ECLI:NL:RBAMS:2025:1381

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
13/271798-23 (zaak A - Luxilus) en 13/006490-24 (zaak B - Huana)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor moord, poging doodslag en wapenbezit in Amsterdam

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 25-jarige man, die werd beschuldigd van moord op een 18-jarig slachtoffer, poging doodslag op een 17-jarig slachtoffer, en verboden wapenbezit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 12 oktober 2023 in Amsterdam [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd door hem met een vuurwapen in het hoofd te schieten. De verdachte heeft [slachtoffer 1] ook neergeschoten, die ernstig gewond raakte maar overleefde. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 25 jaar op, met aftrek van het voorarrest, en voegde een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel toe. De vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder de ouders van het dodelijke slachtoffer en het slachtoffer van de poging doodslag, werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank materiële en immateriële schadevergoeding toekende. De zaak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de impact op slachtoffers en hun families.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13.271798.23 en 13.006490.24 (ter terechtzitting gevoegd)
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/271798-23
(zaak A - Luxilus)en 13/006490-24
(zaak B - Huana) (ter terechtzitting van 23 januari 2024 gevoegd)
Datum uitspraak: 4 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] ,
nu gedetineerd in de [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 en 23 januari 2025 en 4 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. M.L.A. ter Veer en R.N. Refos (hierna gezamenlijk aangeduid als: de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof en zijn raadsvrouw mr. Y.A. Samseij naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen mr. N.J. Hoogenboom namens de benadeelde partijen en nabestaanden [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] naar voren heeft gebracht, van de verklaring die [benadeelde partij 3] in het kader van het spreekrecht namens hen heeft voorgedragen en van hetgeen mr. W. van Egmond namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlasteleggingen

Aan verdachte is in
zaak A (onderzoek Luxilus)– kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 12 oktober 2023 te Amsterdam als medepleger of alleen heeft schuldig gemaakt aan
1. moord dan wel doodslag op [slachtoffer 2] ;
2. poging moord dan wel poging doodslag op [slachtoffer 1] ;
3. het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie.
Aan verdachte is in
zaak B (onderzoek Huana)– kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 27 september 2023 tot en met 12 oktober 2023 te Amsterdam als medepleger of alleen heeft schuldig gemaakt aan voorbereiding van moord.
De volledige tenlasteleggingen zijn opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en gelden als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Zaak A:
De officier van justitie heeft gerekwireerd overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir en de aantekeningen in repliek tot bewezenverklaring van alle in zaak A tenlastegelegde feiten. Volgens de officier van justitie heeft verdachte zich op 12 oktober 2023 schuldig gemaakt aan moord op [slachtoffer 2] en poging tot moord op [slachtoffer 1] . Daarnaast heeft hij een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. De officier van justitie vindt het medeplegen niet bewezen zodat verdachte van dat deel van de tenlasteleggingen moet worden vrijgesproken. De bewijsuitsluitingsverweren dienen te worden verworpen. Het door de raadsman bij dupliek gedane verzoek tot het horen van [slachtoffer 1] als getuige dient te worden afgewezen omdat [slachtoffer 1] al als getuige is gehoord en de verdediging in de gelegenheid is geweest hem te bevragen.
Zaak B:
De officier van justitie heeft gerekwireerd overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir en de aantekeningen in repliek tot bewezenverklaring van medeplegen van voorbereiding van moord. Volgens de officier van justitie heeft verdachte in de tenlastegelegde periode samen met anderen een mobiele telefoon, een afbeelding van een persoon genaamd [naam 1] , een jas, een koffer, een bivakmuts en vuurwapens voorhanden gehad ter voorbereiding van moord op die [naam 1] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
Zaak A:
De raadsman heeft overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnotities vrijspraak bepleit. Verdachte heeft in het politieverhoor op 12 december 2023 ontkend de schutter te zijn geweest. Hij heeft zich in de overige verhoren en ter terechtzitting beroepen op zijn zwijgrecht. De raadsman heeft onder meer – kort samengevat – het volgende aangevoerd. De raadsman zet allereerst vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de verklaringen en uitlatingen van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft zich op enkele punten vergist en heeft meermalen in strijd met de waarheid verklaard. In de in het ziekenhuis opgenomen OVC-gesprekken zegt hij meer dan hij heeft verklaard ten overstaan van de politie. Vervolgens betoogt de raadsman dat de OVC-gesprekken van [slachtoffer 1] in het ziekenhuis en zijn verklaringen van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Het opnemen van vertrouwelijke communicatie in een ziekenhuis maakt een zodanige inbreuk op het medisch beroepsgeheim van artsen dat dergelijk bewijs niet dient te worden toegelaten. De belastende verklaringen van [slachtoffer 1] dat verdachte de schutter is geweest, moeten van het bewijs worden uitgesloten omdat de verdediging het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen. Bij dupliek heeft de raadsman verzocht om [slachtoffer 1] nogmaals als getuige te horen in zaak A indien de rechtbank overweegt de verklaring van [slachtoffer 1] voor het bewijs van betrokkenheid van verdachte bij het levensdelict te gebruiken.
Overigens trekt de raadsman de interpretatie door de politie van de uitspraken van verdachte tegen [naam 2] in het OVC-gesprek in zijn hotelkamer in twijfel. De ANPR- en telecomgegevens bieden geen duidelijkheid en het vermeende motief van verdachte – namelijk dat [slachtoffer 2] de voorbereide moord op [naam 1] zou hebben verpest omdat hij
gesnitchtzou hebben – zou niet uitsluitend voor verdachte gelden.
Subsidiair is er volgens de verdediging geen sprake van voorbedachte raad. Dit allereerst vanwege de vraagtekens omtrent de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] , met name met betrekking tot de exacte toedracht van de gebeurtenissen. Daarnaast wijzen de omstandigheden die de officier van justitie heeft aangehaald ter onderbouwing van de voorbedachte raad niet per se op de aanwezigheid van voorbedachte raad, maar kunnen deze ook anderszins verklaard worden. Voorts is er een contra-indicatie voor voorbedachte raad, namelijk een plotselinge drift bij verdachte, die uit de feiten kan worden afgeleid.
Zaak B:
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft op 16 januari 2025 bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd, waarin hij een alternatief scenario heeft geschetst. Verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar door [slachtoffer 1] en [naam 3] observaties op [naam 1] liet uitvoeren en dat hij [naam 1] ook zelf had geobserveerd, maar dat dit niet zag op het voorbereiden van moord, maar op het beroven van [naam 1] . In het kader daarvan had verdachte de Land Rover geregeld. In de chatgesprekken die zijn aangetroffen in de telefoons van verdachte, [naam 3] en [slachtoffer 1] gaat het niet specifiek over het doden van [naam 1] . De termen die de officier van justitie in het requisitoir heeft uitgelicht, te weten ‘spits zijn’, ‘afmaken’ en ‘activeren’, zijn door het Openbaar Ministerie onjuist geïnterpreteerd. Ook uit de OVC- gesprekken in de ziekenhuiskamer van [slachtoffer 1] kan niet worden afgeleid dat het ging om de voorbereiding van een moord. Bovendien dient terughoudend te worden omgegaan met wat [slachtoffer 1] daar heeft gezegd. Voorts kunnen ook de voorwerpen uit de tenlastelegging dienen tot het begaan van een beroving, en niet enkel tot het begaan van een levensdelict. Het alternatieve scenario van verdachte is niet onaannemelijk zodat hij moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Zaak A (onderzoek Luxilus)
Deze rubriek is als volgt opgebouwd. De rechtbank zal allereerst de relevante onderzoeksbevindingen/bewijsmiddelen in deze zaak benoemen (rubriek 4.3.1.1). Vervolgens zal zij het verweer van de verdediging ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en vervolgens de bewijsuitsluitingsverweren ten aanzien van de OVC-gesprekken van [slachtoffer 1] en van diens verklaringen bespreken. Daarna zal de rechtbank ingaan op het voorwaardelijk verzoek tot het horen van [slachtoffer 1] als getuige (rubriek 4.3.1.2). Tot slot zal de rechtbank uiteenzetten hoe zij de feiten en omstandigheden die uit de bewijsmiddelen zijn gebleken, weegt en beoordeelt en daarbij de vraag beantwoorden of sprake is geweest van opzet en voorbedachte raad (rubriek 4.3.1.3).
4.3.1.1 Relevante onderzoeksbevindingen/bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Melding en aantreffen slachtoffers
Op 12 oktober 2023 omstreeks 00.13 uur werd er melding gemaakt van een schietpartij. De melder was op de Etnastraat te Amsterdam en gaf aan te zijn beschoten en moeilijk te ademen. De vriend van melder zou dood op straat liggen. De verbalisanten die ter plaatse kwamen troffen NN1 aan, die moeilijk ter been was en bloed op zijn kleding had. [2] Verderop, op de Lutkemeerweg, werd NN2 aangetroffen. Hij lag op de grond, bewoog niet en had een schotwond in het hoofd. NN2 werd gereanimeerd. In de omgeving van waar NN2 lag, werden drie patronen en een kogel aangetroffen. [3] NN1 en NN2 werden beiden zwaargewond naar het ziekenhuis gebracht, waar zij zijn geïdentificeerd. NN1 bleek te zijn [slachtoffer 1] en NN2 [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] is kort na aankomst in het ziekenhuis overleden. [4]
Forensische bevindingen
Uit de schouw en sectie op het lichaam van [slachtoffer 2] is gebleken dat hij is overleden door hersenfunctiestoornissen als gevolg van schoten in het hoofd. Er waren elf schotletsels in hoofd en lichaam, passend bij vijf doorschoten en één inschot. Op het behaarde hoofd linksachter zijwaarts waren drie inschoten, eindigend in twee uitschoten en een projectiel. Door deze schotkanalen waren onder andere de grote hersenen en de hersenstam beschadigd. De andere schotkanalen hebben geen noemenswaardige bijdrage geleverd aan het overlijden. [5] Bij een scan werd een kogelpunt in de rechterwang waargenomen. Deze is verwijderd en veiliggesteld voor onderzoek. [6]
Bij [slachtoffer 1] werd een kogelwond in diens hals/nek geconstateerd, waarbij de nekwervel was gebroken en waardoor letsel in de slokdarm was ontstaan. De kogel werd aangetroffen in de wervelkolom. Er was sprake van stemuitval en gehoorverlies. [7] Over de schotwond aan de rechterkant van de hals heeft de behandelend traumachirurg verklaard dat er een wond in de kin zat en dat aan de hals meer naar de buitenzijde een wond zat. Daarnaast zaten er twee schotwonden in het linker schouderblad, waarbij één kogel onder de huid was blijven zitten. [8]
Tijdens het forensisch onderzoek op de plaats delict is op de rijbaan van de Etnastraat een intacte kogelpunt gevonden en op de rijbaan van de Lutkemeerweg zijn drie hulzen aangetroffen. [9] In de groenstroken aan beide zijden van de Lutkemeerweg zijn nog vijf hulzen aangetroffen. Deze waren alle voorzien van een bodemstempel met opdruk ‘7,65mm Browning’. [10] Gelet op de spreiding van de aangetroffen hulzen is het aannemelijk dat er twee schietmomenten zijn geweest. [11] Er is vergelijkend onderzoek uitgevoerd op de hulzen en de kogels die op de plaatsen delict (Etnastraat en Lutkemeerweg) zijn aangetroffen en de kogel [12] die uit het lichaam van [slachtoffer 1] is verwijderd. Er is beoordeeld of de resultaten van dit indicatief onderzoek worden verwacht wanneer de verschoten munitiedelen afkomstig zijn uit één of meerdere vuurwapens. De conclusie van het onderzoek luidt dat de acht hulzen zijn verschoten met één vuurwapen en dat de kogels zijn verschoten uit de loop van één vuurwapen. Daarnaast komt uit dit onderzoek naar voren dat de afvuursporen in de hulzen zijn verschoten met een (semi) automatisch werkend machinepistool van het kaliber 7,65mm Browning, type Skorpion. De afvuursporen in de kogels passen onder meer bij een wapen van dit type. [13] In een aanvullend rapport is vastgesteld dat dit pistool een vuurwapen is van categorie II van de Wet wapens en munitie en dat de kogelpatronen en hulzen munitie is in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie. [14]
Er is schotrestenonderzoek bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] verricht, waarbij ook de schootsafstand is bepaald. Hierbij zijn onder meer schotrestenfolies onderzocht waarmee de verwondingen D, E en F bij [slachtoffer 2] zijn bemonsterd. [15] Dit betreffen drie dicht bij elkaar gelegen huidperforaties op het behaarde hoofd linksachter zijwaarts. Op die schotrestenfolies zijn sporen aangetroffen die passen bij een relatief korte schootsafstand. De bevindingen van het onderzoek zijn waarschijnlijker (ordergrootte bewijskracht 10-100) wanneer ten minste één schot een schootsafstand tussen 10 en 50 centimeter had, dan wanneer alle schootsafstanden kleiner waren dan 10 centimeter of groter waren dan 50 centimeter. Deze bevindingen doen veronderstellen dat [slachtoffer 2] driemaal schuin van achter in zijn achterhoofd is geschoten met een relatief korte schootsafstand (tussen 10 en 50 centimeter). [16]
De schotwonden die bij [slachtoffer 1] zijn geconstateerd, doen veronderstellen dat er minimaal driemaal op [slachtoffer 1] is geschoten: tweemaal ter hoogte van zijn schouder en eenmaal ter hoogte van zijn nek/hals. Van [slachtoffer 1] is onder meer zijn vest onderzocht. Daarbij zijn zes beschadigingen aangetroffen. [17] Voor de beschadigingen 1 (linker schouder voorzijde) en 2 (capuchon) zijn de bevindingen van het onderzoek veel waarschijnlijker (ordergrootte bewijskracht 100 – 10.000) als de beschadiging is veroorzaakt door een kogel die is afgevuurd met een vuurwapen. Voor de beschadigingen in 3, 4 en 5 (alle in de capuchon) zijn de bevindingen van het onderzoek zeer veel waarschijnlijker (ordergrootte bewijskracht 10.000 - 1.000.000) als de beschadiging is veroorzaakt door een kogel afgevuurd met een vuurwapen. Voor beschadiging 6 (linker schouder achterzijde) zijn de bevindingen iets waarschijnlijker (ordergrootte bewijskracht 2 - 10) als de beschadiging is veroorzaakt door een kogel afgevuurd met een vuurwapen. [18] Op grond van de hiervoor genoemde waarschijnlijkheidskansen, in samenhang bezien met de overige bevindingen (in het bijzonder het bij [slachtoffer 1] aangetroffen letsel), concludeert de rechtbank dat de beschadigingen in het vest zijn veroorzaakt door een of meer kogel(s) afgevuurd met een vuurwapen. Vier van de beschadigingen aan het vest passen bij een inschotbeschadiging, één bij een uitschotbeschadiging en de laatste past bij een schampschot. [19] Voor de beschadigingen 3 en 4 (in de capuchon) zijn de bevindingen van het onderzoek waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen 2,5 en 10 centimeter is, dan wanneer de schootsafstand kleiner is dan 2,5 centimeter of groter is dan 10 centimeter. [20] Voor beschadiging 1 (linker schouder voorzijde) zijn sporen aangetroffen die passen bij een inschotbeschadiging. Bij beschadigingen 3 en 4 bevindt zich een grijze aanslag en op het verkleuringsbeeld van deze beschadigingen zijn zeer intense diffuse verkleuringen aangetroffen. De bevindingen passen daarmee het best bij de situatie wanneer de twee schoten in de rug van het slachtoffer eerst deze beschadigingen heeft veroorzaakt met een schootsafstand tussen 2,5 en 10 centimeter. Daarna kunnen de kogels de beschadigingen 2 en 5 hebben veroorzaakt, waarbij een kogel bij beschadiging 2 een schampschot was en een kogel bij beschadiging 5 een doorschot vanaf de binnenzijde van de capuchon naar de buitenzijde heeft veroorzaakt. Alle voornoemde bevindingen doen veronderstellen dat [slachtoffer 1] tweemaal van dichtbij (2,5 tot 10 centimeter) in zijn rug is geschoten ter hoogte van zijn nek/hals/schouder. [21]
Camerabeelden industrieterrein
Op de camerabeelden van een bedrijf gelegen aan de Etnastraat was het volgende te zien. Op 12 oktober 2023 te 00.04.27 uur kwam er een auto de Etnastraat in rijden, die kwam uit de richting van de Ookmeerweg. Deze auto sloeg om 00.04.29 uur linksaf ter hoogte van de Lutkemeerweg. De auto leek rond 00.04.38 uur in eerste instantie richting de Ookmeerweg te rijden, maar verdween achteruit uit het beeld. Uit het schijnsel van de koplampen was af te leiden dat de auto kennelijk een stukje achteruit de Lutkemeerweg in reed. Rond 00.07.11 uur reed de auto over de Etnastraat richting de Ookmeerweg te Amsterdam. De auto reed kennelijk met grote snelheid. Te zien was dat de voorkant van de auto opveerde, vermoedelijk ten gevolge van het gas geven. Rond 00.07.36 uur passeerde de auto een camera van een ander bedrijf, gevestigd aan de Etnastraat ter hoogte van de Ookmeerweg. Op deze beelden was het kenteken van de auto te zien: [kenteken] . Uit de politiesystemen is gebleken dat er op 22 juli 2023 aangifte is gedaan van diefstal van kentekenplaten met kenteken [kenteken] .
