ECLI:NL:RBAMS:2025:1363

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
13/160656-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van vuurwapens, munitie en explosieven in Amsterdam met gevangenisstraf als gevolg

Op 28 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 mei 2024 in Amsterdam werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van vuurwapens, munitie, explosieven en verdovende middelen. Tijdens de zitting op 14 februari 2025 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. A. Lobregt, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. Y.A. Samseij, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de genoemde datum in een woning en bijbehorende kelderbox wapens, munitie en explosieven voorhanden had. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij de sleutel van de kelderbox had en dat de aangetroffen wapens en middelen van hem waren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met een medeverdachte. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, waaronder het ongecontroleerde bezit van wapens en explosieven, zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Parketnummer: 13/160656-24
Datum uitspraak: 28 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP adres] , gedetineerd in de penitentiaire inrichting [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Lobregt, en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y.A. Samseij, naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (13/160605-24).

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, zoals op de zitting van 5 november 2024 nader is omschreven – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op 13 mei 2024 in Amsterdam zich heeft schuldig gemaakt aan het
medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen van categorie II en vuurwapens van categorie III en munitie van categorie III;
opzettelijk aanwezig hebben van 358 gram verdovende middelen (2C-B en/of MDMA);
medeplegen van het voorhanden hebben van een imitatiewapen;
voorhanden hebben van een explosief (vloeistof-brandstofcombinatie);
voorhanden hebben van 6 Cobra’s (vuurwerk).
De tenlastelegging staat in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

Voorhanden hebben van wapens, munitie en explosief: juridisch kader
Voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen en/of munitie in de zin van de artikelen 13, eerste lid en 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie is allereerst vereist dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het eigenlijk niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de wettige bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Op 13 mei 2024 omstreeks 17.35 uur bevinden twee opsporingsambtenaren zich in burger gekleed in de centrale toegangsruimte van het portiek behorende bij [adres 1] in Amsterdam. Zij hebben via deze ruimte toegang tot de bijbehorende boxen/bergingen. Als zij die gang inlopen, zien zij een man hun tegemoetkomen. De man komt volgens de opsporingsambtenaren uit de box die hoort bij de woning [adres 1] en heeft een grijskleurige pet op. De opsporingsambtenaren herkennen de man aan verschillende uiterlijke kenmerken direct als de verdachte van foto’s van hem die zij een half uur daarvoor hebben bestudeerd. De man legt aan de opsporingsambtenaren uit welke boxen bij welke woningen horen en hij vertelt dat hij zelf bij box [huisnummer] hoort. [2]
De opsporingsambtenaren geven aan hun collega’s van het observatieteam onder meer door dat de man die zij hebben herkend als de verdachte een grijze pet op heeft. Om 17.59 uur ziet een lid van het observatieteam twee mannen uit het portiek, gelegen aan de [adres 2] in Amsterdam komen lopen en hij ziet dat een van hen een grijze pet draagt. Even later wordt gezien dat de verdachte als bijrijder in een Kia zit. Vervolgens wordt gezien dat de Kia wordt geparkeerd en dat de verdachte een pakketje dat wordt omschreven als een zwarte doos met het formaat van een A4’tje uit de kofferbak haalt en aan een onbekend gebleven persoon overhandigt. Om 18.46 uur wordt de verdachte, die een grijskleurige pet draagt, aangehouden. [3]
Kort daarna betreedt het arrestatieteam de woning aan de [adres 1] en de bijbehorende kelderbox en vindt daar een doorzoeking plaats. [4]
