door haar te nemen akte.
2.5.
De zaak wordt verwezen naar de rol voor een akte aan de zijde van eisende partij.
2.6.
Eisende partij dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Eisende partij wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
2.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
vrijdag 28 februari 2025 om 10.00 uurvoor het nemen van een akte door eisende partij zoals bepaald in overwegingen 2.2 en 2.4,
3.2.
bepaalt dat eisende partij aan gedaagde partij moet toesturen, overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.6,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2025.
991