Om 00.13.30 uur is op de camerabeelden van een bedrijf aan de Etnastraat te zien dat er een persoon in beeld kwam lopen. Deze kwam uit de richting van de kruising van de Etnastraat en de Lutkemeerweg en liep over de Etnastraat richting de Ookmeerweg. Rond 00.14.00 uur was te zien hoe deze persoon voorover bukte en zijn handen op zijn knieën liet rusten, terwijl het leek alsof hij steeds moeilijker liep. Om 00.15.13 uur liep deze persoon in de verte linksaf de brug over ter hoogte van de kruising van de Maroastraat met de Etnastraat. Om 00.16.58 uur stopte een politievoertuig ter hoogte van die kruising. Verbalisanten troffen hier [slachtoffer 1] aan. [22]
Autobrand Land Rover
Op 13 oktober 2023 om 13.39 uur werd er bij de meldkamer van de politie melding gemaakt van een autobrand op het parkeerterrein van voetbalclub Roda ’23 aan de [adres] . De melder had twee jongens op een zwarte Vespa S zien wegrijden in de richting van de Maalderij. [23] Ter plaatse bleek de brandende auto een Land Rover met kenteken [kenteken] te zijn. Op enkele meters van de auto lag een spoor van lucifers richting een pakje lucifers met daarnaast twee aanstekers. [24]
Uit de ANPR-registraties van het kenteken [kenteken] blijkt dat er op 11 en 12 oktober 2023 de volgende registraties in de regio Amsterdam zijn vastgelegd:
  • 11-10-2023 te 23:53 uur, Ookmeerweg C6 ri Badhoevedorp
  • 12-10-2023 te 00:03 uur, Ookmeerweg C6 ri Amsterdam
  • 12-10-2023 te 00:08 uur, Ookmeerweg C6 ri Badhoevedorp
  • 12-10-2023 te 00:13 uur, L231, i 25.8, Bosrandweg Amstelveen IN
Volgens Google Maps is de afstand tussen de locatie van de laatste ANPR-registratie en de voetbalclub Roda ’23 1,2 kilometer, een afstand die per auto in drie minuten is af te leggen. [26] Uit camerabeelden van Roda ’23 is het volgende gebleken. Op 12 oktober 2023 om 00.16.20 uur was een schittering van twee koplampen in de reflectie van de ramen van het huis achter het bushokje te zien. Dit huis is gelegen aan de [adres] , tegenover Roda ’23. Om 00.22.11 uur rende één persoon op de Noorddammerweg, vermoedelijk vanuit de richting van het parkeerterrein van Roda ’23. Deze persoon rende achter het bushokje langs over de Noorddammerweg in richting van de Beneluxbaan en verdween uit beeld. [27]
Uit beelden van beveiligingscamera’s aan de woning aan [adres] bleek het volgende. Op 13 oktober 2023 omstreeks 13.31 uur kwam er een donkerkleurige scooter aangereden. Deze reed in de richting van het parkeerterrein van Roda ’23. Op de scooter zaten twee personen, die in het zwart gekleed waren en een zwarte helm op hadden. Om 13.39 uur reed dezelfde scooter terug in de richting van de Noordammerlaan te Amstelveen. [28]
OVC-gesprek verdachte
Tijdens de observatie van verdachte op 16 oktober 2023 is gezien dat verdachte in het Best Western Hotel te Amstelveen verbleef. Vanaf 18 tot en met 31 oktober 2023 is in de hotelkamer van verdachte vertrouwelijke communicatie opgenomen (de zogenoemde OVC-gesprekken). Op 25 oktober 2023 omstreeks 00.42 uur is het volgende gesprek tussen verdachte en [naam 2] opgenomen. [29]
“ [naam 2] : Maar met iets groots bezig? En je zegt niks?
[verdachte] : Dat weet je toch.
[naam 2] : Maar niffo
(noot verbalisant: straattaal voor neef)je begrijpt dat je elke dag met mij bent toch.
[verdachte] : Ik heb jullie allebei gezegd broer met mij omgaan is risico.
[naam 2] : Maar je moet weten, maar het is dan toch beter dat ik weet wat ik kan verwachten toch en dat wat ik moet doen toch? Als het opeens verkeerd gaat.
[verdachte] : Maar weet je wat het is? Hoe minder jij weet des te minder jij kan zeggen toch?
[naam 2] : Nee, ik hoef ook niet alles te weten. [30]
[…]
[verdachte] : Broer ik heb die mannen van
(ntv) (de rechtbank begrijpt: niet te verstaan)gebeld man... Je moet weten. Ik heb ze niet op een normale manier gebaard
(noot verbalisant: straattaal voor geroepen). Ik heb wel…
(noot verbalisant: Ik hoor 5 keer een handpalm tegen een vuist aan slaan). Ik heb ze geflasht, geflasht
(noot verbalisant: straattaal voor genaaid).Jawel broer! Ik heb gezegd van [naam 4] (
fon). Je weet toch. Wat nu gaande is baar
(noot verbalisant: straattaal voor roepen)me niet en jullie nekken
(noot verbalisant: straattaal voor kennen)mij niet. Je weet toch als wij bewegen we bewegen djikili
(noot verbalisant: straattaal voor snel). Hij weet gewoon van [naam 5] (
fon).
[naam 2] : Hij weet wat gaande is.
[verdachte] : Hij sowieso wats gaande
(noot verbalisant: straattaal voor wat er aan de hand is).
Noot verbalisant: verdachte gaat fluisteren.
[verdachte] : Broer die chaos is gebeurd toch. Die avond van die ding toch. Ik was osso met izjen
(noot verbalisant: Marokkaans voor het lidwoord een)bitch. Die bitch van air
(noot verbalisant: Club Air)toch. Toen kwam die belletje. Letterlijk. Letterlijk he. Een anderhalf uur weggeweest. In die anderhalf uur is alles gebeurd bro. Wollah. Taxi naar West. In west ik pak waggie
(noot verbalisant: straattaal voor auto).Pam. Pam. Doef. Doef. Terug naar buurt.
[naam 2] : Bij. Bij. Bij. Zo een bruggetje ofzo? Er was een foto geplaatst.
[verdachte] : Uhu. Paf. Paf. Ik pak waggie
(noot verbalisant: auto). Zjoeeff, snellie
(noot verbalisant: straattaal voor snelweg).Tsjoef. Tsjoef. Waggie
(noot verbalisant: straattaal voor auto)hiernaast bij mijn oude voetbal. Ik trap die ding met benzine en ik pak die brikka
(noot verbalisant: straattaal voor aansteker).Kanker
(noot verbalisant: zegt [verdachte] op een balende toon). Ik kan die waggie niet laten opblazen. Loussou
(noot verbalisant: straattaal voor weg gaan).Osso
(noot verbalisant: straattaal voor thuis)gepakt. Alle kleding uit. Ik ga gewoon korte broek en mouwen. Wollah
(noot verbalisant: Arabisch voor ik zweer).De rest alle kleding was al weg. Ik krijg gewoon buikpijn man.” [31]
Uitlatingen [slachtoffer 1] OVC-gesprekken
[slachtoffer 1] is vanaf 12 oktober tot en met 14 november 2023 opgenomen geweest in het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam. In de ziekenhuiskamer waar hij verbleef is in de periode van 18 oktober tot en met 4 november 2023 vertrouwelijke communicatie opgenomen Met ‘ [bijnaam 1] ’ wordt in dit gesprek [slachtoffer 2] bedoeld. Met [bijnaam 2] / [bijnaam 2] of [voornaam verdachte] wordt [verdachte] bedoeld. [32] Op 29 oktober 2023 omstreeks 15.02 uur heeft het volgende gesprek tussen [slachtoffer 1] en diens tante plaatsgevonden. [33]
Sessie 991:
De verbalisant heeft samengevat dat [slachtoffer 1] en zijn tante praten over dat de dader gepakt is. [slachtoffer 1] zegt dat hij gebeld was door hem en dat hij naar beneden moest. Hij is naar beneden gegaan en daar was hij met een waggie. […]
“Tante: Dus hij zei tegen jou, kom naar beneden, en toen zei hij bel je mattie, want hij zou het geld geven aan je mattie.
[slachtoffer 1] : Dat is wat ik dacht. […] Ik heb mijn mattie gewoon gebeld
ntvmaar ik had dit niet verwacht snap je. Als ik dit had verwacht was ik zelf niet eens naar beneden gegaan.
Tante: En om hoeveel geld ging het?
[slachtoffer 1] : 500 euro […] Ja, hij had hem wat verkocht maar dat ding deed gek, dus toen had die mattie van mij teruggebracht, toen had ik hem gebeld van he joh, ding doet gek, je weet toch, kom die doekoe brengen. Hij zei oke is goed. Een dag van te voren was ik met die mattie van mij aan het chillen.” [34]
Sessie 992:
De verbalisant heeft samengevat dat [slachtoffer 1] in is gesprek met zijn tante over de schietpartij. Hij vertelt dat hij 112 heeft gebeld en gezegd heeft dat hij is geschoten.
“Tante: Dus hij is die avond met die auto gekomen?
[slachtoffer 1] : Ja, hij heeft niet eens een rijbewijs. [35]
[…]
Tante: Maar had jij ook zeg maar… datgene… dus hij vroeg op een gegeven moment aan die man, moet jij mij niet iets vertellen? Jullie hebben geen idee waar hij het over heeft? Van moet jij mij niet wat vertellen, moet jij mij niet wat vertellen?
[slachtoffer 1] : Hij zei uiteindelijk van, jij bent naar die
ntvik moest iemand observeren, hij moest degene toen
ntvhij zegt dat mijn mattie naar diegene is gegaan en heeft gezegd joh, die en die zoekt je. Broer, ik kan mijn hand in het vuur zetten, deze man zou dit niet doen, hij zou dit
neverdoen.” [36]
Sessie 993:
“Tante: Ik weet niet hoe iemand dacht zeg maar. Ik begrijp niet hoe hij dacht hiermee weg te kunnen komen,
[slachtoffer 1] : Maar die auto is verderop in de fik gestoken.
Tante: Ja maar je moet je voorstellen. Hij belt jou op jouw telefoon.
[slachtoffer 1] : Met mijn telefoon he. Deze man, broer, ik had twee telefoons, die man zegt he kan ik die ene gebruiken, maar dat is van mij, mijn iCloud staat erop. Iedere melding die ik krijg, krijgt hij ook. Dus ik weet sowieso niet wat hij dacht. Hij dacht...ik weet het niet, ik weet het echt niet.
Tante: Ja.. dus hij zat op jouw iCloud, dus hij ja… Ik snap wat je bedoelt… Maar sowieso, ik weet niet hoe hij dacht hiermee weg te kunnen komen. Hij belt jou, kom naar beneden. Jij belt je mattie, er zijn twee telefoons, twee telefoons is toch easy voor de politie om uit te lezen te traceren. Ik weet niet, ik vraag mij af of die persoon goed is in zijn hoofd. [37]
[…]
De verbalisant heeft samengevat dat [slachtoffer 1] aangeeft dat [naam 3] (vermoedelijk [naam 3] ) er niets van afwist.
Tante: Geen idee, dus jullie doen niet alles samen?
[slachtoffer 1] : Wij doen alles samen maar die dag was hij er niet.
Tante: Maar wist hij van dat die brotha heeft gezegd dat [bijnaam 1] wist dat die man.
[slachtoffer 1] : Niemand weet dat. Hij heeft het gezegd in die waggie.
Tante: Toen pas?
[slachtoffer 1] : Ja, niemand wist dat, hij had niks van te voren tegen niemand gezegd. Hij kwam daar ook helemaal niet om te praten, want die man gezegd heeft in die waggie, klopt niet. Hij zegt tegen die mattie van mij stap uit. Mattie van mij smeken.
Tante: Was hij bang [bijnaam 1] ?
[slachtoffer 1] : Hij was doodsbang
Tante: Zag je het aan hem?
[slachtoffer 1] : Die man was aan het smeken, serieus aan het smeken, hij zei alsjeblieft doe dit niet, alsjeblieft, ik heb niks gezegd. Broer, zonder gevoel, die man heeft niet gelopen, hij heeft hem voor die auto en keek. Hij heeft hem voor die auto gelost, ik stap uit, ik zeg hem joh. Maar hij rent gelijk op mij af, die man lost. [38]
[…]
Tante: Hoelang chillde jij al met deze gast?
[slachtoffer 1] : Met deze? ntv.
[…]
[slachtoffer 1] : Zijn echte naam is [voornaam verdachte] .
Tante: [voornaam verdachte] en hoe noemen jullie hem?
[slachtoffer 1] : [bijnaam 2] .
Tante: [bijnaam 2] en hoe lang chillden jullie al met die [bijnaam 2] ?
[slachtoffer 1] : […] Wij chillden al een tijdje, of ik chillde al een tijdje. [bijnaam 1] net pas.” [39]
Verklaring [slachtoffer 1]
heeft op 3 november 2023 aangifte gedaan. Hij heeft verklaard over [voornaam verdachte] die uit [plaats] komt en die als bijnaam [bijnaam 2] heeft (de rechtbank begrijpt: verdachte). Kort weergegeven heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte degene is die op hem geschoten heeft. [slachtoffer 2] of [bijnaam 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) was hierbij aanwezig; ze waren met zijn drieën. [40] Er was geen andere partij bij betrokken. Verdachte had [slachtoffer 1] op 11 oktober 2023 gebeld en had gezegd dat hij naar beneden moest komen. [41] Verdachte haalde [slachtoffer 1] vervolgens op met een auto. Hij vroeg [slachtoffer 1] waar [slachtoffer 2] was en zei dat [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] moest bellen, wat [slachtoffer 1] deed. Met de auto haalden ze [slachtoffer 2] op bij diens stiefmoeder. [42] dacht dat ze naar de Mac (
de rechtbank begrijpt: de McDonald’s) toe reden, maar verdachte reed erlangs. Ze reden naar een afgelegen plek. Verdachte zei tegen [slachtoffer 2] : “Moet jij mij niet iets vertellen?”. [43] Toen [slachtoffer 2] dit ontkende, zei verdachte: “Ik ga je nog één keer de kans geven om het eerlijk te zeggen”. [slachtoffer 2] zei niet te weten waar verdachte het over had. Verdachte zei tegen [slachtoffer 2] dat hij uit moest stappen. [44] Op het moment dat [slachtoffer 2] uitstapte, stapte verdachte ook uit en trok hij zijn wapen. Hij zei tegen [slachtoffer 2] : “lopen”. [45] Daarop heeft verdachte [slachtoffer 2] neergeschoten. Verdachte was twee stappen van [slachtoffer 2] verwijderd toen hij begon te schieten. [46] stapte uit en zei tegen verdachte: “Wat doe je?”. Daarop draaide verdachte om en schoot op [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] verklaart dat verdachte voor zijn gevoel op zijn hoofd richtte, waarop [slachtoffer 1] opzij ging en in zijn schouder werd geraakt. [47] kan zich niet herinneren hoe vaak er op hem is geschoten. [slachtoffer 1] is op de grond gevallen. Toen hij wakker werd, waren verdachte en de auto weg. [slachtoffer 1] is gaan lopen en heeft 112 gebeld. Hij is over een bruggetje gelopen.