In een van de slaapkamers in de woning wordt onder het matras het in de tenlastelegging onder feit 1 bij het eerste gedachtestreepje genoemde pistool van het merk Blow, model TR 34, kaliber 9 mm P.A.K. getransformeerd naar 9mmx17, aangetroffen. [5] Onder het bed in een Albert Heijn-tas is een doorzichtige Tupperwaredoos met daarin een blok roze substantie aangetroffen. [6] Onderzoek wijst uit dat het 358 gram roze poeder en de brokjes 2C-B en/of MDMA bevatten. [7]
In de kelderbox treft de politie een ingerichte werkplaats aan voor het ombouwen of transformeren van gaspistolen tot scherpschietende voorwerpen. Er staat een draaibank en er liggen handgereedschappen, machines zoals boormachines en een doos waarin vuurwapens verzonden worden. De politie komt tot de conclusie dat in deze werkplaats seriematig gasalarmpistolen die vanuit het buitenland in Nederland zijn ingevoerd, getransformeerd worden naar scherpschietende pistolen (vuurwapens). Om de munitie van het kaliber 9mm x17 (synoniem voor .380 AUTO of 9mm kort) te verschieten in een getransformeerd gas-alarmpistool in het fabriek originele kaliber 9mm PAK, moet deze munitie worden gemanipuleerd (ingekort). [8]
In deze werkplaats/kelderbox worden de andere in de tenlastelegging onder 1 genoemde wapens en munitie en de (losse onderdelen van) een nabootsvuurwapen van het merk Denix, model Colt M1911 US ARMY aangetroffen. [9]
Verder wordt in de kelderbox een plastic fles met wasbenzine gezien, waarop twee zogenoemde Cobra’s (knalvuurwerk van het merk Di Blasio Elio Fireworks, model Super Cobra 6) door middel van ducttape zijn geplakt. De politie omschrijft het geheel als een ‘geïmproviseerde explosieve constructie in de vorm van een Vloeistof Brandstof Combinatie.’ [10]
Ten slotte worden in de kelderbox zes ‘Cobra’s’ (Super Cobra 6, knalvuurwerk van het merk Di Blasio Elio Fireworks) aangetroffen. [11]
Op een peuk die in een kist met vuurwapenlopen ligt, op gereedschappen (handvat kruiskop en meetlat) en op de scherpe delen van de bovenkant van een van de pistoolkasten die in de box liggen, blijkt na onderzoek het DNA van de verdachte te zitten. [12]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de sleutel van de kelderbox had die bij de woning [adres 1] hoort. Hij heeft ook verklaard dat het wapen dat in zijn slaapkamer in die woning onder het matras is aangetroffen van hem is en dat hij wist dat het daar lag. Hij heeft verder verklaard dat de Cobra’s die in de kelderbox zijn aangetroffen van hem zijn en dat hij wist dat die daar lagen. De verdachte heeft ten slotte verklaard dat de verdovende middelen die in zijn slaapkamer zijn aangetroffen van hem zijn en dat hij wist dat die daar lagen. [13]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat alleen hij en zijn moeder de sleutels van de woning [adres 1] Amsterdam en de daarbij behorende boxruimte hebben en dat alleen hij van de box gebruikmaakt. Over de explosieve constructie heeft hij onder meer verklaard dat hij een ‘mooi bommetje (had) gemaakt voor oud en nieuw in de buurt’ en dat hij kinderen had gekregen en aan hen wilde ‘laten zien hoe oud en nieuw werkte’. [14]
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit met uitzondering van het eerste gedachtestreepje (het vuurwapen dat in de slaapkamer van de verdachte is aangetroffen), het onder 3 ten laste gelegde feit (nabootswapen) en het onder 4 ten laste gelegde feit (explosief) moet worden vrijgesproken en daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte heeft in zijn eerste politieverhoor op 14 mei 2024 te kennen gegeven dat hij de enige persoon is die van de box aan de [adres 1] gebruikmaakte. Hij is ter zitting op deze verklaring teruggekomen. Hij heeft tijdens het eerste politieverhoor met name uit paniek een verklaring afgelegd, en om op dat moment vooral zijn moeder in bescherming te nemen. