Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.De feiten
[bedrijfsnaam]). Hij heeft namens [bedrijfsnaam] met CMF een geldleningsovereenkomst gesloten, waarin zij hebben afgesproken dat CMF € 25.000 leent aan [bedrijfsnaam] tegen betaling van een provisie van € 7.000. [bedrijfsnaam] was verplicht de lening in tien maanden terug te betalen in termijnen van € 160 per werkdag. (Hierna:
de overeenkomst).
4.Het geschil
5.De beoordeling
“Alsmede hoofdelijk in privé”zo heeft begrepen dat die betrekking had op het uitwinnen van het pandrecht en niet als medeschuldenaarschap. Daarom blijkt uit de handtekening van [gedaagde] in de overeenkomst en in de pandakte niet dat hij zich als medeschuldenaar wilde verbinden. Dat blijkt ook niet uit andere handelingen of verklaringen van [gedaagde] . CMF kon er dus niet op vertrouwen dat [gedaagde] de wil had om zich als medeschuldenaar te verbinden aan de lening. Dit betekent dat er geen overeenkomst tussen CMF en [gedaagde] tot stand is gekomen, maar alleen tussen CMF en [bedrijfsnaam] . [gedaagde] is dus niet aansprakelijk voor het terugbetalen van de lening van [bedrijfsnaam] . De rechtbank wijst daarom de vordering van CMF af.