Ringdeurbelbeelden
Op de videodeurbelbeelden van de woning van [slachtoffer 1] aan de [adres] was te zien dat hij op 11 oktober 2023 te 23.40 uur zijn woning verliet en de lift naar beneden nam. [48]
Uit de beelden van de videodeurbel aan de woning van de stiefmoeder van [slachtoffer 2] bleek dat [slachtoffer 2] op 11 oktober 2023 om 22.42 uur aankwam bij de woning. Op diezelfde dag om 23.49 uur verliet [slachtoffer 2] de woning. Het leek alsof hij de voordeur niet dichttrok maar langzaam iets dichter deed. Daarna rende hij met een huppel richting de [straat] . [49]
Verklaring stiefmoeder [slachtoffer 2]
De stiefmoeder van [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] woensdagavond
(de rechtbank begrijpt: 11 oktober 2023rond 22.45 uur bij haar thuis kwam. Ze hebben toen een uurtje gezeten. [slachtoffer 2] gaf aan dat hij iets had gekocht dat hij het niet zo goed vond en het heeft teruggebracht en zijn geld ging ophalen. [50] Hij was aan het appen en bellen. Hij zei: “Ik kom eraan”. [slachtoffer 2] ging zonder jas of tas weg en zei: “Ik kom eraan en ga even mijn geld halen.” Hij liet de deur op een kier. [51]
Telefoonverkeer verdachte en [slachtoffer 1]
Onder [slachtoffer 1] is een iPhone XR aangetroffen, die is onderzocht. De Apple ID van de iPhone XR luidde [ID telefoon] , [ID telefoon] . In diverse berichten die via communicatieapplicaties naar de telefoon zijn gestuurd, werd de gebruiker van de telefoon ‘ [voornaam slachtoffer 1] ’ genoemd. Dit is de voornaam van [slachtoffer 1] . Verder werden er talloze selfie-filmpjes van [slachtoffer 1] en filmpjes van zijn slaapkamer in de telefoon aangetroffen. [52] Gelet op het voorgaande stelt de politie dat het zeer aannemelijk is dat [slachtoffer 1] de hoofdgebruiker van de telefoon is. In de telefoon is een chatgesprek van 11 oktober 2023 tussen [slachtoffer 1] en een account genaamd ‘hinderlijk [bijnaam 2] ’ aangetroffen. In de chat stuurde [slachtoffer 1] een bericht naar [bijnaam 2] dat [bijnaam 1] vroeg of hij die tweehonderd euro had. Verdachte liet daarop weten dat hij langs zou komen en het dan zou geven. Om 23.37 uur vroeg verdachte aan [slachtoffer 1] waar hij was. Om 23.38 uur had [slachtoffer 1] een gemiste oproep van verdachte. Verdachte stuurde [slachtoffer 1] om 23.38 uur ‘Jo’, waarop [slachtoffer 1] antwoordde dat hij net thuis is aangekomen. [53]
Historische verkeersgegevens telefoon verdachte
Op 25 oktober 2023 werd bij verdachte een iPhone 12 in beslag genomen onder goednummer 788765. Op de telefoon zijn meerdere selfies van verdachte aangetroffen. De achtergrond van een van de selfies, die gemaakt is op 25 oktober 2023 te 16.41 uur en op dat tijdstip ook is verstuurd door de gebruiker van de telefoon, komt overeen met het interieur van een hotelkamer in het Easy Hotel te Den Haag. [54] Tijdens een observatie is gezien dat verdachte op 25 oktober 2023 om 16.05 uur dat hotel in ging. [55] In de contactenlijst van de telefoon stonden onder het telefoonnummer van advocaat Paniagua, een telefoonnummer dat was gekoppeld aan twee voornamen die binnen het onderzoek bekend staan als de (ex-) vriendinnen van verdachte en een telefoonnummer onder de naam ‘ [naam 6] ’, dat vermoedelijk in gebruik is bij [naam 6] . [56] Uit de data van de telefoon blijkt dat verdachte de hoofdgebruiker is van de iPhone met IMEI-nummer [nummer] . Dat IMEI-nummer werd in de periode van 11 tot en met 13 oktober 2023 gebruikt in combinatie met telefoonnummer + [telefoonnummer] . Op 11 oktober 2023 om 19.00 uur maakte het telefoonnummer gebruik van cell-id’s aan de Arenaboulevard te Amsterdam. Daarna, om 23.37 uur, maakte het nummer gebruik van een cell-id aan de [adres] . De afstand tussen die zendmast en de woning van de stiefmoeder van [slachtoffer 2] aan de [adres] is hemelsbreed 450 meter. Hierna waren er gedurende een uur geen registraties. Vervolgens maakte het nummer vanaf 12 oktober 2023 om 00.38 uur tot 11.25 uur gebruik van cell-id’s aan de [adres] . Dit is in de omgeving van de woning van verdachte. [57]
Chat autobrand
Verdachte is op 25 oktober 2023 aangehouden. Hij zat op dat moment als bijrijder in de auto bij [naam 2] . [58] Bij doorzoeking van de auto is onder de bijrijdersstoel een telefoon aangetroffen, [59] die is onderzocht en uitgelezen. De gebruikersdata begonnen vanaf 12 oktober 2023. Via Google Maps is er onder meer gezocht naar het adres Grutterij 5 te Amstelveen het adres van het Best Westernhotel, waar verdachte destijds verbleef. [60] In de telefoon werd het volgende Signal-chatgesprek aangetroffen van 13 oktober 2023, tussen de gebruiker van de Signal applicatie met accountnaam [accountnaam] en contactpersoon ‘ [contactpersoon] ’:
[contactpersoon] 11.36 uur: Ik regek zo alles ja. Regel
[accountnaam] 11.36 uur: Isgoed broeder
[contactpersoon] 11.36 uur: Die waggie word zo gefikt. Alles komt goed.
[…]
[contactpersoon] 11.37 uur: k fiks zo alles fa nu even naar de moskee broski.
[accountnaam] 11.38 uur: Gelijk tempo was deze
[contactpersoon] 11.38 uur: Gelukkig iemand waarop ik kan bouwen wollah.
Jaa bro Anders waren wij 2 de lul
[accountnaam] 11.38 uur: Ik weet. Drm tempo. Ben met jou
Jij hebt me goed gezet. Ik ga rest. Ewa spreek je later ga naad moskee. Ik ben laag hiero. Hotel
[contactpersoon] 12.49 uur: Oki bro ben net klaar bro. Ik tekst nu die andere.
[accountnaam] 12.49 uur Isgoed bro. [61]
Nieuwsbericht AT5
Op AT5 was een nieuwsbericht geplaatst met betrekking tot de schietpartij, waarbij meerdere foto’s waren geplaatst waarop een bruggetje te zien was. [62] Uit openbare bronnen is bovendien gebleken dat verdachte speler is geweest bij voetbalclub Roda ’23. [63]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris in zaak B verklaard dat zijn bijnaam [bijnaam 2] is. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij de Land Rover had geregeld. [64]
4.3.1.2 Bespreking van verweren ten aanzien van het bewijs
De raadsman heeft een drietal verweren gevoerd met betrekking tot de verklaringen en uitlatingen van [slachtoffer 1] . Allereerst stelt hij dat die verklaringen en uitlatingen niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd omdat ze niet betrouwbaar zijn. Ten tweede stelt hij dat de OVC-gesprekken uit het ziekenhuis uitgesloten moeten worden van het bewijs. Ten derde stelt hij dat de verklaringen van [slachtoffer 1] moeten worden uitgesloten van het bewijs omdat de verdediging het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen. Aan dit laatste verweer is bij dupliek subsidiair het verzoek tot het nader horen van [slachtoffer 1] gekoppeld. De rechtbank bespreekt in het navolgende deze verweren in de volgorde zoals door de raadsman gehanteerd.
Betrouwbaarheid verklaringen en uitlatingen [slachtoffer 1]
De raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en zijn uitlatingen in de OVC-gesprekken met onder meer zijn tante onbetrouwbaar zijn en daarom niet tot het bewijs moeten worden gebruikt. Anders dan de raadsman, acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] en ook de inhoud van zijn uitlatingen in de OVC-gesprekken met zijn tante betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs nu deze in grote lijnen consistent en gedetailleerd zijn en steun vinden in andere bewijsmiddelen zoals hiervoor onder 4.3.1.1 weergegeven.
De verklaringen en uitlatingen van [slachtoffer 1] waarin hij heeft aangegeven dat verdachte de schutter was, vindt de rechtbank betrouwbaar. Allereerst is daarvoor van belang dat [slachtoffer 1] in beide verhoren bij de politie en ook in het OVC-gesprek met zijn tante heeft gezegd dat de man, die hij ‘ [bijnaam 2] ’ en ‘ [voornaam verdachte] ’ noemt, de schutter was. Het OVC-gesprek legt voor de rechtbank ten aanzien van het oordeel over de betrouwbaarheid extra gewicht in de schaal, nu [slachtoffer 1] zich in dat gesprek onbespied waande en bovendien zijn eigen rol in het criminele milieu in dat gesprek niet gemarginaliseerd heeft. Verder vindt de rechtbank met betrekking tot de consistentie van de verklaringen van belang dat [slachtoffer 1] in de verhoren en het OVC-gesprek met zijn tante gedetailleerd en op cruciale onderdelen gelijkluidend heeft gesproken over de (volgorde van) de gebeurtenissen in de nacht van 11 op 12 oktober 2023. Hij heeft steeds gezegd dat [bijnaam 2] hem en daarna [slachtoffer 2] met de auto kwam ophalen, daarna naar een afgelegen plek reed, [slachtoffer 2] aansprak en onder druk zette om tekst en uitleg te geven over iets, hem vervolgens opdroeg om uit te stappen en hem daarna neerschoot. Vervolgens stapte [slachtoffer 1] uit en, nadat hij verdachte aansprak, werd ook hij door verdachte neergeschoten.
Voorts staan de verklaringen van [slachtoffer 1] niet op zichzelf. Zij vinden steun in ander bewijs in het dossier. Allereerst in het OVC-gesprek van verdachte en [naam 2] , waarin verdachte aan [naam 2] heeft verteld over de gebeurtenissen op de bewuste avond. De rechtbank gaat in rubriek 4.3.1.3 nader in op het verweer van de verdediging omtrent de interpretatie van hetgeen verdachte in dat gesprek heeft gezegd. Verder worden de verklaringen van [slachtoffer 1] ondersteund door de beelden van de videodeurbellen, de verklaring van de stiefmoeder van [slachtoffer 2] , het chatgesprek tussen [slachtoffer 1] en verdachte op de avond van 11 oktober 2023 en de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte rond het tijdstip waarop [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar buiten gingen in de omgeving van hun woningen was.
Alles afwegend acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] bruikbaar voor het bewijs. Zij verwerpt het betrouwbaarheidsverweer.
Bewijsuitsluiting OVC-gesprek [slachtoffer 1] en tante
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de OVC-gesprekken tussen [slachtoffer 1] en tante die in het ziekenhuis zijn opgenomen, moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze het medisch beroepsgeheim schenden. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt. Gesteld noch gebleken is dat door een mogelijke inbreuk op het medisch beroepsgeheim verdachte wordt getroffen in een belang dat door het geschonden voorschrift wordt beschermd
(Schutznorm).Daarnaast is de rechtbank – anders dan de verdediging – van oordeel dat een mogelijke inbreuk die door de inzet van het opsporingsmiddel zou kunnen worden veroorzaakt dan wel wordt veroorzaakt niet van zodanige aard is gelet op alle betrokken belangen dat zelfs bij het ontbreken van enig rechtens te beschermen belang van verdachte de rechtbank hier in deze zaak een oordeel over zou moeten vellen.
Bewijsuitsluiting verklaringen [slachtoffer 1] in verband met het ondervragingsrecht en het voorwaardelijk verzoek tot het horen van [slachtoffer 1] als getuige in zaak A
De rechtbank verwerpt het verweer tot bewijsuitsluiting en wijst het voorwaardelijk verzoek tot het horen van [slachtoffer 1] als getuige af. Zij overweegt hiertoe als volgt. [slachtoffer 1] heeft in zijn verklaringen verdachte als de schutter aangewezen en daarmee belastend jegens verdachte verklaard. Hiermee dient het belang van de verdediging bij het bevragen van de getuige te worden verondersteld. Dan dient de vraag te worden beantwoord of de verdediging een effectieve en behoorlijke gelegenheid heeft gehad om de getuige te ondervragen. De rechtbank stelt vast dat die gelegenheid er is geweest. Op verzoek van de verdediging is [slachtoffer 1] op 12 september 2024 in het bijzijn van de verdediging bij de rechter-commissaris als getuige gehoord in de zaken A en B. De verdediging heeft daarbij de gelegenheid gehad om vragen te stellen. De getuige heeft zich ten aanzien van vragen betreffende zaak B (onderzoek Huana) beroepen op zijn verschoningsrecht, een recht dat hem in die zaak als verdachte ook toekomt. Volgens het proces-verbaal van verhoor opgemaakt door de rechter-commissaris heeft de raadsvrouw tijdens dit verhoor aangegeven geen vragen te hebben met betrekking zaak A (onderzoek Luxilus). Zij heeft in die zaak afstand gedaan van de getuige. Er is geen afstand gedaan van de getuige in zaak B. Dat de getuige bij het verhoor geen vragen heeft beantwoord in zaak A is er dus niet in gelegen dat hij zich zou hebben beroepen op zijn verschoningsrecht – wat hem in die zaak ook niet toekomt – waardoor een effectieve ondervraging niet mogelijk zou zijn geweest, maar in de omstandigheid dat aan hem door de verdediging simpelweg geen vragen zijn gesteld. De stelling bij pleidooi dat de getuige vertikte te verklaren in de zaak waarin hij zelf slachtoffer was (de rechtbank begrijpt: zaak A) is dan ook feitelijk onjuist. In het bij dupliek gedane verzoek om [slachtoffer 1] wederom als getuige te horen, heeft de raadsman niet aangegeven op grond waarvan nu alsnog vragen gesteld zouden moeten worden die niet tijdens het eerdere verhoor bij de rechter-commissaris aan [slachtoffer 1] gesteld konden worden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdediging een effectieve en behoorlijke gelegenheid heeft gehad om de getuige te ondervragen. Dat zij daarvan geen gebruik heeft gemaakt, maakt dat niet anders.
De verklaringen van [slachtoffer 1] worden dus niet uitgesloten van het bewijs.
Het verzoek tot het nader horen van [slachtoffer 1] wordt afgewezen. Daartoe is het volgende van belang. Naar aanleiding van de op de pro forma-zitting van 11 juli 2024 kenbaar gemaakte onderzoekswens om [slachtoffer 1] in de zaken A en B als getuige te horen, is getuige op 12 september 2024 bij de rechter-commissaris gehoord. De gang van zaken bij dat verhoor is hierboven al uiteengezet. Op de (eerstvolgende) pro forma-zitting van 25 september 2024, waarop de raadsman aanwezig was, is ter sprake gekomen dat getuige zich enkel met betrekking tot zaak B heeft beroepen op zijn verschoningsrecht en dat de verdediging ten aanzien van zaak A aangaf geen vragen te hebben. De raadsman heeft op die pro forma-zitting niet opnieuw een verzoek gedaan tot het horen van getuige. Ook op de laatste pro forma-zitting, op 6 december 2024, is dit niet naar voren gebracht. In de periode tussen het verhoor bij de rechter-commissaris en de inhoudelijke behandeling heeft de verdediging ook niet anderszins kenbaar gemaakt dat zij de getuige opnieuw wilde horen. Het voorwaardelijk verzoek tot het wederom horen van [slachtoffer 1] als getuige is in de allerlaatste fase van de inhoudelijke behandeling, bij dupliek, naar voren gebracht. De raadsman heeft hierbij niet aangegeven op grond waarvan nu alsnog vragen omtrent het tenlastegelegde levensdelict gesteld zouden moeten worden die niet tijdens het eerdere verhoor aan [slachtoffer 1] gesteld konden worden, welke onderbouwing in dit stadium van het onderzoek ter terechtzitting en gelet op de eerdere ondervragingsmogelijkheid wel van de verdediging mag worden gevergd.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat – ook nu het getuigenverzoek wordt afgewezen en de verdediging geen nadere gelegenheid krijgt om de getuige te ondervragen – er als geheel sprake is van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Daarbij betrekt de rechtbank dat het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde in zaak A heeft begaan niet in beslissende mate rust op de verklaringen van [slachtoffer 1] ; de verklaringen van [slachtoffer 1] zijn met andere woorden niet
sole and decisive. In rubriek 4.3.1.1 zijn alle onderzoeksbevindingen in zaak A opgenomen die de rechtbank voor het bewijs gebruikt dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan waaronder de verklaringen en uitlatingen van [slachtoffer 1] .