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij niet de enige was die toegang tot de box had. In principe kon een ieder toegang krijgen tot de box. De deuren van de boxen aan de [straat] waren vaak kapot, waardoor de deuren eenvoudig open te maken waren. Er zijn op meerdere momenten slotenmakers geweest om de sloten van de boxen te repareren of te vervangen. Er is DNA aangetroffen in de box van [medeverdachte] en [naam tweede persoon] en van een tot op heden onbekend gebleven man. De verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij eerlijk kan zeggen dat hij met verkeerde dingen bezig is geweest, maar hij oprecht geen weet had van de goederen die er in de box lagen en dan in het bijzonder van de wapenonderdelen en wapens. Aan de hand van de observaties die er gedaan zijn op 13 mei 2024 kan ook niet hard gemaakt worden dat de verdachte op 13 mei 2024 daadwerkelijk in de kelderbox geweest is nu daar geen foto’s van terug te zien zijn in het dossier, en er een algemeen signalement gegeven wordt van de persoon die gezien is in de kelderbox. Het kan ook een andere jongen van kleur met een soortgelijk signalement in de box geweest zijn. De verdachte heeft ten aanzien van het explosief te kennen gegeven dat zijn verklaring bij de politie niet goed op papier gekomen is. Hij wilde zijn kinderen bommetjes laten zien met oud en nieuw. Hij bedoelde daar de Cobra’s mee en niet het aangetroffen explosief.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 het eerste gedachtestreepje (het vuurwapen dat in de slaapkamer van de verdachte is aangetroffen en de feiten 2 (aanwezig hebben van verdovende middelen) en 5 (voorhanden hebben van Cobra’s) opgemerkt dat de verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie en op zitting hierover een bekennende verklaring heeft afgelegd en dat zij zich wat betreft het bewijs refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen die in de eindnoten staan vermeld de overtuiging gekregen dat de verdachte de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 13 mei 2024 in de woning waar de verdachte verbleef een wapen en verdovende middelen zijn aangetroffen en in de bijbehorende kelderbox wapens, munitie, een nepvuurwapen, wapenonderdelen, illegaal vuurwerk (Cobra’s) en een explosief zijn aangetroffen. De verdachte heeft bekend dat hij het wapen dat in zijn slaapkamer lag, voorhanden heeft gehad en de verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad. Hij heeft ook bekend dat hij de Cobra’s die in de kelderbox lagen opzettelijk voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde zaken geldt het volgende. Het is niet aannemelijk dat de politie zich op 13 mei 2024 heeft vergist en in de kelderbox een andere man heeft gezien en gesproken, zoals de verdediging heeft gesuggereerd. De opsporingsambtenaren hebben het signalement van de man die zij aan de hand van foto’s en uiterlijke kenmerken hebben herkend als de verdachte, doorgegeven aan het observatieteam en daarbij vermeld dat de man een grijze pet op had. Kort daarna is gezien dat een man met een grijze pet uit het portiek van de [straat] kwam lopen, kort daarna in een auto zat en vervolgens is die man aangehouden. Dit bleek verdachte te zijn.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat alleen hij en zijn moeder de sleutel van de kelderbox hadden en dat hij als enige van de box gebruikmaakte. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de verklaring van de verdachte van 14 mei 2024 bij de politie niet in vrijheid is afgelegd. Tijdens de doorzoeking heeft de moeder van de verdachte verklaard dat de verdachte sinds een paar weken bij haar woont en dat hij gebruikmaakt van een van de slaapkamers. Op de vraag wie er gebruikmaken van de box die bij de woning hoort, heeft zij geantwoord dat alleen haar zoon gebruikmaakt van de box en dat zij en haar zoon de enigen met een sleutel van de woning zijn. [15] De ter terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte die erop neerkomt dat hij van de prins geen kwaad weet en dat (onbekende) anderen buiten medeweten van de verdachte de kelderbox hebben gebruikt als werkplaats om gaspistolen om te bouwen (zij zouden toegang tot de box hadden gehad omdat de sloten van de boxen vaak kapot zijn), is zo onwaarschijnlijk dat de rechtbank daaraan voorbijgaat. Dit geldt temeer gelet op het feit dat in de kelderbox verschillende (onderdelen van) wapens en munitie in het zicht lagen en op verschillende voorwerpen DNA van de verdachte is aangetroffen. De door de verdachte geopperde mogelijkheid houdt niet meer in dan een niet nader gespecificeerde bewering die door voormelde feiten en omstandigheden wordt weerlegd.
