Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
[eiser] ADVIES B.V.
1.Waar gaat de zaak over?
2.De procedure
- de dagvaarding van 16 april 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
- het tussenvonnis van 21 augustus 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte overlegging producties van [eiser] ,
- de akten overlegging producties van Brown,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 november 2024 en de daarin genoemde stukken.
3.De feiten
24 april 2023 heeft [eiser] aan Brown een opdrachtbevestiging gestuurd. Daarin is vermeld dat [eiser] zijn werkzaamheden voor Brown verricht tegen een uurtarief van € 225,00, vermeerderd met 21% btw, deurwaarderskosten en griffierecht.
Nu ik nog geen schrijven heb gezien richting wederpartij ter ondersteuning van een schikkingspoging en geen voorbereidingen op de zitting aankomende dinsdag, moet ik toch wel mijn zorgen aangeven. Mij was verzekerd dat ik de VSO met een gerust hart kon tekenen.(…)
Ik kom nu tot het inzicht dat de VSO kennelijk niet voldoet. En de druppel is wel bereikt.(…)
Dit is absoluut geen persoonlijke aanklacht, maar ik moet mijn positie zeker stellen. Vandaar deze e-mail. Daarnaast blijf ik met tal van vragen zitten (zie hieronder 1 t/m 14).”
Ik moet reeds geruime tijd ervaren dat het vertrouwen van jou in mij als advocaat met gerede twijfel is omgeven.(…)
In ons telefoongesprek van jongstleden vrijdag 22 december moest ik tot mijn oprechte spijt constateren dat het vertrouwen van jou in mij verre van hersteld is.(…)
In het kader van de Gedragsregels voor Advocaten, specifiek in overeenstemming met artikel 14, lid 2(…)
, ben ik als advocaat verplicht om te handelen in het belang van de cliënt en de rechtspleging. Indien er twijfels ontstaan over de continuïteit van het noodzakelijke vertrouwen tussen de cliënt en de advocaat, wordt het beëindigen van de juridische vertegenwoordiging beschouwd als een geoorloofde maatregel juist om de belangen van jou als cliënt te waarborgen. (…)
Om de integriteit van het juridische proces te waarborgen en het belang van een gezonde vertrouwensrelatie te erkennen, zie ik mijzelf genoodzaakt mijn dienstverlening als advocaat van jou en BJR per heden te beëindigen. Ik begrijp dat dit een ingrijpende beslissing is, maar het is van cruciaal belang dat cliënten de mogelijkheid hebben om een advocaat te kiezen waar zij volledig op vertrouwen.(…)
4.Het geschil
5.De beoordeling
28 november 2023 van Brown en het telefoongesprek dat hij op 22 december 2023 met Brown had. Op grond van regel 14 van de gedragsregels voor de advocatuur (hierna: de gedragsregels) is hij in zo’n situatie verplicht de overeenkomst te beëindigen. Ook waren partijen het niet eens over de te varen koers omdat [eiser] geen voorstander was van het kort geding van 5 december 2023. Daarnaast was sprake van een moeizame communicatie en had Brown de factuur van november 2023 niet betaald.
14 dagen). Deze beperkte overschrijding van de betaaltermijn kan niet leiden tot een vertrouwensbreuk of op zichzelf een reden zijn voor het genoodzaakt zijn de opdracht te beëindigen.
€ 242.500,00 (het op grond van de vaststellingsovereenkomst te ontvangen bedrag).
€ 19.000,00 aan [eiser] betalen.
-regeling moet worden uitgelegd, moet de rechtbank de regeling uitleggen. Daarvoor kijkt de rechtbank naar de tekst van de incentive-regeling en naar wat partijen over en weer hebben verklaard en aan de hand daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn de omstandigheden bij het aangaan van de prijsafspraak van belang, maar ook van daarna.
-regeling en in de rekenvoorbeelden van [eiser] van 14 juni 2023 en 20 december 2023 is niet genoemd dat kosten in aftrek komen op de opbrengst uit de vaststellingsovereenkomst. In het rekenvoorbeeld is het resultaat gelijkgesteld aan de opbrengst en worden daarop geen kosten in mindering gebracht. In de e-mail van 14 juni 2023 waarin de prijsafspraak is opgenomen, staat dat de aangepaste prijsafspraak, waaronder de incentive-regeling, is gemaakt ook gezien de financiële situatie van Brown. Om die reden heeft [eiser] een lager uurtarief in rekening gebracht, ter compensatie waarvan de incentive-regeling is afgesproken. Een incentive-regeling is naar zijn aard bedoeld om degene die voor zijn betaling afhankelijk is van de opbrengst (in dit geval [eiser] ) te motiveren een zo hoog mogelijke opbrengst voor de cliënt (Brown) te realiseren. Bij zo’n afspraak past in beginsel niet dat kosten, waaronder de kosten van [eiser] zelf, in mindering worden gebracht op de opbrengst. Dat kan anders zijn als daarover iets anders is besproken. Dat is in dit geval niet gebeurd. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden heeft Brown de regeling niet zo mogen begrijpen dat van de opbrengst uit de vaststellingsovereenkomst eerst zijn kosten zouden worden afgetrokken voordat het percentage van [eiser] daarover werd berekend. De rechtbank legt de incentive-regeling dus zo uit dat [eiser] 10% van de opbrengst uit de vaststellingsovereenkomst ontvangt, zonder aftrek van kosten, met een maximum van € 70.000,00.
die in verzuim is” invorderings-maatregelen treft. [eiser] heeft in dat kader alleen aangevoerd wanneer Brown volgens [eiser] in verzuim is geraakt met het betalen van de eindafrekening en de gewerkte uren in december 2023. Zoals hiervoor overwogen is Brown die facturen, opgemaakt op basis van de beëindigingsregeling, niet verschuldigd geworden. [eiser] heeft niet gesteld dat en wanneer Brown in verzuim is geraakt ten aanzien van de subsidiaire vordering; de afrekening op basis van de incentive-regeling zoals hiervoor toegewezen. Dat betekent dat [eiser] onvoldoende naar voren heeft gebracht om te kunnen vaststellen dat Brown in verzuim was toen [eiser] (buitengerechtelijke) invorderings-maatregelen jegens haar heeft getroffen. De rechtbank oordeelt dat dus niet is komen vast te staan dat aan de vereisten van artikel 10 van de algemene voorwaarden is voldaan.
19 december 2023, waarvoor ook bijstand van zijn advocaten nodig was.