4.3.1.3 Nadere bewijsoverwegingen en conclusies
Uit de onder 4.3.1.1 opgenomen bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 12 oktober 2023 [slachtoffer 2] heeft doodgeschoten en [slachtoffer 1] heeft neergeschoten en verdachte een vuurwapen voorhanden had. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Even na middernacht op 12 oktober 2023 zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beiden zwaargewond aangetroffen op de Etnastraat en de Lutkemeerweg. [slachtoffer 2] is korte tijd later overleden. Forensisch onderzoek heeft uitgewezen dat zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] meerdere malen zijn beschoten. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op de avond van 11 oktober 2023 rond het tijdstip waarop achtereenvolgens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hun woningen verlieten, in de buurt van die woningen was. Enkele minuten voordat [slachtoffer 1] zijn woning verliet, vroeg verdachte hem in een chatbericht waar hij was. Daarna belde verdachte [slachtoffer 1] . Op de beelden van het industrieterrein waar de schietpartij heeft plaatsgevonden, is te zien dat de auto met kenteken [kenteken] om 00.04.38 uur (kort nadat [slachtoffer 2] zijn woning verliet) achteruit de Lutkemeerweg in reed, na enkele minuten met een vaart weer wegreed van het terrein en vervolgens werd geparkeerd op de parkeerplaats bij voetbalclub Roda ’23. De auto, een Land Rover, is de volgende dag brandend aangetroffen. Verdachte heeft in zaak B bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de Land Rover had geregeld, maar met een ander doel. Hieruit blijkt dus dat hij de beschikking had over de Land Rover. Verdachte is vervolgens afgeluisterd in zijn hotelkamer, waar hij op 25 oktober 2023 het volgende aan [naam 2] heeft verteld: “Broer die chaos is gebeurd toch. Die avond van die ding toch. […] Een anderhalf uur weggeweest. In die anderhalf uur is alles gebeurd bro. Wollah. Taxi naar West. In west ik pak waggie (straattaal voor auto). Pam. Pam. Doef. Doef. Terug naar buurt.” [naam 2] reageerde daarop met de vraag of het bij een bruggetje was. Er was een foto geplaatst. [verdachte] bevestigde dit en zei: “Paf. Paf. Ik pak waggie. Zjoeeff, snellie (straattaal voor snelweg). Tsjoef. Tsjoef. Waggie hiernaast bij mijn oude voetbal. Ik trap die ding met benzine en ik pak die brikka (straattaal voor aansteker). Kanker. Ik kan die waggie niet laten opblazen. Loussou (straattaal voor weg gaan).” Uit de uitlatingen van [naam 2] en verdachte in dit OVC-gesprek over respectievelijk “bij een bruggetje” en “mijn oude voetbal” in samenhang bezien met de bevindingen omtrent het nieuwsbericht van AT5 waarbij een bruggetje is te zien, het gegeven dat verdachte een oud-speler is van de voetbalclub waar de Land Rover is geparkeerd en later in brand is gestoken en de verklaring van verdachte dat hij de Land Rover had geregeld, concludeert de rechtbank dat verdachte aan [naam 2] heeft verteld over zijn betrokkenheid bij het schietincident op 11 en 12 oktober 2023.
Uit dit OVC-gesprek blijkt niet van een andere betrokkene. Verdachte zegt zelf dat
hijin West de auto pakte, dat
hijna het schieten weer de auto pakte en dat
hij– kennelijk na het parkeren bij Roda ’23 – de auto heeft geprobeerd in brand te steken, wat
hemniet is gelukt. Op de beelden van Roda ’23 is bovendien te zien dat in de nacht van 12 oktober 2023 één persoon bij de daar geparkeerde auto wegrende. Dat het door verdachte zelf in brand steken van de auto niet is gelukt en dat de volgende dag door anderen is gedaan blijkt uit een chatgesprek van 13 oktober 2023 dat is aangetroffen in de telefoon, die onder de bijrijdersstoel lag waarop verdachte bij zijn aanhouding zat. In dat chatgesprek werd de gebruiker van de telefoon tussen 11.36 uur en 12.49 uur ervan op de hoogte gesteld dat een auto straks ‘gefikt’ gaat worden. Dezelfde dag om 13.39 uur werd er melding gemaakt van een brandende Land Rover op het parkeerterrein van Roda ’23, met hetzelfde kenteken als de Land Rover die kort na de schietpartij door een beveiligingscamera is vastgelegd. De plaats van het aantreffen van de telefoon en het chatgesprek – in het bijzonder het korte tijdsbestek tussen de berichten, de melding van de brand en het gegeven dat de gebruiker noemde dat hij in een hotel zat, terwijl is komen vast te staan dat verdachte op dat moment in een hotel verbleef – bezien in samenhang met en tegen de achtergrond van het overige bewijs leidt de rechtbank naar de conclusie dat verdachte de gebruiker van de telefoon was en dat het chatgesprek zag op het in brand steken van de Land Rover.
In aanvulling op al het voorgaande bewijs zijn er de verklaringen van [slachtoffer 1] , die aansluiten bij hetgeen blijkt uit alle andere onderzoeksbevindingen en een en ander, met name met betrekking tot de uiteindelijke toedracht van de gebeurtenissen, verduidelijken. [slachtoffer 1] heeft in zijn verklaringen verdachte als (enige) schutter aangewezen.
Voorbedachte raad – juridisch kader
Voor bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Daarnaast gaat het bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden.
Moord op [slachtoffer 2] (feit 1)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd.
Dat er sprake is van voorbedachte raad volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de volgende feiten en omstandigheden. Verdachte heeft de Land Rover opgehaald. Hij heeft vervolgens [slachtoffer 1] opgehaald en via [slachtoffer 1] geregeld dat ook [slachtoffer 2] in de auto stapte. Vervolgens is verdachte met hen rond middernacht in het donker naar een afgelegen plek gereden. Dat getuigen de auto hebben zien rijden, doet niet af aan de omstandigheid dat de plek waar het schietincident zich voordeed, wel degelijk afgelegen was. Verdachte had op dat moment een wapen bij zich. De raadsman heeft aangevoerd dat dit niet kan bijdragen aan het bewijs dat er sprake is van voorbedachte raad, omdat verdachte heel vaak een wapen bij zich droeg. De rechtbank merkt in dit verband op dat er bij de aanhouding van verdachte geen wapen bij hem is aangetroffen en dat ook in zijn hotelkamer geen wapen is gevonden. Dat verdachte in de nacht van 11 op 12 oktober 2023 wel een wapen, waarschijnlijk type Skorpion, bij zich had is voor de rechtbank dan ook een redengevende omstandigheid voor het bestaan van voorbedachte raad. Eenmaal aangekomen op de afgelegen plek heeft verdachte tweemaal (in verschillende bewoordingen) aan [slachtoffer 2] gevraagd of hij hem iets moest vertellen. Toen [slachtoffer 2] dit ontkende, heeft verdachte [slachtoffer 2] opgedragen om uit te stappen en heeft hij hem vrijwel direct neergeschoten. De wijze waarop verdachte [slachtoffer 2] heeft neergeschoten, weegt de rechtbank mee ten aanzien van de voorbedachte raad. Verdachte heeft [slachtoffer 2] meermalen van korte afstand in het achterhoofd geschoten. Uit de beelden van de Etnastraat blijkt dat het neerschieten van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] binnen drie minuten is gebeurd. Uit de ANPR-gegevens en de camerabeelden van Roda ’23 blijkt dat verdachte direct na het neerschieten van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] naar het parkeerterrein bij Roda ’23 is gereden en de auto daar heeft achtergelaten. De Land Rover wordt de volgende dag in brand is gestoken, nadat het kennelijk simpelweg niet was gelukt deze direct na de schietpartij in brand te steken. Dit wordt ondersteund door de uitlating van verdachte in het OVC-gesprek met [naam 2] , waarin hij heeft gezegd dat het hem niet lukte om de auto ‘op te blazen’. Dat verklaart dat dit de volgende dag nog moest gebeuren. Het gebruik van deze auto met valse kentekenplaten en het na het delict in brand steken daarvan, past naar het oordeel van de rechtbank in het bestaan van een vooropgezet plan.
Al deze omstandigheden tezamen leiden tot het oordeel dat er sprake is geweest van voorbedachte raad.
De enkele stelling van de raadsman dat bij verdachte een hevige gemoedsbeweging is ontstaan nadat hij werd voorgelogen door [slachtoffer 2] en er daarom geen sprake is geweest van voorbedachte raad, wordt verworpen. Het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt voor deze stelling, niet in de laatste plaats doordat verdachte hieromtrent geen enkele verklaring heeft gegeven.
Gelet op al het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van voorbedachte raad en dus van moord op [slachtoffer 2] op 12 oktober 2023.
Poging tot doodslag op [slachtoffer 1] (feit 2)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op [slachtoffer 1] .
Dat er sprake is van opzet op de dood volgt uit het feit dat [slachtoffer 1] van dichtbij meermalen is beschoten, waarbij hij ook in zijn kin is geschoten waardoor een kogel in zijn nekwervel terecht is gekomen.
De rechtbank acht voorbedachte raad niet bewezen. De omstandigheden die bij feit 1 aan de orde zijn, te weten het ophalen, naar een afgelegen plek rijden, het bij zich dragen van een vuurwapen, een kort tijdsbestek waarin alles is gebeurd en het trachten de auto in brand te steken, zijn ook hier aanwezig. Toch ziet de rechtbank in enkele andere omstandigheden aanleiding om niet uit te gaan van voorbedachte raad. Terwijl uit het dossier blijkt dat verdachte vooral erop gericht is geweest om [slachtoffer 2] mee te nemen, te ondervragen en neer te schieten, komt uit het dossier ten aanzien van [slachtoffer 1] vooral het beeld naar voren dat hij de schakel vormde tussen verdachte en [slachtoffer 2] . Verdachte communiceerde via [slachtoffer 1] met [slachtoffer 2] en had [slachtoffer 1] kennelijk nodig om [slachtoffer 2] in de auto te krijgen. Verder zat [slachtoffer 1] tijdens de beschieting van [slachtoffer 2] in de auto. Pas toen hij uitstapte en verdachte aansprak, richtte verdachte zich tot hem en schoot verdachte [slachtoffer 1] neer. Hoewel er ook omstandigheden zijn die kunnen wijzen op voorbedachte raad ten aanzien van de poging tot het doden van [slachtoffer 1] , laat het hiervoor beschrevene ruimte om te veronderstellen dat [slachtoffer 1] werd neergeschoten omdat hij uitstapte en zich ermee bemoeide en dat verdachte ten aanzien van [slachtoffer 1] geen gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Gelet hierop acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte voorbedachte raad had ten aanzien van de poging om [slachtoffer 1] te doden.
Verboden wapen- en munitiebezit (feit 3)
Uit de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 vloeit voort dat verdachte zich eveneens schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 3 tenlastegelegde. De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 12 oktober 2023 een vuurwapen van categorie II en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak medeplegen
Gelet op de omstandigheid dat niet is gebleken van een tweede betrokkene of dader, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de feiten alleen heeft gepleegd en spreekt zij hem vrij van het onderdeel ‘medeplegen’.
4.3.2
Zaak B (onderzoek Huana)
4.3.2.1 Inleiding
Het onderzoek in deze zaak is opgestart naar aanleiding van informatie die in het derde kwartaal van 2023 bij het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI) binnenkwam. Deze informatie luidde dat twee mannen uit Amsterdam vergevorderde plannen hadden tot het plegen van de liquidatie op ‘ [bijnaam 3] ’, met wie zeer waarschijnlijk [naam 1] (hierna: [naam 1] ) wordt bedoeld. Een van de twee mannen die dit zou plannen, zou [naam 3] zijn. [bijnaam 3] komt regelmatig in sportcafé The Champ, aan de Bilderdijkstraat te Amsterdam.
Ook hier zal de rechtbank eerst de relevante onderzoeksbevindingen/bewijsmiddelen benoemen (rubriek 4.3.2.2). Zij geeft vervolgens het door de verdediging naar voren gebrachte alternatieve scenario weer (rubriek 4.3.2.3). Daarna volgen de nadere bewijsoverwegingen en het oordeel over het verweer (rubrieken 4.3.2.4). De rechtbank sluit af met de conclusie rubriek 4.3.2.5).
4.3.2.2 Relevante onderzoeksbevindingen/bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [65]
In het kader van het onderzoek in zaak A heeft er op 12 oktober 2023 een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van [slachtoffer 1] aan de [adres] . Hierbij is in de slaapkamer van [slachtoffer 1] op zijn bed een iPhone 7 aangetroffen. De telefoon is onderzocht. De username van de Apple ID is een mailadres met daarin de voor- en achternaam van [slachtoffer 1] en ook de accountnaam van Uber komt overeen met de voornaam en de eerste drie letters van de achternaam van [slachtoffer 1] . Daarnaast heeft de politie meerdere selfiefoto’s en filmpjes aangetroffen waarop [slachtoffer 1] te zien is. [66] De rechtbank gaat er, gezien het voorgaande, van uit dat de iPhone 7 met goednummer 786516 aan [slachtoffer 1] toebehoort. In de telefoon zijn onder meer de volgende contacten aangetroffen: + [telefoonnummer] (naam: [telefoonnaam] ), + [telefoonnummer] (naam: [bijnaam 2] ) en [telefoonnummer] (naamloos). [67] Uit de telefoon van de moeder van verdachte zijn in het onderzoek in zaak A onder meer de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] [68] van verdachte naar voren gekomen en verdachte heeft verklaard dat ‘ [bijnaam 2] ’ zijn bijnaam is. [69] De rechtbank gaat er, gelet op voorgaande, van uit dat de drie telefoonnummers in de telefoon van [slachtoffer 1] bij verdachte in gebruik zijn.
Uit gegevens van de gemeente Amsterdam blijkt dat [telefoonnummer] het telefoonnummer is van [naam 3] . [70] Dit telefoonnummer staat in de telefoon van [slachtoffer 1] vermeld onder de naam ‘ [bijnaam 4] ’. [71] . Op 29 november 2023 is er tijdens een doorzoeking in de slaapkamer van [naam 3] een iPhone in beslag genomen. Aan de iPhone was het telefoonnummer [telefoonnummer] gekoppeld. [72] [naam 3] heeft verklaard dat de telefoon die bij hem is aangetroffen van hem is en dat zijn bijnaam ‘ [bijnaam 4] ’ is. [73] De rechtbank gaat er, gelet op dit alles, van uit dat het telefoonnummer [telefoonnummer] bij [naam 3] in gebruik is.
Wisseling telefoons
In de avond en nacht van 27 op 28 september 2023 heeft er veel berichtenverkeer plaatsgevonden tussen verdachte en [naam 3] . Uit de analyse van de historische verkeersgegevens van de telefoons is het volgende gebleken. Het telefoonnummer van verdachte (eindigend op # [nummer] ) maakte op de avond van 27 september 2023 gebruik van de cell-id aan de [adres] , in de omgeving van de woning van [slachtoffer 1] , en maakte daarna tussen 23.47 uur en 00.34 uur gebruik van een cell-id in de omgeving van sportcafé The Champ. Rond 01.59 uur maakte het telefoonnummer weer gebruik van de cell-id aan de [adres] . [74] Het telefoonnummer van [naam 3] maakte in de avond en nacht van 27 op 28 september 2023 voornamelijk gebruik van cell-id’s in de omgeving van de woning van [slachtoffer 1] . [75] Uit de beelden van de videodeurbel bij de woning van [slachtoffer 1] blijkt – zoals hierna omschreven – dat verdachte de woning van [slachtoffer 1] in de avond en nacht van 27 en 28 september 2023 tussen 20.19 en 00.31 uur slechts eenmaal gedurende zes minuten heeft verlaten. [naam 3] verliet de woning op 27 september 2023 om 22.58 uur, om pas op 28 september 2023 rond 01.40 uur terug te keren. [76] Op basis van die informatie gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte en [naam 3] op de avond van 27 september 2023, in ieder geval vanaf het moment dat [naam 3] de woning van [slachtoffer 1] heeft verlaten, van telefoon hebben gewisseld.
Tijdlijn observaties
Aan de hand van de onderzoeksbevindingen uit de telefoons, de beelden van de videodeurbel bij de woning van [slachtoffer 1] , de opgevraagde ritgegevens bij Bolt en de historische verkeersgegevens van de telefoons van verdachte, [slachtoffer 1] en [naam 3] komen de volgende feiten en omstandigheden naar voren.
27 op 28 september 2023
Uit de beelden van de videodeurbel is gebleken dat [slachtoffer 1] , [naam 3] en [verdachte] op 27 september 2023 om 17.16 uur de woning van [slachtoffer 1] (hierna: de woning) binnen gingen. Tussendoor verlieten zij allen apart van elkaar de woning, maar uit de beelden bleek dat zij vanaf 20.19 uur weer alle drie in de woning waren. Verdachte arriveerde als laatste. [77] In de telefoon van [slachtoffer 1] is een bericht aangetroffen van verdachte aan [slachtoffer 1] op 27 september 2023 om 20.13 uur, waarin verdachte aangaf dat hij eraan kwam. [78]
Er is in de telefoon van [slachtoffer 1] een foto aangetroffen van een beeldscherm van een telefoon. De foto is volgens de Exif data aangemaakt om 20.19 uur. Op het beeldscherm is een foto te zien van een man in een Ajax-shirt. De man op de foto is door de verbalisant herkend als [naam 1] .