De slotsom is dat voor de rechtbank genoegzaam vaststaat dat de verdachte de wapens, munitie en het explosief bewust aanwezig heeft gehad en dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
De verdachte wordt vrijgesproken van het medeplegen omdat er geen bewijs is dat de medeverdachte zich ook bewust was van de aanwezigheid van de wapens in de woning en de box.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan met dien verstande dat
1. hij op 13 mei 2024 te Amsterdam, een of meer wapens van categorie II onder 4 en categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
  • een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Blow, model TR 34, kaliber 9 mm P.A.K. getransformeerd naar 9mmx17, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
  • een wapen van categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een schietpen van het kaliber 6.35mm Browning (synoniem voor .25 AUTO), zijnde een vuurwapen in de vorm van een schietpen en
  • een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Blow, model TR 34, kaliber 9 mm P.A.K. getransformeerd naar 9mmx17, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
  • een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Blow, model TR 34, kaliber gewijzigd naar 9mm Kort (synoniem .380 Auto), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
  • een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Blow, model TR 17, kaliber 9 mm P.A.K. getransformeerd naar 9mmx17, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
  • een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Blow, model TR 17, kaliber gewijzigd naar 9mm Kort (synoniem .380 Auto), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
  • een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Blow, model TR 17K, kaliber gewijzigd naar 9mm Kort (synoniem .380 Auto), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
  • een wapen (althans losse onderdelen daarvan) van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Blow, model TR 17, kaliber mogelijk gewijzigd van origineel kaliber 9mm PAK naar 9mm Kort (synoniem .380 Auto) (goednummer 6501457 – SIN nummer [SIN-nummer 1] ), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
  • een patroonmagazijn, zijnde een hulpstuk, een essentieel onderdeel en/of een onderdeel van wezenlijke aard, als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie, van/voor een vuurwapen (pistool van het merk Blow, model TR 17) van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie en
  • een of meer vuurwapenonderdelen, zijnde (telkens) hulpstukken en/of essentiële onderdelen en/of onderdelen van wezenlijke aard, als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie, van/voor een of meer (vuur)wapen(s) van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie,
en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
  • 4 patronen van het merk Fiocchi, kaliber 635mm Browning (Synoniem voor .25 Auto) en
  • 258 patronen van het merk CBC, kaliber 9mm x17 (synoniem voor 9mm Kort of .380 Auto) en
  • 8 patronen van het merk Sellier & Bellot, kaliber 308R en
  • 8 stuks patronen van het merk Browning, kaliber 16 en
  • 34 patronen van het merk CCI, kaliber .22 Long Rifle en
  • 13 patronen van het merk Geco, kaliber 9mm x17 (synoniem voor 9mm Kort of .380 AUTO, voorhanden heeft gehad;
2. hij op 13 mei 2024 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 358 gram van een materiaal bevattende 2C-B en/of MDMA, zijnde 2C-B en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3. hij op 13 mei 2024 te Amsterdam, een wapen van categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een naboots (nep) vuurwapen van het merk Denix, model Colt M1911 US ARMY, althans losse onderdelen daarvan, voorhanden heeft gehad;
4. hij op 13 mei 2024 te Amsterdam, een wapen van categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een geïmproviseerde explosieve constructie in de vorm van een Vloeistof Brandstof Combinatie bestaande uit een plastic fles met wasbenzine en 2 stuks knalvuurwerk van het merk Di Blasio Elio Fireworks, model Super Cobra 6, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
