ECLI:NL:RBAMS:2025:1347

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
C/13/765289 / HA RK 25-66
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaken met parketnummers 13/261763-22 en 16/005015-23

Op 27 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure die was ingediend door een verzoeker, die gedetineerd was en verdachte in twee strafzaken met parketnummers 13/261763-22 en 16/005015-23. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters M.A.E. Somsen, A.A. Spoel en I. Timmermans, die de meervoudige strafkamer vormden. De verzoeker stelde dat hij zonder advocaat was en dat de rechtbank hem niet had voorzien van de benodigde stukken en het strafdossier, waardoor hij zich niet adequaat kon verdedigen. Hij had eerder ook al een wrakingsverzoek ingediend, dat ongegrond was verklaard.

De rechters hebben het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en aangegeven dat zij bereid waren om in gesprek te gaan met de verzoeker over zijn zorgen, maar dat dit niet meer mogelijk was omdat hij hen al had gewraakt. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel trekken. Het verzoek werd afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat het indienen van het wrakingsverzoek zonder redelijke grond als misbruik van recht werd beschouwd. Bovendien werd bepaald dat verdere verzoeken tot wraking in deze zaken niet in behandeling zouden worden genomen.

De beslissing werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen voorziening open tegen deze beslissing op grond van artikel 515 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beslissing van 27 februari 2025 op het ter zitting gedane en onder zaaknummer C/13/765289 / HA RK 25-66 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
verzoeker,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen te [plaats] ,
gedetineerd in het [detentieplaats] ,
welk verzoek strekt tot wraking van mrs. M.A.E. Somsen, voorzitter, A.A. Spoel en I. Timmermans, leden van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Amsterdam, hierna: de rechters.

1.1. De procedure

De Wrakingskamer heeft kennisgenomen van het navolgende processtuk:
- het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van 27 februari 2025 inhoudende het verzoek tot wraking.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Wrakingskamer van 27 februari 2025 in aanwezigheid van verzoeker en de rechters. Na de behandeling is direct mondeling uitspraak gedaan. Deze beslissing vormt de uitwerking daarvan.

2.De feiten en het verzoek

Verzoeker is verdachte in twee strafzaken met parketnummers 13/261763-22 en 16/005015-23 die bij de rechters in behandeling zijn. Het onderzoek ter terechtzitting in die zaken is vandaag hervat.
Blijkens het proces-verbaal heeft verzoeker nadat de oudste rechter hem de cautie had gegeven, de rechters gewraakt.
Verzoeker heeft aangevoerd:
“Ik heb meerdere wrakingsgronden. Ik vraag mij af wat de rechtbank heeft beoogd bij het inplannen van deze zitting. Ik vraag mij af waarvan ik wordt verdacht. Ik zit zonder advocaat. Daar had de rechtbank weet van. Had het niet op de weg van de rechtbank gelegen om mij te voorzien van stukken en het strafdossier, zodat ik beslagen ten ijs kon komen en mij kan verdedigen? Dat heeft u niet gedaan. Bovendien heb ik u al eerder gewraakt. Dat was niet vanwege een persoonlijke vraag. Dat was vanwege dat u alles wat ik zei niet voor waar aannam. U ging er al van uit dat alles wat ik zei anders zou kunnen zijn of niet waar is of iets van die strekking. Ik vraag mij serieus af hoe gekleurd u eigenlijk bent.”

3.De reactie van de rechters

De rechters berusten niet in de wraking en zij achten het verzoek ongegrond. Bij monde van de oudste rechter hebben zij aangevoerd dat zij graag in gesprek waren gegaan met verzoeker over de punten die hij als wrakingsgronden heeft aangevoerd. Van dat gesprek is het niet meer gekomen omdat hij toen al had gewraakt.

5.5. De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomen is, althans dat de bij verzoeker(s) bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig dan wel vooringenomen is, objectief is gerechtvaardigd.
5.2.
Aan het verzoek zijn door verzoeker geen feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
5.3.
Omdat verzoeker het middel tot wraking lichtvaardig, want zonder redelijke grond heeft ingezet, is sprake van misbruik van recht. Daar komt bij dat verzoeker de meervoudige kamer in een andere samenstelling maar in dezelfde zaken, eerder heeft gewraakt, welk wrakingsverzoek bij beslissing van 18 oktober 2024 ongegrond is verklaard (zaaknummer C/13/754894 / HA RK 24-261). Verzoeker kan eerder aangevoerde gronden, die al ongegrond zijn verklaard, nu niet opnieuw aanvoeren. Bepaald zal daarom worden dat verdere verzoeken tot wraking in de zaken met bovenstaande parketnummers niet in behandeling genomen worden.
6. Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek af;
- bepaalt dat een volgende verzoek tot wraking in de zaken met bovenstaande parketnummers niet in behandeling wordt genomen.
Aldus gegeven door mrs. S. Djebali, voorzitter, S.P. Pompe en I.M. Nusselder, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.