Om 20.31 uur ontving [slachtoffer 1] het bericht dat zijn Bolt chauffeur was gearriveerd. [79] Uit de bij Bolt opgevraagde ritgegevens blijkt eveneens dat [slachtoffer 1] op 27 september 2023 rondom dit tijdstip in de buurt van de woning op de [adres] is opgehaald en bij de [adres] is afgezet. [80] Op de videodeurbelbeelden was te zien dat [slachtoffer 1] om 20.31 uur de woning verliet. Hij hield een telefoon vast. In de telefoon van [slachtoffer 1] is vervolgens een filmpje en een foto aangetroffen waarop [slachtoffer 1] te zien was, die zichzelf filmde/fotografeerde ter hoogte van de Kruidvat aan de Bilderdijkstraat te Amsterdam. Deze winkel ligt tegenover sportcafé The Champ. De film en foto zijn aangemaakt om 20.54 uur. Om 20.55 uur vroeg verdachte aan [slachtoffer 1] of hij ‘die plek’ goed zag. Verdachte zei tegen [slachtoffer 1] dat hij hem op de hoogte moest houden als hij iets zag. Om 21.04 uur droeg verdachte [slachtoffer 1] op om een foto te maken van het café. In de telefoon van [slachtoffer 1] is een foto aangetroffen van de Bilderdijkstraat in Amsterdam. Achter een bestelbus aan de overzijde van de straat is het portiek van café The Champ zichtbaar. De foto is genomen om 21.04 uur. [81] Om 22.08 uur vroeg verdachte aan [slachtoffer 1] : ‘Je hebt nog niks gezien toch?’.
Om 22.58 uur verliet [naam 3] de woning. Ook hij hield een telefoon vast. [82] Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, gaat de rechtbank ervan uit dat dit de telefoon van verdachte is geweest. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat op die avond in het hierna volgende gesprek de berichten van ‘ [bijnaam 4] ’, de bijnaam van [naam 3] , zijn verstuurd door verdachte en dat de berichten van ‘ [bijnaam 2] ’, de bijnaam van verdachte, zijn verstuurd door [naam 3] .
27 september 2023
“23:02 uur [bijnaam 4] : Ben je onderweg?
23:03 uur [bijnaam 2] : Ja (…)
23:03 uur [bijnaam 4] : Meld me als je er bent
23:03 uur [bijnaam 2] : Oké
23:07 uur [bijnaam 4] : Wees spits
23:09 uur [bijnaam 2] : Komt goed (…)
23:30 uur [bijnaam 4] : Je hebt goed zicht van die voorkant ingang toch
23:43 uur [bijnaam 2] : Nog geen beweging
23:45 uur [bijnaam 4] : Je hebt die foto gezien die die andere heeft toch
23:45 uur [bijnaam 2] : Zag wel een kale maar niet hem
23:46 uur [bijnaam 4] : Oke let goed op gewoon
23:46 uur [bijnaam 4] : We moeten hem vinden
23:46 uur [bijnaam 2] : Ai
28 september 2023
00:02 uur [bijnaam 2] : Ey zag k met een petje
00:04 uur [bijnaam 4] : Oke hou die man in de gaten
00:05 uur [bijnaam 4] : Of het hem is of niet (…)
00:16 uur [bijnaam 2] : Er is een koelie hij lijkt er een beetje op maar ook weer niet
00:16 uur [bijnaam 4] : Broer ik heb zekerheid nodig of het de juiste is
00:16 uur [bijnaam 4] : Kijk naar de foto kijk naar hem
00:16 uur [bijnaam 4] : Tijd is bijna om (…)
00:18 uur [bijnaam 4] : Kijk nog goed
00:18 uur [bijnaam 4] : En geef me zekerheid ja of nee
00:18 uur [bijnaam 4] : Want dan zeg ik die andere en ga ik activeren (…)
00:18 uur [bijnaam 4] : Ik zeg je stel me niet teleur (…)
00:21 uur [bijnaam 2] : Nee hij lijkt er niet op man (…)
00:56 uur [bijnaam 4] : Heb zin om te activeren man (…)
00:56 uur [bijnaam 4] : Wil laten lukken
00:56 uur [bijnaam 4] : Hoop die man is daar (…)
00:57 uur [bijnaam 4] : Wees scherp (…)
01:06 uur [bijnaam 2] : Jaa hij is hier (…)
01:09 uur [bijnaam 4] : Kijk of het lukt
01:09 uur [bijnaam 4] : Stiekem foto maken (…)
01:14 uur [bijnaam 4] : Welke
01:14 uur [bijnaam 4] : Kant is ie opgegaan (…)
01:15 uur [bijnaam 2] : Als je out het Cave komt rechts” [83]
Op de videodeurbelbeelden was te zien dat [naam 3] en [slachtoffer 1] om 01.40 uur de woning binnen gingen. [84]
28 op 29 september 2023
Op 28 september 2023 om 15.30 uur vroeg verdachte aan [naam 3] of die ‘het ding’ aan de kant wilde zetten en er een foto van wilde maken, want verdachte ging kijken of hij hem weg kon doen. Daarop stuurde [naam 3] verdachte een foto van een groot automatisch vuurwapen. [85] Om 18.52 uur verliet verdachte de woning van [slachtoffer 1] . Om 20.05 uur verlieten [slachtoffer 1] en [naam 3] samen de woning. [naam 3] hield een telefoon vast. [86] Om 20.16 uur stuurde [naam 3] een bericht naar verdachte dat ze in de Bolt waren. Hij stuurde vervolgens om 20.39 uur een foto van een ruimte die overeenkwam met foto’s van het interieur van café The Champ die op internet te vinden waren. Om 20.46 uur stuurde [naam 3] naar een derde het adres [adres] . Om 20.46 uur vroeg verdachte aan [naam 3] of ‘hij’ er is. [naam 3] zei toen dat [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) dat zei, maar dat het ‘hem’ niet is, waarop verdachte zei dat [naam 3] spits moest blijven. [87]
Om 21.43 uur stuurde [slachtoffer 1] aan [slachtoffer 2] de tekst: ‘The Champ sport café’. Om 22.12 uur vroeg verdachte aan [slachtoffer 1] waar ‘die’ nu is en daarna zei hij dat [slachtoffer 1] anders naar buiten moest gaan. Om 22.15 uur zei [naam 3] tegen [slachtoffer 1] ‘100 procent’ en om 23.34 uur: ‘Kijk naar die pika (de rechtbank begrijpt: foto) kijk naar hem’. Op 29 september 2023 om 00.02 uur stuurde [naam 3] een bericht naar [slachtoffer 1] dat [slachtoffer 1] die ‘pika’ naar [bijnaam 1] moest sturen en dat [bijnaam 2] zei dat ze daar weg moesten. Daarna berichtte [naam 3] aan [slachtoffer 1] dat ze even buiten moesten staan en dat [bijnaam 2] ze ‘baart’. Rond 00.14 uur vroeg verdachte aan [slachtoffer 1] om een foto van waar ze stonden en vroeg of hij goed zicht had. In de telefoon van [slachtoffer 1] is een foto van 29 september 2023 te 00.16 uur aangetroffen van de Bilderdijkstraat te Amsterdam. Deze is gemaakt ter hoogte van nummer 60-62 in de richting van de hogere nummering aan de even zijde van de straat, waar ook café The Champ is gevestigd.
Om 01.19 uur kreeg [slachtoffer 1] een bericht dat de Bolt chauffeur was aangekomen. Uit de opgevraagde Bolt ritgegevens volgt dat [slachtoffer 1] op 29 september 2023 rond dat tijdstip is opgehaald vanaf de [adres] en is afgezet bij de [adres] . [88] Op de videodeurbelbeelden is te zien dat [naam 3] en [slachtoffer 1] om 01.39 uur samen de woning van [slachtoffer 1] binnengingen. [89] Om 02:08 uur liet [slachtoffer 1] weten dat ze ‘o’ (
osso/thuis) zijn. Verdachte berichtte ‘omw’ (
on my way/onderweg). [90] Om 04.27 uur ging verdachte de woning binnen. [91]
OVC-gesprekken [slachtoffer 1]
Zoals bij de onderzoeksbevindingen in zaak A reeds is opgenomen, zijn er in de periode dat [slachtoffer 1] in het ziekenhuis lag vertrouwelijke gesprekken in zijn kamer opgenomen en afgeluisterd. Op 29 oktober 2023 om 13.22 uur vond er een telefoongesprek plaats tussen [slachtoffer 1] en een onbekende man, waarin onder meer het volgende werd gezegd:
“ [slachtoffer 1] : Bro, kijk wij moesten een chappie voorobserveren ofzo.
NNM: dat hoor ik nu pas
[slachtoffer 1] : Dus kijk, twee dagen daarvoor moesten wij een chappie observeren bij een cafe.”
Op diezelfde dag rond 15.11 uur vond er een gesprek plaats tussen [slachtoffer 1] en zijn tante, waarin onder meer het volgende werd gezegd:
“Tante: Hoe heet die brotha van [naam 3] ?
[slachtoffer 1] : Zijn echte naam is [voornaam verdachte]
Tante: [voornaam verdachte] , en hoe noemen jullie hem?
[slachtoffer 1] : [bijnaam 2]
Tante: [bijnaam 2] en hoe lang chillden jullie al met die [bijnaam 2] ?
[slachtoffer 1] : […] Ik chillde al een tijdje, [bijnaam 1] net pas.
Tante: En, zeg maar het stukje observeren? Wisten jullie voor wat en hoe? Of was het gewoon zoiets van observeren?
[slachtoffer 1] : Wij wisten al voor wat en hoe. […] Wij wisten wel gewoon voor wat en voor hoe, wij wisten alles gewoon van tevoren.
Tante: En wat heeft jou op zo een punt gebracht? Was het geld?
[slachtoffer 1] : Geld.
Tante: Want wat zouden jullie krijgen?
[slachtoffer 1] : Een prijs die op zijn hoofd stond. Begon met een halve T maar met de dag werd het steeds hoger, tot wij op een gegeven moment op 90K zaten dus zouden wij dat gewoon verdelen door drie, maar ja, [bijnaam 2] zou het meeste krijgen, hij zou het doen maar wij zouden het gewoon verdelen.” [92]
OVC-gesprek hotelkamer verdachte
Op 18 oktober 2023 om 21.15 uur vindt op de hotelkamer van verdachte het volgende gesprek plaats tussen [naam 6] en [naam 2] :
[naam 6] : Daarom zei ik tegen [bijnaam 2] alsjeblieft doe geen gekke dingen met die auto, want ze zijn al heet op huurauto's laat staan als ze er nog achter komen.
[naam 2] : Hij gaat geen hete dingen doen hij gaat misschien doekkoe
(straattaal voor geld)ophalen.
[naam 6] : Denk je dat? bro hij zegt mij gewoon wat hij doet he. Hij ging gisteren ging die een Janoe
(vuurwapen)schoonmaken. Stel je voor broer die plek wordt ooit geklemd
(straattaal voor gepakt), waar zij die jannoes
(straattaal voor vuurwapens)hebben en dat soort dingen. Gaan ze kijken wat voor waggies
(straattaal voor auto's)daar komen, komen ze bij mij uit.
[…]
[naam 6] : Is ook faya
(straattaal voor klote)dat politie weet dat [bijnaam 2] met mij omgaat. Ik heb pangpang
(straattaal voor schijt)ook. Je moet begrijpen. Je weet van mij en [bijnaam 2] weet dat ook. […] Maar je moet begrijpen als hij (de rechtbank begrijpt: [bijnaam 2] ) wordt gepakt voor die liqwies
(straattaal voor liquidaties)a neef, dan moet je ook weten wat wat is. [93]
Filmpjes vuurwapens
Op de telefoon van [naam 3] is een filmpje aangetroffen waarop te zien is dat verdachte in de slaapkamer van [slachtoffer 1] danst met een aanvalsgeweer in zijn ene hand en een pistool met bruine kolf in zijn andere hand. Op de achtergrond van het filmpje is [slachtoffer 1] te zien. Er is nog een filmpje aangetroffen waarop verdachte danste terwijl hij een aanvalsgeweer vasthield. Op de achtergrond waren [slachtoffer 1] en [naam 3] te zien. Beide filmpjes hebben als maakdatum 6 oktober 2023. Op beide filmpjes droeg verdachte een
ton-sur-tontrainingspak. Op de videodeurbelbeelden van 6 oktober 2023 is te zien dat verdachte gekleed in hetzelfde trainingspak de woning van [slachtoffer 1] betrad. [94] Het pistool is herkend als een vuurwapen van categorie III uit de Wet wapens en munitie. [95] De aanvalsgeweren zijn herkend als een AR15 Platvorm. Op basis van de filmpjes kon niet worden vastgesteld of deze de automatische of semi automatische variant betreffen. De verbalisant heeft echter opgemerkt dat dit vuurwapen in een eerder filmpje voorbij is gekomen, waarbij wel is vastgesteld dat het een scherp schietend vuurwapen betrof en dat het toen is aangemerkt als een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen verschillen waargenomen tussen de filmpjes en ook alle waar te nemen accessoires komen overeen met de AR15 Platvormen die in het proces-verbaal zijn omschreven. [96]
4.3.2.3 Verweer alternatief scenario
Verdachte heeft op 16 januari 2025 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij een tip had gekregen dat [naam 1] twee miljoen euro in zijn bezit had. Verdachte was van plan om [naam 1] in de Land Rover mee te nemen en te beroven. Verdachte had de Land Rover zelf geregeld. Hij heeft [naam 3] en [slachtoffer 1] gevraagd om [naam 1] te observeren. Hij heeft hen gezegd naar café The Champ te gaan. [97] Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] en [naam 3] weliswaar observaties heeft laten uitvoeren op [naam 1] , maar dat deze niet zagen op het om het leven brengen van [naam 1] .
De raadsman wijst in verband hiermee nog op het volgende.
Uit de bewoordingen van verdachte in de chats met [slachtoffer 1] en [naam 3] en uit hetgeen [slachtoffer 1] in het OVC-gesprek heeft gezegd, kan niet zonder meer worden afgeleid dat sprake was van een voorbereiding van moord. Zo kunnen de woorden ‘spits zijn’ en ‘activeren’ op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Verdachte droeg [slachtoffer 1] en [naam 3] op om er scherp op te zijn of zij [naam 1] zagen of niet. Hij wilde graag dat het zou lukken om [naam 1] mee te nemen om hem te beroven. Met ‘hoop dat je ziet die man, kan ik het afmaken’ bedoelde verdachte dat hij het plan wilde afronden. In de chatgesprekken van 27, 28 en 29 september 2023 werd op geen enkel moment specifiek gesproken over het doden van [naam 1] . Dat op de telefoon van [slachtoffer 1] een afbeelding van [naam 1] is aangetroffen, is in het licht van de observaties ook logisch en wijst geenszins specifiek op voorbereiding van een levensdelict, aldus de raadsman.
4.3.2.4 Bewijsoverwegingen en verwerping verweer alternatief scenario
Juridisch kader voorbereiding
Er is sprake van een strafbare voorbereiding wanneer de verdachte opzettelijk middelen verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert of voorhanden heeft die bestemd zijn tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld.
Bij de beantwoording van de vraag of de middelen bestemd zijn tot het begaan van het misdrijf in de zin van deze bepaling, dient te worden beoordeeld of deze, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat een verdachte met het gebruik van de voorwerpen voor ogen had. Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezen verklaarde gedragingen van die verdachte strekten ter voorbereiding van dat misdrijf en dat zijn opzet op het begaan daarvan was gericht.
Verdachte wordt verweten dat hij alleen dan wel als medepleger voorbereidingshandelingen heeft verricht. Medeplegen vereist een nauwe en bewuste samenwerking, alsmede opzet van verdachte op de door hemzelf verrichte gedragingen en op de samenwerking.
De rechtbank zal eerst uiteenzetten welke gedragingen zijn verricht en wat het misdadige doel hiervan was. De rechtbank komt hierna toe aan de vraag of er bij de medeplegers ook wetenschap was ten aanzien van het plan. Daarna komt aan bod de vraag of verdachte hiertoe ook opzettelijk tezamen en in vereniging voorbereidingsmiddelen voorhanden heeft gehad.
Observaties op [naam 1]
Uit de hiervoor weergegeven chatgesprekken, de videodeurbelbeelden, de historische gegevens, de ritgegevens van Bolt en de afbeeldingen op de telefoon van [slachtoffer 1] blijkt dat [naam 3] en [slachtoffer 1] zich op de avonden en in nachten van 27, 28 en 29 september 2023 bezig hebben gehouden met het observeren en lokaliseren van [naam 1] bij café The Champ. Uit de chatgesprekken blijkt dat verdachte hierin een leidende en coördinerende rol had en dat hij [slachtoffer 1] en [naam 3] aanstuurde. Ze moesten zich bij hem melden als ze [naam 1] zagen, zodat verdachte kon ‘activeren’. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat [naam 3] en [slachtoffer 1] in opdracht van hem observaties op [naam 1] uitvoerden. Dit staat dan ook niet ter discussie.
Plan was moord; alternatief scenario wordt verworpen
Waarover de standpunten wel uiteenlopen, is de vraag met welk doel die observaties plaatsvonden.