5. hij op 13 mei 2024 te Amsterdam, opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten 6 stuks knalvuurwerk van het merk Di Blasio Elio Fireworks, model Super Cobra 6, voorhanden heeft gehad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij moeten de bijzondere voorwaarden worden opgelegd die de reclassering heeft geadviseerd met daarbij als bijzondere voorwaarde een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat in geval van een bewezenverklaring een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest passend en geboden is. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte verblijft op dit moment ruim negen maanden in voorlopige hechtenis. Hij is vader van drie kinderen. Hij wil zijn vaderrol vervullen en zijn leven beteren. De reclassering schat de kans op herhaling als gemiddeld in. Zij is in haar rapporten vrijwel altijd positief over de verdachte. In beginsel kan de verdachte bij de moeder van een van zijn kinderen wonen, wat een fijn vooruitzicht is. Niemand is erbij gebaat om de verdachte een lange gevangenisstraf te laten ondergaan. De gevangenis is de leerschool van de criminaliteit, de plek waar criminelen hun contacten op doen en vaker nog dieper in het circuit terechtkomen. De verdachte is nog jong (24 jaar oud) en daarmee nog beïnvloedbaar. De raadsvrouw heeft ten slotte met klem verzocht rekening te houden met de medische situatie van de verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de feiten die bewezen zijn, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van vuurwapens, munitie en een explosief. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee en leidt tot sterke gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ook worden in toenemende mate explosieven gebruikt om angst te zaaien of om druk uit te oefenen, met alle negatieve gevolgen van dien. Dat is niet acceptabel. De verdachte had daarnaast ook nog 358 gram verdovende middelen voorhanden. Harddrugs zijn schadelijk voor de gezondheid van personen en niet zonder reden verboden. De ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor het voorhanden hebben van een pistool in een woning is het vertrekpunt vier maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank overweegt dat bij de straftoemeting niet zonder meer een optelsom wordt gemaakt van het aantal bewezenverklaarde wapens. De rechtbank zal dan ook het geheel van strafbare feiten in ogenschouw nemen. In dit geval tilt de rechtbank daarbij zwaar aan de omstandigheden dat de wapens zijn aangetroffen in een werkplaats waar gaspistolen konden worden omgebouwd tot vuurwapens.
Ten nadele van de verdachte weegt mee dat uit zijn strafblad blijkt dat hij in 2020 voor wapenbezit is veroordeeld.
De reclassering schrijft in haar adviesrapport van 22 oktober 2024 dat zij bij de verdachte over het algemeen een redelijk stabiel leven ziet. Er zijn risico’s op de leefgebieden financiën (mogelijk een delictgerelateerde factor), sociaal netwerk binnen het stadsdeel Zuidoost en middelengebruik. Na zijn detentie kan de verdachte zijn dagbesteding bij [bedrijf] en ambulante begeleiding vanuit “ [stichting] ” gaan opstarten. Hiervoor is hij ook gemotiveerd. De verdachte heeft te kennen gegeven serieus werk te willen gaan maken van zijn leven en de hulp te accepteren die hiervoor nodig is. Problemen op psychosociaal vlak worden niet direct waargenomen. Concluderend ziet de reclassering reden om de verdachte de komende periode te volgen middels een reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden gericht op (praktische) begeleiding en een constructieve dagbesteding; meldplicht bij reclassering; meewerken ambulante begeleiding; dagbesteding en meewerken aan middelencontrole. Er wordt dan ook een deels voorwaardelijke straf geadviseerd.
De rechtbank is alles afwegend van oordeel dat de straf die de officier van justitie heeft gevorderd – een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar waarbij de bijzondere voorwaarden worden gesteld die de reclassering heeft geadviseerd – passend en geboden is. Het forse voorwaardelijke deel geldt als een stevige stok achter de deur voor de verdachte, zodat hij weet wat hem boven het hoofd hangt als hij weer in de fout gaat.

8.Beslag

In de zaak tegen de verdachte zijn de in
bijlage IIgenoemde voorwerpen in beslag genomen. Er is ten aanzien van deze voorwerpen geen last tot teruggave gegeven.
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle voorwerpen aan het verkeer worden onttrokken.
Aangezien met betrekking tot de voorwerpen 2 tot en met 30, 32, 33, 34, 47, 48, 50 tot en met 63, 67, 79 tot en met 81, 85, 86 en 100, opgevat als een gezamenlijkheid van voorwerpen, het onder 1 bewezenverklaarde is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer. Een aantal voorwerpen betreffen koffers voor wapens of wapenonderdelen of plastic zakken waarin wapens dan wel wapenonderdelen zaten. In artikel 36b van het Wetboek van Strafrecht wordt artikel 33b van het Wetboek van Strafrecht van overeenkomstige toepassing verklaard. In dat artikel is bepaald dat in de verbeurdverklaring van een voorwerp begrepen is de verpakking waarin het zich bevindt, tenzij de rechter het tegendeel bepaalt.