Verdachte heeft op 16 januari 2025, enkele dagen voor de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak, op zijn verzoek bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd waarin hij een alternatief scenario schetst omtrent het doel van de observaties op [naam 1] . Tot dat moment had hij zich op zijn zwijgrecht beroepen. Op vragen van de rechtbank ter zitting omtrent dit gestelde scenario, zoals van wie hij de tip zou hebben gekregen en op welke wijze hij voornemens zou zijn geweest [naam 1] te beroven, heeft hij geen antwoord willen of kunnen geven.
De rechtbank acht het alternatieve scenario van verdachte dat er een beroving en geen moord werd voorbereid ongeloofwaardig. De uitlatingen van verdachte in de chatgesprekken tijdens de observaties van [naam 1] zijn ieder apart genomen weliswaar voor verschillende interpretaties vatbaar, maar beziet de rechtbank in samenhang met het OVC-gesprek tussen [slachtoffer 1] en zijn tante en het OVC-gesprek tussen [naam 6] en [naam 2] . [slachtoffer 1] heeft tegen zijn tante gezegd dat er een prijs op het hoofd van [naam 1] stond, dat het bedrag steeds hoger werd en dat ze op 90k zaten dat verdeeld moest worden waarbij verdachte het meeste zou krijgen omdat hij het zou doen. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte van iemand een zeer aanzienlijk geldbedrag betaald zou krijgen, hetgeen niet strookt met de lezing van verdachte dat hij zelf, na een tip, van plan was [naam 1] te beroven. Voor de betrouwbaarheid van [slachtoffer 1] verwijst de rechtbank naar hetgeen hierover is overwogen onder 4.3.1.2. Voorts wordt in het OVC-gesprek op de hotelkamer door [naam 6] en [naam 2] gesproken over liquidaties waar verdachte zich mee bezig zou houden. Dit past in de uitlatingen van [slachtoffer 1] dat er een prijs (van 90K) op het hoofd van [naam 1] stond.
Gelet op al het voorgaande – in samenhang en onderling verband bezien – acht de rechtbank de verklaring van verdachte, dat de observaties werden uitgevoerd in het licht van een beroving en niet een levensdelict, ongeloofwaardig en schuift deze terzijde.
De rechtbank acht bewezen dat het plan was om [naam 1] van het leven te beroven en dat door middel van het observeren bij The Champ werd gewerkt aan de voorbereiding van dit plan.
Wetenschap [slachtoffer 1] en [naam 3]
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] en [naam 3] op de hoogte waren van het plan om [naam 1] van het leven te beroven. In het OVC-gesprek tussen [slachtoffer 1] en zijn tante heeft [slachtoffer 1] het volgende verklaard op de vraag van tante hoe het zat met het observeren: ‘Wij wisten al voor wat en hoe […] Wij wisten wel gewoon voor wat en hoe, wij wisten alles gewoon van tevoren’. De rechtbank begrijpt deze passages zo dat [slachtoffer 1] het over hemzelf en [naam 3] heeft als hij ‘wij’ zegt, nu hij tezamen met [naam 3] de observaties heeft uitgevoerd. Op de vraag naar wat ze ervoor zouden krijgen, antwoordde [slachtoffer 1] dat ze een prijs kregen die op zijn hoofd stond, die uiteindelijk was opgelopen tot 90k. Ze zouden dat door drieën delen, maar verdachte het meeste krijgen, omdat hij het zou doen. Uit dit gesprek blijkt dan ook dat [naam 3] en [slachtoffer 1] niet alleen op de hoogte waren van het plan om [naam 1] te liquideren, maar ook dat zij planmatig te werk zijn gegaan door op voorhand afspraken te maken over de verdeling van de opbrengst.
Voorbereidingsmiddelen
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte de tenlastegelegde voorwerpen (te weten een telefoon, een afbeelding van [naam 1] , een jas, een koffer, een bivakmuts en een of meerdere vuurwapens) opzettelijk tezamen en in vereniging voorhanden heeft gehad en of deze ook bestemd waren tot en geschikt waren als voorbereidingsmiddelen om de moord te begaan. Om dit te beoordelen, dient gekeken te worden naar de uiterlijke verschijningsvorm van het middel, het gebruik daarvan en het doel dat de verdachte met het gebruik voor ogen had.
Verdachte wordt vrijgesproken van het voorhanden hebben van een jas, een koffer en een bivakmuts. Van deze voorwerpen is niet gebleken dat verdachte deze tezamen en in vereniging voorhanden heeft gehad en dat deze bestemd waren tot het begaan van het misdrijf.
Dit is anders voor wat betreft de overige voorwerpen, namelijk een mobiele telefoon, een afbeelding [naam 1] en een of meer vuurwapens. [slachtoffer 1] en [naam 3] hebben tweemaal, in de avond en nacht van 27 op 28 september 2023 en de avond en nacht van 28 op 29 september 2023, in opdracht van verdachte observaties uitgevoerd bij The Champ. Verdachte gebruikte op 27 en 28 september 2023 de telefoon van [naam 3] en op 28 en 29 september 2023 zijn eigen telefoon om contact met [slachtoffer 1] en [naam 3] te onderhouden en hun opdrachten te geven. Hij stuurde hun onder meer dat zij ‘spits’ moesten zijn en dat zij aan verdachte moesten doorgeven als zij het doelwit zagen, zodat verdachte kon ‘activeren’ en ‘afmaken’. Op de avond van 27 september 2023 is er rond 20.19 uur met de telefoon van [slachtoffer 1] een foto gemaakt van een beeldscherm met daarop een foto van [naam 1] . De rechtbank is van oordeel verdachte ook de afbeelding van [naam 1] tezamen en in vereniging voorhanden heeft gehad. Dat verdachte de afbeelding niet fysiek of op zijn telefoon heeft gehad, doet hieraan niet af.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in de tenlastegelegde periode ook wapens voorhanden heeft gehad. Allereerst zijn er op de telefoon van [naam 3] twee filmpjes aangetroffen van 6 oktober 2023, waarop verdachte in de slaapkamer van [slachtoffer 1] danst met wapens in zijn handen. Op de achtergrond zijn [naam 3] en [slachtoffer 1] te zien. Verder heeft [naam 3] op verzoek van verdachte op 28 september 2023 een foto van een automatisch vuurwapen gestuurd, omdat verdachte ging kijken of hij hem weg kon doen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte en de medeverdachten in de tenlastegelegde periode vuurwapens voorhanden hadden.
Bestemmingsvereiste
Al deze voorwerpen konden bovendien naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig zijn aan de moord die verdachte en zijn mededaders voor ogen hadden. Door middel van de afbeelding van [naam 1] kon hij worden herkend en gelokaliseerd. Met de telefoons werd doorgegeven of [naam 1] al was gespot, zodat verdachte eventueel in actie kon komen. Dat ook de wapens dienstig konden zijn aan het plegen van de moord, behoeft geen nadere uitleg.
4.3.2.5 Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich in de periode van 27 september 2023 tot en met 12 oktober 2023 tezamen en in vereniging heeft schuldig gemaakt aan voorbereiding van de moord op [naam 1] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
rubriek 4vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A:
1.
op 12 oktober 2023 te Amsterdam [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen kogels in en door het hoofd van voornoemde [slachtoffer 2] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
2.
op 12 oktober 2023 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet naar voornoemde [slachtoffer 1] is toegegaan en vervolgens met een vuurwapen kogels in de kin en de linkerschouder, van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
omstreeks 12 oktober 2023 te Amsterdam een vuurwapen van categorie II en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
Zaak B:
in de periode van 27 september 2023 tot en met 12 oktober 2023 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord als bedoeld in de artikel 289 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk
- een mobiele telefoon en
- een afbeelding van een persoon genaamd [naam 1] en
- vuurwapens
voorhanden heeft gehad, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem in zaak A onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten en het in zaak B bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht (hierna: GVM) zal worden opgelegd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en moeizame jeugd van verdachte en de jeugdige leeftijd van verdachte. Verder heeft de verdediging verzocht om de suggesties die in het dossier worden gewekt dat verdachte meerdere moorden op zijn geweten zou hebben, op geen enkele wijze mee te laten wegen in de strafmaat, nu deze niet ter beoordeling voorliggen. De verdediging heeft haar standpunt tot matiging van de straf nader onderbouwd met jurisprudentie. Ook vindt de verdediging dat een eventueel op te leggen GVM dient te leiden tot een lagere straf. Deze houdt immers in dat een veroordeelde na het uitzitten van zijn straf nog jarenlang onder toezicht kan staan. De vordering van oplegging van die maatregel staat ook in verband met het beperktere stelsel voor de voorwaardelijke invrijheidstelling, die tot gevolg heeft dat verdachte minder vroeg in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling en er dus de facto toe leidt dat verdachte dubbel wordt gestraft.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich beziggehouden met drie levensdelicten, op verschillende manieren, waarbij vuurwapens werden gebruikt.
Hij heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan moord op [slachtoffer 2] . Verdachte heeft een einde gemaakt aan het leven van de slechts achttienjarige [slachtoffer 2] door hem van dichtbij met drie kogels in het achterhoofd dood te schieten. Dit handelen heeft in de context van de zaak alle kenmerken van een koelbloedige, kille afrekening. Met zijn handelen heeft verdachte [slachtoffer 2] het meest fundamentele recht dat hem toekwam, namelijk het recht op leven, ontnomen. Daarnaast heeft hij de nabestaanden, in het bijzonder de ouders van [slachtoffer 2] , onherstelbaar en onvoorstelbaar leed toegebracht. Hen is voorgoed hun zoon ontnomen, hetgeen veel verdriet teweeg heeft gebracht zoals zij in hun slachtofferverklaringen treffend onder woorden hebben gebracht. Dit leed zullen zij de rest van hun leven moeten dragen. Zij moeten bovendien leven met de wetenschap dat hun zoon door geweld om het leven is gebracht. Voorts zal het voor de nabestaanden naar verwachting uitermate moeilijk zijn dat verdachte geen enkele verklaring heeft willen geven over zijn handelen.
Verdachte heeft direct hierna geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem neer te schieten, onder meer in zijn kin waarbij een kogel zijn nekwervel heeft geraakt. De toen zeventienjarige [slachtoffer 1] heeft dit overleefd, maar zal op zijn jonge leeftijd al moeten leven met de fysieke en ook ernstige mentale gevolgen van de poging doodslag. Het is bepaald niet aan het handelen van verdachte te danken dat het bij een poging is gebleven. Integendeel; alles wijst erop dat het de bedoeling was dat ook [slachtoffer 1] zou overlijden en niets meer over verdachte zou kunnen zeggen. Dit blijkt niet enkel uit de wijze waarop verdachte hem heeft beschoten, maar ook uit het gesprek dat verdachte op 23 oktober 2023 met getuige [naam 6] voerde. Daarin vroeg [naam 6] aan verdachte hoe die wist dat die jongen niet dood gaat, waarop verdachte aangaf dat hij op de hoogte werd gehouden. Verdachte zei dat hij hoopte dat hij een hersenschudding zou hebben en niks meer zou weten.
De moord op [slachtoffer 2] en de poging doodslag op [slachtoffer 1] staan in verband met de voorgenomen moord op [naam 1] die verdachte als medepleger voorbereidde. Verdachte coördineerde observaties op [naam 1] en zou [naam 1] als die zou worden gespot – tegen betaling liquideren. Verdachte had in de periode van 27 september 2023 tot 12 oktober 2023 tezamen met anderen vuurwapens voorhanden ter voorbereiding van de moord op [naam 1] .
Het handelen van verdachte getuigt van een absolute minachting voor het leven van een medemens. De rechtbank rekent verdachte de schijnbaar lichtvaardige wijze waarop hij is omgesprongen met het leven en de dood van anderen uitermate zwaar aan. Bovendien zorgt dit soort delicten waarbij vuurwapens worden gebruikt voor grote maatschappelijk onrust en tast het daarmee het algemeen gevoel van veiligheid aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 30 oktober 2024. Hieruit blijkt dat meermalen is veroordeeld voor verboden wapenbezit en eenmaal voor een geweldsmisdrijf. Dit vindt de rechtbank een strafverzwarende factor.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de persoonlijkheidsrapportage van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) van 26 november 2024. Verdachte heeft niet meegewerkt aan het persoonlijkheidsonderzoek, waardoor de rapporteurs zijn beperkt in hun onderzoek. Zij hebben bij verdachte geen ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens kunnen vaststellen. Wel merken zij over de gedragingen van verdachte die blijken uit eerdere rapportages en/of zijn gedrag binnen het PBC het volgende op. De nonchalante opstelling van verdachte kan duiden op een gebrekkige gewetensfunctie. Uit het verleden zijn meerdere incidenten met agressie en woede bekend en verdachte is meerdere malen in aanraking gekomen met de politie voor onder meer verboden wapenbezit en uitgaansgeweld. Het voorgaande kan volgens de rapporteurs passen bij antisociale persoonlijkheidsaspecten. Er is in ieder geval sprake van emotieregulatieproblematiek, agressieregulatie- of impulscontroleproblemen en mogelijk ADHD. Verder zijn er van verdachte meerdere gedragingen bekend die volgens de rapporteurs kunnen passen bij borderline persoonlijkheidsaspecten. Zo automutileerde hij in het verleden om emotionele pijn te verdringen, voelde hij zich soms waardeloos en eenzaam, kon hij de hele dag last houden van boze gevoelens als hij hiermee opstond en hoorde hij al zijn hele leven stemmen. Dit laatste omschreef verdachte als ‘wel gezellig’. Verder is verdachte op jonge leeftijd geadopteerd, had hij verschillende verzorgers, verhuisde hij in zijn kindertijd meerdere malen (waaronder emigraties) en leed hij op vierjarige leeftijd aan lymfeklierkanker. Dit alles kan nadelig zijn geweest voor zijn vermogen tot hechting. Verdachte liet in het PBC echter ook zien dat hij zijn gedrag goed onder controle had.
Hoewel de rechtbank het voorgaande zorgelijk acht en zij aanleiding ziet voor nader onderzoek naar de persoonlijkheid van verdachte, ziet zij onvoldoende basis om een ziekelijke stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens vast te stellen en heeft zij in ieder geval onvoldoende zich verkregen op de geestesvermogens van verdachte om te bepalen in hoeverre en eventueel vast te stellen stoornis of gebrekkige ontwikkeling aanwezig zou zijn geweest ten tijde van het plegen van de feiten. Dit alles maakt dat de rechtbank – hoewel uit de rapporten van een zorgelijk persoonlijkheidsbeeld bij verdachte blijkt – verdachte volledig toerekeningsvatbaar acht.
Verdachte heeft ook aan het tot stand komen van het reclasseringsrapport van 23 december 2024 geen medewerking verleend. De reclassering adviseert oplegging van de GVM, zodat nadat verdachte vrijkomt nog gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen worden toegepast. Verdachte voldoet aan de voorwaarden voor oplegging van de maatregel. Allereerst vanwege de aard en ernst van de feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeld. Daarnaast kan persoonlijkheidsproblematiek niet worden uitgesloten. Omdat verdachte niet heeft meegewerkt aan het gedragsdeskundig onderzoek kunnen de eventuele recidiverisico’s niet worden ingeschat en kan geen advies worden gegeven over de manier waarop risico’s kunnen worden teruggedrongen. Het is van belang dat na de gevangenisstraf nog een mogelijkheid bestaat om verdachte in een dwangkader te behandelen of begeleiden.
Uit de gedragsdeskundige rapporten en het dossier blijkt dat verdachte een belast verleden heeft. Nu verdachte tijdens de onderzoeken geen openheid van zaken heeft willen geven en zijn medewerking heeft geweigerd, zijn de deskundigen beknot in hun onderzoek en bieden de onderzoek geen aanknopingspunten om in strafmatigende zin rekening mee te houden.
Gevangenisstraf en GVM
Bij de aard en ernst van de feiten die door verdachte zijn gepleegd past enkel een zeer langdurige gevangenisstraf, ter vergelding van het leed dat de nabestaanden en slachtoffer [slachtoffer 1] is aangedaan. Daarnaast moet van de straf een afschrikkende werking van uitgaan, om zo anderen ervan te weerhouden over te gaan tot het plegen van dit soort feiten.
De officier van justitie heeft de maximale tijdelijke gevangenisstraf van 30 jaar geëist. Daarbij is aangevoerd dat ook als de rechtbank zou komen tot bewezenverklaring van poging doodslag in plaats van poging tot moord op [slachtoffer 1] , deze straf zou zijn geëist en door de officier van justitie passend wordt geacht.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank in de omstandigheid dat verdachte niet wordt veroordeeld voor poging moord maar voor de poging doodslag op [slachtoffer 1] wel reden tot enige strafmatiging ten opzichte van de eis.
Ook de relatief jonge leeftijd van verdachte is voor de rechtbank aanleiding de straf enigszins te matigen. Zij vindt het van belang dat er voor verdachte nog perspectief blijft bestaan om een leven op te bouwen na het uitzitten van zijn straf.