Het onder 2 bewezenverklaarde (bezit verdovende middelen) is begaan met betrekking tot het roze poeder en de brokjes (6501395), nummer 43 op de lijst met in beslag genomen voorwerpen. Deze middelen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Daarom worden zij, mede gelet op artikel 13a van de Opiumwet, onttrokken aan het verkeer.
De (verdovende) middelen die op lijst met in beslag genomen voorwerpen staan onder de nummers 35 tot en met 42, 44 en 45 en 102 die aan verdachte toebehoren, worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze middelen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door de verdachte begane misdrijven waaronder het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, terwijl deze middelen kunnen dienen tot het begaan van een soortgelijke misdrijf en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Aangezien met betrekking tot het neppistool Colt M1911 US ARMY (6501496), nummer 31/49 op de lijst met in beslag genomen voorwerpen, het onder 3 bewezenverklaarde is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
Aangezien met betrekking tot het explosief (6501398) en de twee Cobra’s, nummers 46, 69 en 70 op de lijst met in beslag genomen voorwerpen, het onder 4 bewezenverklaarde is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden zij onttrokken aan het verkeer.
Aangezien met betrekking tot de zes Cobra’s 6 (6561004), nummer 101 op de lijst met in beslag genomen voorwerpen, het onder 5 bewezenverklaarde is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Het gereedschap dat op de lijst van de in beslag genomen voorwerpen staat onder de nummers 64, 65, 66, 68, 71, 72, 74, 75, 76, 77, 78, 84, 87, 89, 90, 91, 93, 94, 95 en 96 wordt verbeurd verklaard. Het gereedschap is aangetroffen in de box van de verdachte en behoort aan de verdachte toe. De box was ingericht als een werkplaats waar wapens konden worden omgebouwd. Het is verboden zonder erkenning een wapen of munitie te vervaardigen of te transformeren (artikel 9 van de Wet wapens en munitie). De politie heeft vastgesteld dat in de kelderbox daadwerkelijk wapens zijn getransformeerd met de aangetroffen gereedschappen. Ten laste gelegd is (onder meer) het voorhanden hebben van wapens waarvan is vastgesteld dat die getransformeerd zijn. Om die reden stelt de rechtbank vast dat de aangetroffen gereedschappen bestemd zijn om soortgelijke strafbare feiten mee te begaan.
Op de lijst met in beslag genomen voorwerpen staat ook een ‘peuk’. Het betreft de peuk waarop DNA van de verdachte is aangetroffen. De peuk is inmiddels vernietigd. Teruggeven aan de verdachte of bewaren ten behoeve van de rechthebbende ligt niet in de rede. De rechtbank zal daarom geen beslissing nemen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
  • 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
  • 1.2.4 van het Vuurwerkbesluit.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert respectievelijk op:
1. handelen in strijd met artikelen 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd, en
handelen in strijd met artikelen 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
4. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7º;
5. overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte,
[de verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) jaar.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 1 (één) jaar, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
De veroordeelde moet zich melden bij reclassering Inforsa op het adres [vestigingsadres] . De veroordeelde moet zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt
Meewerken ambulante begeleiding
De veroordeelde moet zich laten begeleiden door de stichting [stichting] . Mocht de reclassering een forensisch kader nodig achten, dan kan zij een wijziging van de bijzondere voorwaarden verzoeken.
Dagbesteding
De veroordeelde moet zich inspannen voor het behouden van zijn structurele dagbesteding bij [bedrijf] of een soortgelijke instantie. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan middelencontrole
De veroordeelde moet meewerken aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Contactverbod
De veroordeelde mag op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte] , geboren op [geboortedag medeverdachte] 1999 in [geboorteplaats medeverdachte] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden (met uitzondering van het contactverbod) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaard verbeurd de voorwerpen die op de lijst met in beslag genomen voorwerpen (bijlage II) staan vermeld onder de volgende nummers: 64, 65, 66, 68, 71, 72, 74, 75, 76, 77, 78, 82, 83, 84, 87, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 95, 96.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen die op de lijst met in beslag genomen voorwerpen (bijlage II) staan vermeld onder de volgende nummers: 1 tot en met 63, 67, 69, 70, 79, 80, 81, 85, 86, 97, 98, 99, 100, 101 en 102.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Smit, voorzitter,
mrs. M. Wiewel en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 februari 2025.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]

[...]

[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende noten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 13 mei 2024 (Rubriek 2 - Algemene bevindingen - p. 3).
3.Het proces-verbaal van observatie van 13 mei 2024 (Rubriek 2 - Algemene bevindingen - p. 4 tot en met 7).
4.Het proces-verbaal van doorzoeking woning [adres 1] te Amsterdam van 14 mei 2024 met documentcode 19445859 (Rubriek 5 - Doorzoekingen en beslag - p. 3 tot en met 7) en het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning [adres 1] te Amsterdam van 14 mei 2024 met documentcode 19444429 (Rubriek 5 - Doorzoekingen en beslag - p. 8 tot en met 18).
5.Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking woning [adres 1] te Amsterdam van 14 mei 2024 met documentcode 19444429, p. 3 (Rubriek 5 - Doorzoekingen en beslag - p. 8 tot en met 18, p. 10), het proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2024 met documentcode 20067250, p. 5 (Rubriek Doorzoekingen & Beslag) en het (definitief) proces-verbaal van wapenonderzoek met documentcode 2024112267-28 van 2 juli 2024, p. 5 (Rubriek 3 - FO - p. 24 tot en met 51, p. 25).
6.Proces-verbaal doorzoeking van 14 mei 2024 met documentcode 19444429, p. 5 (Rubriek 5 - Doorzoekingen en beslag - p. 8 tot en met 18, p. 12) en het proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2024 met documentcode 20067250, p. 3 (Rubriek Doorzoekingen & Beslag).
7.Het verslag van een deskundige, zijnde een laboratoriumrapport van 16 september 2024, opgemaakt door [adres 1] , forensisch expert (Rubriek 3 - Forensisch Onderzoek - p. 118).
8.Proces-verbaal van ombouwstation (werkplaats) met documentcode 2024112267-38 van 15 augustus 2024 (Rubriek 3 - FO - p. 61 tot en met 83).
9.Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking met documentcode 20067250 van 22 oktober 2024 (Rubriek Doorzoekingen & Beslag) en het (definitief) proces-verbaal van wapenonderzoek met documentcode 2024112267-28 van 2 juli 2024 (Rubriek 3 - FO - p. 24 tot en met 51):
10.Het proces-verbaal van wapenonderzoek betreffende aantreffen (getransformeerde) vuurwapens en onderdelen van getransformeerde vuurwapen, explosief en/of brandbom in de vorm van een Vloeistof Brandstof Combinatie en zwaar illegaal consumenten vuurwerk in de woning en berging [adres 1] te Amsterdam op 13 mei 2024 van 15 mei 2024 (Rubriek 3 - Forensisch Onderzoek - p. 1 tot en met 12) en het (definitief) proces-verbaal van wapenonderzoek met documentcode 2024112267-28 van 2 juli 2024, p. 27 (Rubriek 3 - FO - p. 24 tot en met 51, p. 50).
11.Het proces-verbaal van bevindingen betreffende 8 stuks Cobra 6 aangetroffen in kelderbox van 14 mei 2024 met documentcode 19448659 (Rubriek 5 - Doorzoekingen en beslag - p. 19 tot en met 20) en het proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2024 met documentcode 20067250, p. 8 (Rubriek Doorzoekingen & Beslag).
12.Het verslag van een deskundige, zijnde een rapport van een DNA-onderzoek van 3 augustus 2024, opgemaakt door dr. [naam deskundige] , forensisch DNA-deskundige (Rubriek 3 - Forensisch Onderzoek - p. 84 tot en met 88).
13.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 februari 2025.
14.Proces-verbaal verhoor van de verdachte [de verdachte] van 14 mei 2024 met documentcode 19443638, p. 3 en 11 (Persoonsdossier [de verdachte] - p. 26 tot en met 47, in het bijzonder p. 28 en 36).
15.Proces-verbaal van bevindingen betreffende verklaring [naam] bij doorzoeking van 14 mei 2024 met documentcode 19446672.
16.Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.