De rechtbank heeft voorts gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Naast een gevangenisstraf zal de rechtbank ook de GVM opleggen. Uit het rapport van het PBC blijkt dat persoonlijkheidsproblematiek niet kan worden uitgesloten en niet onderzocht kon worden hoe risico’s kunnen worden ingeperkt. Gelet daarop acht de rechtbank het van belang dat er een mogelijkheid bestaat om na zijn vrijlating toezicht op verdachte te kunnen houden en hem eventueel te behandelen en te begeleiden. Hoewel dit kan betekenen dat verdachte na afloop van zijn gevangenisstraf nog in een dwangkader wordt begeleid en behandeld, ziet de rechtbank, anders dan de raadsman, daarin geen reden om in strafmatigende zin rekening te houden met oplegging van de GVM.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, aanleiding bestaat bij de straftoemeting ten gunste van verdachte af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en legt aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 25 jaar op.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. goednummer PL1300-AD4R023091_789445).
2. 1 DV vuurwerk (omschrijving: 2023231479);
3. 1 STK Huls (omschrijving: 2023231479, Geco);
4. 1 STK Projectiel (omschrijving: PL1300-2023231479-G6407766);
5. 1 STK Huls (omschrijving: PL1300-2023231479-G6407767, Geco);
6. 1 STK Huls (omschrijving: PL1300-2023231479-G6407768, Geco);
7. 1 STK Huls (omschrijving: PL1300-2023231479-G6408050, Geco);
8. 1 STK Huls (omschrijving: PL1300-2023231479-G6408052, Geco);
9. 1 STK Huls (omschrijving: PL1300-2023231479-G6408053, Geco);
10. 1 STK Huls (omschrijving: PL1300-2023231479-G6408054, Geco);
11. 1 STK Huls (omschrijving: PL1300-2023231479-G6408055, Geco);
12. 1 STK projectiel (omschrijving: PL1300-2023231479-G6409010);
13. 1 STK kogelpunt (omschrijving: PL1300-2023231479-G6416346).
9.1
Standpunten
De officier van justitie heeft gevorderd dat het geldbedrag onder nummer 1 op de beslaglijst wordt teruggegeven aan verdachte en dat de rest van de goederen (nummers 2 tot en met 13 op de beslaglijst) worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsman heeft om teruggave van het geldbedrag verzocht en heeft zich ten aanzien van de overige goederen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.2
Teruggave aan verdachte
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag onder nummer 1 aan verdachte kan worden teruggegeven. Nu op dit bedrag nog conservatoir beslag rust, waarover de rechtbank geen beslissing kan nemen, zal de beslissing tot teruggave niet tot gevolg hebben dat het geldbedrag ook feitelijk aan verdachte wordt teruggegeven.
9.3
Bewaren ten behoeve van rechthebbende
Het voorwerp met goednummer 2 is aangetroffen in de slaapkamer van [slachtoffer 1] . Hoewel dit goed een Cobra – en dus illegaal vuurwerk – betreft, ontbreekt de wettelijke grond voor onttrekking aan het verkeer. Het voorwerp zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
9.4
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot de voorwerpen met goednummers 3 tot en met 13 het in zaak A onder feit 1, 2 en 3 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

10.1
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
10.1.1
Vordering
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] , vader van slachtoffer [slachtoffer 2] , vordert in totaal € 22.465,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel..
Het betreft € 4.965,- aan vergoeding van materiële schade ten behoeve van de kosten voor een grafsteen. De vordering is onderbouwd met een factuur van een steenhouwer, waaruit blijkt dat de volledige factuur is voldaan. Voor de immateriële schade, de affectieschade, is aangesloten bij de geldende forfaitaire bedragen, te weten € 17.500,-.
10.1.2
Standpunten
De officier van justitie acht de vordering in zijn geheel toewijsbaar.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.1.3
Oordeel van de rechtbank
De gevorderde materiële schade staat in rechtstreeks verband met het in zaak A onder feit 1 bewezenverklaarde, ten gevolge waarvan slachtoffer [slachtoffer 2] is overleden. De vordering is bovendien voldoende onderbouwd. De rechtbank zal deze schadepost daarom toewijzen.
De rechtbank wijst ook de gevorderde immateriële schade toe. De ouders van een door misdrijf overleden persoon komen op grond van artikel 6:108 lid 3 jo lid 4 sub c Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in aanmerking voor vergoeding van affectieschade. De hoogte van de gevorderde schadevergoeding (€ 17.5000,-) is in overeenstemming met het Besluit vergoeding affectieschade en zal door de rechtbank worden toegewezen.
Het toegewezen bedrag, € 22.465,- wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (12 oktober 2023).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. In het belang van [benadeelde partij 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
10.2
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
10.2.1
Vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 2] , moeder van slachtoffer [slachtoffer 2] , vordert in totaal € 22.705,90, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel. Het betreft € 5.205,90 aan vergoeding van materiële schade ten behoeve van de kosten voor de uitvaart. De vordering is onderbouwd met een factuur van de uitvaartplanner. Voor de immateriële schade, de affectieschade, is aangesloten bij de geldende forfaitaire bedragen, te weten € 17.500,-.
10.2.2
Standpunten
De officier van justitie acht de vordering in zijn geheel toewijsbaar.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.2.3
Oordeel van de rechtbank
De gevorderde materiële schade staat in rechtstreeks verband met het in zaak A onder feit 1 bewezenverklaarde. De vordering is bovendien voldoende onderbouwd. De rechtbank zal deze schadepost daarom toewijzen.
De rechtbank wijst ook de gevorderde immateriële schade toe. De ouders van een door misdrijf overleden persoon komen op grond van artikel 6:108 lid 3 jo lid 4 sub c Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in aanmerking voor vergoeding van affectieschade. De vordering is ter zitting niet betwist. De hoogte van de gevorderde schadevergoeding (€ 17.5000,-) is in overeenstemming met het Besluit vergoeding affectieschade en zal door de rechtbank worden toegewezen.
Het toegewezen bedrag, € 22.705,90 wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (12 oktober 2023).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. In het belang van [benadeelde partij 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
10.3
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
10.3.1
Vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert in totaal € 71.190,-. Daarbij verzoekt hij de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Subsidiair verzoekt de benadeelde partij de rechtbank om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert € 1.190,- aan vergoeding van materiële schade. Dit bedrag bestaat uit de ziekenhuisdaggeldvergoeding. De benadeelde partij heeft 34 dagen in het Academisch Medisch Centrum (hierna: AMC) verbleven, vanaf 12 oktober 2023 tot en met 14 november 2023. Conform de Letschade Richtlijn Ziekenhuis- en Revalidatievergoeding wordt € 35,- per dag in het ziekenhuis gevorderd. De schade is onderbouwd met een brief van het AMC aan de huisarts. In de brief is opgenomen dat deze betrekking heeft op [schuilnaam] , geboren op [geboortedatum] . Ter terechtzitting is door de advocaat toegelicht dat de benadeelde onder een schuilnaam in het ziekenhuis is opgenomen en dat deze naam ook in de letselverklaring (productie 2 bij de vordering) is gebruikt. Zij heeft een screenshot van een e-mail van het secretariaat van het AMC overgelegd, waarbij de brief aan de huisarts is gevoegd. In de aanhef van de e-mail is de naam van de benadeelde opgenomen. De advocaat meent dat hiermee afdoende is aangetoond dat het verblijf in het ziekenhuis de benadeelde betreft.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert € 70.000,- aan immateriële schade. Dit bedrag bestaat voor
€ 50.000,- aan smartengeld en € 20.000,- aan shockschade.
Ten aanzien van het gevorderde smartengeld heeft de benadeelde aangevoerd dat hij lichamelijk letsel heeft geleden, doordat hij in zijn nek en schouder is geschoten. Hij heeft hierdoor onder meer een breuk in de halswervel, een beschadigde borstwervel en letsel aan zijn keel opgelopen. Voorts is het gehoor van de benadeelde ernstig aangetast. Ter terechtzitting heeft de advocaat aangevuld dat zij van de raadsman van de benadeelde heeft vernomen dat het gehoor van benadeelde enigszins is verbeterd, maar dat dit niet meer geheel zal herstellen. Daarnaast heeft hij door de gebeurtenissen geestelijk letsel opgelopen. Hij is onder meer vaak angstig, vindt het moeilijk om alleen te zijn, heeft moeite met slapen, kan zich slecht concentreren en voelt zich vaak somber. De psycholoog bij wie de benadeelde onder behandeling heeft gestaan, heeft aangegeven dat hij dringend verdere traumabehandeling nodig heeft. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank omtrent de datering van de brief van de psycholoog heeft de advocaat ter terechtzitting een screenshot van de e-mail van de psycholoog overgelegd, waarin de psycholoog het verslag heeft toegestuurd. De e-mail dateert van 8 januari 2025.
Ten aanzien van de gevorderde shockschade heeft de benadeelde aangevoerd dat hij aanwezig was bij het schietincident waarbij een goede vriend van hem om het leven is gekomen. Dit heeft een hevige emotionele shock teweeggebracht, waardoor geestelijk letsel is veroorzaakt. De benadeelde lijdt als gevolg van de gebeurtenissen aan PTSS. Onder omstandigheden kan iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt ook onrechtmatig handelen jegens degene die geconfronteerd wordt met die daad en bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweegbrengt. In onderhavige zaak zijn er voldoende feitelijke omstandigheden op basis waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte ook een zelfstandige onrechtmatige daad jegens benadeelde heeft gepleegd.
10.3.2
Standpunten
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen. De materiële schade is een rechtstreeks gevolg van het ten laste gelegde en is gevorderd conform de Richtlijn Letselschade. De immateriële schade kan worden toegewezen, nu deze voldoende is onderbouwd en toegelicht en de gevorderde bedragen aan shockschade en smartengeld redelijk zijn. Hoewel de benadeelde partij [slachtoffer 1] is veroordeeld als medepleger in zaak B, doet dit niet af aan de ernst van wat hem is overkomen. Niet gezegd kan worden dat zijn handelen op enigerlei wijze heeft bijgedragen aan de schietincidenten in zaak A.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De vordering tot immateriële schade betwist de verdediging wel. Zij heeft met betrekking tot de shockschade aangevoerd dat er sprake is van een eigen schuldbeletsel, nu de benadeelde zich in het criminele milieu heeft begeven en hij zich als medepleger bezig heeft gehouden met het voorbereiden van een moord. De verdediging heeft verzocht om matiging van de vordering tot € 0,-, dan wel niet-ontvankelijkverklaring vanwege de complexiteit van de vordering. Ten aanzien van het smartengeld heeft de verdediging verzocht om afwijzing dan wel niet-ontvankelijkverklaring, omdat deze vordering dusdanig complex is dat de behandeling ervan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om matiging van de vordering tot € 10.000,-.
10.3.3
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank wijst de gevorderde materiële schade in zijn geheel toe, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (12 oktober 2023). De schade staat in rechtstreeks verband met het in zaak A onder feit 2 bewezenverklaarde en is voldoende onderbouwd.
Immateriële schade
De rechtbank wijst de vordering toe tot een bedrag van € 20.000,-, bestaande uit € 15.000,- aan smartengeld en € 5.000,- aan shockschade, met vermeerdering van de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (12 oktober 2023). Zij overweegt hiertoe het volgende.
Ten aanzien van het gevorderde smartengeld overweegt de rechtbank dat vaststaat dat aan de benadeelde door het in zaak A onder feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde heeft lichamelijk letsel opgelopen. Op grond van de brief van de psycholoog staat vast dat hij ook geestelijk letsel, PTSS, heeft opgelopen. De rechtbank heeft echter onvoldoende duidelijkheid over de huidige stand van zaken met betrekking tot de lichamelijk en geestelijke gezondheid van de benadeelde. Zo is niet duidelijk of de benadeelde nog in behandeling is voor PTSS en of, en zo ja in hoeverre, het gehoor van de benadeelde nog zal verbeteren. De vordering levert daarom voor een deel een onevenredige belasting van het strafproces op. De rechtbank zal gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid voor wat betreft de schade die de benadeelde in ieder geval heeft geleden en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Gelet op bedragen die in soortgelijke zaken zijn toegekend en op de omstandigheden van dit geval, acht de rechtbank een vergoeding van € 15.000,- billijk en wordt de benadeelde in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Ten aanzien van shockschade geldt het volgende. Shockschade kan ontstaan in het geval dat een secundair slachtoffer ( [slachtoffer 1] ) wordt geconfronteerd met een onrechtmatige daad (het door verdachte beschieten van [slachtoffer 2] ), waarbij het primaire slachtoffer ( [slachtoffer 2] ) wordt gedood of verwond. Indien er bij het secundaire slachtoffer geestelijk letsel ontstaat door de emotionele schok die de confrontatie teweegbrengt, heeft het secundaire slachtoffer onder omstandigheden recht op schadevergoeding. Om te beoordelen of iemand aanspraak kan maken op shockschade zijn de volgende drie punten van belang: de toedracht van de gebeurtenis waarbij het primaire slachtoffer werd gedood of verwond, de wijze waarop het secundaire slachtoffer met die gebeurtenis en de gevolgen daarvan werd geconfronteerd en de hechtheid van de relatie tussen het primaire en het secundaire slachtoffer. Er hoeft niet aan alle drie de punten worden voldaan om aanspraak te kunnen hebben op schadevergoeding. Verder moet het geestelijk letsel naar objectieve maatstaven zijn vastgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde aanspraak kan maken op shockschade. [slachtoffer 2] is in zijn bijzijn door verdachte doodgeschoten. Uit het dossier volgt dat er sprake was van een hechte vriendschap tussen [slachtoffer 2] en de benadeelde. Ze hebben twee jaar samen in een huis in een woongroep gewoond, hadden veel contact, [slachtoffer 2] sliep regelmatig bij benadeelde en ook de jongerenbegeleider van de benadeelde heeft verklaard dat hij en [slachtoffer 2] goede vrienden waren en geregeld met elkaar optrokken. Voorts is ook voldoende objectiveerbaar komen vast te staan dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van de gebeurtenissen. Uit de brief van de psycholoog blijkt dat benadeelde lijdt aan PTSS (inmiddels in remissie). De rechtbank overweegt dat niet goed te onderscheiden is welk deel van deze psychische schade is ontstaan door de confrontatie met het doodschieten van [slachtoffer 2] en welk deel is ontstaan doordat de benadeelde zelf werd neergeschoten (voor welk letsel in het bovenstaande een vergoeding is toegekend).
De rechtbank zal ook ten aanzien van een deel van de shockschade gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid en deze naar billijkheid begroten op € 5.000,- en de benadeelde in het overige deel van zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Gelet op al het voorgaande wijst de rechtbank de vordering van het smartengeld toe tot
€ 15.000,- en de shockschade tot € 5.000,-.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering te ingewikkeld is om binnen dit strafgeding af te doen. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskosten en schadevergoedingsmaatregel.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
10.4
Matiging van de gijzeling
Aan verdachte is ten aanzien van de vorderingen van drie benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Ingevolge artikel 36f jo. 24c jo. 60a van het Wetboek van Strafrecht bedraagt de gijzeling ten aanzien van de verschillende vorderingen gezamenlijk ten hoogste één jaar. De gijzeling bij de verschillende vorderingen is daarom naar evenredigheid gematigd, zodat deze in totaal 365 dagen telt.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
  • 36b, 36c, 36d, 36f, 38z, 45, 46, 55, 57, 60a, 287 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in
rubriek 5is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A:
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op: moord;
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op: poging doodslag;
Het onder 3 bewezenverklaarde levert, in eendaadse samenloop met het onder 1 en 2 bewezenverklaarde, op: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Zaak B:
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op: medeplegen van voorbereiding van moord.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
25 (vijfentwintig) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt aan verdachte op de
gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Gelast de teruggaveaan [verdachte] van:
- € 5.390,00 ( goednummer PL1300-AD4R023091_789445).
Gelast de bewaringten behoeve van de
rechthebbendevan:
1. DV vuurwerk (omschrijving: 2023231479).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1 STK Huls (omschrijving: 2023231479, Geco);
- 1 STK Projectiel (omschrijving: PL1300-2023231479-G6407766);
- 1 STK Huls (omschrijving: PL1300-2023231479-G6407767, Geco);
- 1 STK Huls (omschrijving: PL1300-2023231479-G6407768, Geco);
- 1 STK Huls (omschrijving: PL1300-2023231479-G6408050, Geco);
- 1 STK Huls (omschrijving: PL1300-2023231479-G6408052, Geco);
- 1 STK Huls (omschrijving: PL1300-2023231479-G6408053, Geco);
- 1 STK Huls (omschrijving: PL1300-2023231479-G6408054, Geco);
- 1 STK Huls (omschrijving: PL1300-2023231479-G6408055, Geco);
- 1 STK projectiel (omschrijving: PL1300-2023231479-G6409010);
- 1 STK kogelpunt (omschrijving: PL1300-2023231479-G6416346).
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van € 4.965,- (vierduizend negenhonderdvijfenzestig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 17.500,- (zeventienduizend vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 12 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat € 22.465,- (tweeëntwintigduizend vierhonderdvijfenzestig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 12 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 123 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot een bedrag van € 5.205,90 (vijfduizend tweehonderdvijf euro en negentig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 17.500,- (zeventienduizend vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 12 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat € 22.705,90 (tweeëntwintigduizend zevenhonderdvijf euro en negentig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 12 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 124 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.190,- (duizend honderdnegentig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 20.000,- (twintigduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 12 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 21.190,- (eenentwintigduizend honderdnegentig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 12 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 118 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst afhet verzoek tot het horen van [slachtoffer 1] als getuige.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P.E. Meewisse, voorzitter,
mrs. C.M. Degenaar en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Willeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 maart 2025.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen slachtoffers I van 12 oktober 2023, doorgenummerde p. A02 02, eerste, tweede en vijfde alinea.
3.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen slachtoffers I van 12 oktober 2023, doorgenummerde p. A02 03, vierde, vijfde, zevende en laatste alinea.
4.Proces-verbaal van bevindingen Districtsrecherche van 17 oktober 2023, doorgenummerde p. A02 16, eerste, tweede, zesde en laatste alinea en p. A02 17, eerste alinea.
5.Een geschrift, te weten NFI-rapport Forensisch pathologisch en toxicologisch onderzoek, aanvraag 002 van 10 november 2023, doorgenummerde p. C02 61 onder 1, p. C02 65 tweede, derde en vierde alinea.
6.Een geschrift, te weten een tijdelijk verslag betreffende CT NFI total body van 14 oktober 2023, doorgenummerde p. C02 84 eerste alinea; een geschrift, te weten NFI-rapport Forensisch pathologisch en toxicologisch onderzoek, aanvraag 002 van 10 november 2023, doorgenummerde p. C02 62 onder 5 A. eerste gedachtestreepje; proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoek PD1/PD2, schouw en sectie van 1 november 2023, doornummerde p. C 01 53 tweede alinea en derde alinea van onder.
7.Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring [slachtoffer 1] van 18 januari 2024, doorgenummerde p. C03 08.
8.Proces-verbaal van bevindingen vastlegging aanvullende geneeskundige verklaring van 14 mei 2024, doorgenummerde p. C03 11 voorlaatste alinea.
9.Proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoek PD1/PD2, schouw en sectie van 1 november 2023, doorgenummerde p. C01 48 onder kopje ‘Kogelpunt’ en onder kopje ‘Hulzen (sporenbordje 4, 5 en 6)’.
10.Proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoek aantreffen munitie PD1 van 18 oktober 2023, doorgenummerde p. C01 10 eerste alinea.
11.Proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoek aantreffen munitie PD1 van 18 oktober 2023, doorgenummerde p. C01 10 halverwege.
12.Proces-verbaal van bevindingen inbeslagname kogelpunt [slachtoffer 1] van 24 juni 2024, doorgenummerde p. A02 46; proces-verbaal van bevindingen vastlegging aanvullende geneeskundige verklaring van 14 mei 2024, doorgenummerde p. C03 11 tweede alinea van onder.
13.Een geschrift, te weten een NFI-rapport munitieonderzoek van 31 oktober 2023, doorgenummerde p. C02 20 onderste helft, p. C02 21 eerste, tweede, derde en vijfde alinea en tabel 3.
14.Proces-verbaal aanvullende bevindingen vermoedelijk gebruikte vuurwapen en aangetroffen munitie van 9 januari 2025, doorgenummerde p. C01 121 derde en tweede alinea van onder en C01 122 eerste en tweede alinea.
15.Proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoek PD1/PD2, schouw en sectie van 1 november 2023, doorgenummerde p. C01 52 halverwege.
16.Proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoeker van 4 juli 2024, doorgenummerde p. C01 117 tweede, derde en vierde alinea.
17.Proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoeker van 4 juli 2024, doorgenummerde p. C01 115 figuur 5.
18.Proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoeker van 4 juli 2024, doorgenummerde p. C01 118 tweede tot en met vijfde alinea en voorlaatste alinea.
19.Proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoeker van 4 juli 2024, doorgenummerde p. C01 118 laatste alinea.
20.Proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoeker van 4 juli 2024, doorgenummerde p. C01 119 eerste alinea.
21.Proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoeker van 4 juli 2024, doorgenummerde p. C01 119 tweede en derde alinea.
22.Proces-verbaal van bevindingen beelden Etnastraat – Land Rover van 26 oktober 2023, doorgenummerde p. A03 02 vanaf de derde alinea tot en met p. A03 07.
23.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek scooter van 13 oktober 2023, doorgenummerde p. A03 25 tweede alinea.
24.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen Land Rover van 26 oktober 2023, doorgenummerde p. A02 21 en A02 22.
25.Proces-verbaal van bevindingen ANPR-registraties van 26 oktober 2023, doorgenummerde p. E 02 04 laatste alinea.
26.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden Roda van 31 oktober 2023, doorgenummerde p. A03 08 laatste alinea en p. A03 09 bovenste afbeelding.
27.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden Roda van 31 oktober 2023, doorgenummerde p. A03 10.
28.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek scooter van 13 oktober 2023, doorgenummerde p. A03 25 laatste alinea, p. A 03 26 eerste en tweede alinea en p. A03 27.
29.Proces-verbaal van bevindingen belangrijke gesprekken OVC Best Western Hotel Amstelveen, kamer 225 van 31 oktober 2023, doorgenummerde p. D 02 09 eerste alinea en D02 13 tweede alinea.
30.Proces-verbaal van bevindingen belangrijke gesprekken OVC Best Western Hotel Amstelveen, kamer 225 van 31 oktober 2023, doorgenummerde p. D02 13 tweede alinea.
31.Proces-verbaal van bevindingen belangrijke gesprekken OVC Best Western Hotel Amstelveen, kamer 225 van 31 oktober 2023, doorgenummerde p. D02 13 laatste alinea en p. D02 14.
32.Proces-verbaal van bevindingen belangrijke OVC-gesprekken [slachtoffer 1] AMC Ziekenhuis (met bijlage) van 1 april 2024, doorgenummerde p. D02 47 eerste, tweede en vijfde alinea.
33.Proces-verbaal van bevindingen belangrijke OVC-gesprekken [slachtoffer 1] AMC Ziekenhuis (met bijlage) van 1 april 2024, doorgenummerde p. D02 50 tweede alinea.
34.Proces-verbaal van bevindingen belangrijke OVC-gesprekken [slachtoffer 1] AMC Ziekenhuis (met bijlage) van 1 april 2024, doorgenummerde p. D02 72 bovenste helft.
35.Proces-verbaal van bevindingen belangrijke OVC-gesprekken [slachtoffer 1] AMC Ziekenhuis (met bijlage) van 1 april 2024, doorgenummerde p. D02 72 onderaan en p. D02 73.
36.Proces-verbaal van bevindingen belangrijke OVC-gesprekken [slachtoffer 1] AMC Ziekenhuis (met bijlage) van 1 april 2024, doorgenummerde p. D02 73.
37.Proces-verbaal van bevindingen belangrijke OVC-gesprekken [slachtoffer 1] AMC Ziekenhuis (met bijlage) van 1 april 2024, doorgenummerde p. D02 74.
38.Proces-verbaal van bevindingen belangrijke OVC-gesprekken [slachtoffer 1] AMC Ziekenhuis (met bijlage) van 1 april 2024, doorgenummerde p. D02 74 en p. D02 75.
39.Proces-verbaal van bevindingen belangrijke OVC-gesprekken [slachtoffer 1] AMC Ziekenhuis (met bijlage) van 1 april 2024, doorgenummerde p. D02 75.
40.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] van 3 november 2023, doorgenummerde p. B12 01 laatste drie alinea’s en p. B12 02 eerste en tweede alinea.
41.Proces-verbaal 2e verhoor van de aangever [slachtoffer 1] van 6 december 2023, doorgenummerde p. B12 13 negende alinea.
42.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] van 3 november 2023, doorgenummerde p. B12 02 derde, zesde, zevende en achtste alinea en p. B12 03 vierde alinea van onder.
43.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] van 3 november 2023, doorgenummerde p. B12 02 tiende alinea en p. B12 05 zesde alinea.
44.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] van 3 november 2023, doorgenummerde p. B12 02 halverwege.
45.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] van 3 november 2023, doorgenummerde p. B12 02 zevende en tweede alinea van onder.
46.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] van 3 november 2023, doorgenummerde p. B12 02 vijfde, vierde en tweede alinea van onder.
47.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1] van 3 november 2023, doorgenummerde p. B12 03 eerste, tweede en derde alinea.
48.Proces-verbaal van bevindingen tijdlijn [slachtoffer 1] 11-10-2023 van 31 oktober 2023, doorgenummerde p. A03 12 derde en vierde alinea en p. A03 13 eerste alinea.
49.Proces-verbaal van bevindingen betreffende ringdeurbel [adres] , verblijfplaats [slachtoffer 2] , van 31 oktober 2023, doorgenummerde p. A03 11 tweede en derde alinea.
50.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] van 19 oktober 2023, doorgenummerde p. B06 01 voorlaatste en laatste alinea van onder en p. B06 02 eerste alinea.
51.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] van 19 oktober 2023, doorgenummerde p. B06 02 derde en vierde alinea.
52.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone XR ( [slachtoffer 1] ) van 31 oktober 2023, doorgenummerde p. E01 14 eerste alinea, p. E01 15 tweede tot en met vierde alinea.
53.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone XR ( [slachtoffer 1] ) van 31 oktober 2023, doorgenummerde p. E01 21 bovenste helft en p. E01 28 tabel.
54.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek data iPhone 12 van 12 maart 2024, doorgenummerde p. E01 72 eerste alinea, p. E01 74, p. E01 75.
55.Proces-verbaal observatie 25 oktober 2023 [verdachte] van 31 oktober 2023, doorgenummerde p. D03 48 tabel.
56.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek data iPhone 12 van 12 maart 2024, doorgenummerde p. E01 76 laatste alinea.
57.Proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens IMEI [nummer] van 26 oktober 2023, doorgenummerde p. E02 02 eerste, achtste, negende, elfde, twaalfde en laatste alinea.
58.Proces-verbaal van aanhouding van 25 oktober 2023, doorgenummerde p. E02 02 eerste en tweede alinea, p. E02 03 vierde alinea; proces-verbaal van bevindingen doorzoeking voertuig [kenteken] van 26 oktober 2023, doorgenummerde p. A06 01 vierde alinea van onder.
59.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking voertuig [kenteken] van 26 oktober 2023, doorgenummerde p. A06 01 eerste alinea, halverwege, voorlaatste alinea.
60.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Samsung goednummer 788768 van 30 april 2024, doorgenummerde p. E01 79 vierde alinea van onder, E01 80 onder kopje ‘Google Maps’.
61.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek Samsung goednummer 788768 van 30 april 2024, doorgenummerde p. E01 86 onderste helft en p. E01 87 bovenste helft.
62.Proces-verbaal van bevindingen nieuwsartikel AT5 van 26 oktober 2023, doorgenummerde p. A02 23 laatste alinea, p. A02 24, p. A02 25 en p. A02 26 afbeelding en laatste alinea.
63.Proces-verbaal van bevindingen [verdachte] , oud speler Roda ’23 van 26 oktober 2023, doorgenummerde p. A02 19 laatste twee alinea’s en p. A02 20.
64.Uit onderzoek Huana: Proces-verbaal van verhoor verdachte op 16 januari 2025, blad 4 onderaan en blad 5 vijfde alinea.
65.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
66.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 7 goednummer 786516 van 23 november 2023, doorgenummerde p. E01 01 eerste en vijfde alinea en p. E01 02 bovenste tabel.
67.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 7 goednummer 786516 van 23 november 2023, doorgenummerde p. E01 02 onderste tabel.
68.Proces-verbaal van bevindingen gesprek ouders van 30 oktober 2023, doorgenummerde p. A02 40 laatste alinea.
69.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 16 januari 2025, blad 4 laatste alinea.
70.Proces-verbaal van bevindingen verstrekking gemeente Amsterdam (met bijlage) van 19 oktober 2023, doorgenummerde p. E02 36.
71.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 7 goednummer 786516 van 23 november 2023, doorgenummerde p. E01 03 bovenste tabel.
72.Proces-verbaal van bevindingen iPhone goednummer 795341 communicatie op 27, 28 en 29 september 2023 van 19 december 2023, doorgenummerde p. E01 31 eerste en voorlaatste alinea.
73.Proces-verbaal ter terechtzitting inzake [naam 3] van 10 juli 2024, p. 2 tweede alinea halverwege.
74.Proces-verbaal van bevindingen telecomgegevens gelinkt aan [verdachte] van 3 januari 2024, doorgenummerde p. E02 45 vierde, derde en tweede alinea van onder.
75.Proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens * [telefoonnummer] , * [telefoonnummer] en * [telefoonnummer] 27 september t/m 29 september van 29 november 2023, doorgenummerde p. E02 05 tweede en derde alinea en p. E02 06 zevende alinea.
76.Proces-verbaal van bevindingen ring video doorbell van 7 december 2023, doorgenummerde p. A04 02, halverwege.
77.Proces-verbaal van bevindingen ring video doorbell van 7 december 2023, doorgenummerde p. A04 02 bovenste helft.
78.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 7 goednummer 786516 van 23 november 2023, doorgenummerde p. E01 03 onderaan en p. E01 04 bovenaan.
79.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 7 goednummer 786516 van 23 november 2023, doorgenummerde p. E01 04 onderaan.
80.Proces-verbaal van bevindingen verstrekking Bolt - ritgegevens [slachtoffer 1] van 20 maart 2024, doorgenummerde p. A05 17.
81.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 7 goednummer 786516 van 23 november 2023, doorgenummerde p. E01 06 halverwege.
82.Proces-verbaal van bevindingen ring video doorbell van 7 december 2023, doorgenummerde p. A04 02 bovenste helft.
83.Proces-verbaal van bevindingen iPhone goednummer 795341 communicatie op 27, 28 en 29 september 2023 van 19 december 2023, doorgenummerde p. E01 33 tot en met p. E01 36 tabel.
84.Proces-verbaal van bevindingen ring video doorbell van 7 december 2023, doorgenummerde p. A04 02 onderste helft.
85.Proces-verbaal van bevindingen iPhone goednummer 795341 communicatie op 27, 28 en 29 september 2023 (met bijlage) van 19 december 2023, doorgenummerde p. E01 36 onderaan en p. E01 37 tabel.
86.Proces-verbaal van bevindingen ring video doorbell van 7 december 2023, doorgenummerde p. A04 03 onderste alinea.
87.Proces-verbaal van bevindingen iPhone goednummer 795341 communicatie op 27, 28 en 29 september 2023 (met bijlage) van 19 december 2023, doorgenummerde p. E01 39 onderste helft.
88.Proces-verbaal van bevindingen verstrekking Bolt - ritgegevens [slachtoffer 1] van 20 maart 2024, doorgenummerde p. A05 17.
89.Proces-verbaal van bevindingen ring video doorbell van 7 december 2023, doorgenummerde p. A04 03 onderste alinea.
90.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 7 goednummer 786516 van 23 november 2023, doorgenummerde p. E01 14 bovenste tabel.
91.Proces-verbaal van bevindingen ring video doorbell van 7 december 2023, doorgenummerde p. A04 03 onderste alinea.
92.Proces-verbaal van bevindingen belangrijke OVC gesprekken [slachtoffer 1] in het AMC ziekenhuis (met bijlage) van 7 februari 2024, doorgenummerde p. D02 14 onderaan, p. D02 17 tabel en eerste alinea en p. D02 18.
93.Uit onderzoek Luxilus: Proces-verbaal van bevindingen belangrijke gesprekken OVC [verdachte] Best West Hotel Amstelveen, kamer 225 van 31 oktober 2023, doorgenummerde p. D02 tabel en eerste alinea, p. D02 18 en p. D02 19.
94.Proces-verbaal van bevindingen wapenfilmpjes en foto’s afkomstig uit digitaal bestand van 8 april 2024, doorgenummerde p. E01 135 laatste tabel en p. E01 136.
95.Proces-verbaal herkenning vuurwapens van filmpjes vanaf telefoon(s) van 8 april 2024, doorgenummerde p C01 007 tweede en vijfde alinea en C01 008 derde, tweede en laatste alinea van onder.
96.Proces-verbaal herkenning vuurwapens van filmpjes vanaf telefoon(s) van 8 april 2024, doorgenummerde p. C01 003 derde alinea, p. C01 004 tweede alinea, C01 007 vierde en vijfde alinea, p. C01 009 derde, vierde, vijfde en zesde alinea.
97.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 16 januari 2025, blad 2 derde alinea, blad 3 vierde alinea en blad 5 vijfde alinea.