ECLI:NL:RBAMS:2025:1343

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
10997990
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige beëindiging van jaarlijkse bijdragen aan het indexatiefonds door werkgever Ketjen Netherlands B.V. en de gevolgen voor gepensioneerden

In deze zaak vorderen de eisers, voormalige werknemers van Ketjen Netherlands B.V., dat de rechtbank verklaart dat Ketjen zich niet als goed werkgever heeft gedragen door de jaarlijkse bijdrage aan het indexatiefonds per 1 januari 2016 stop te zetten en per 1 januari 2021 geen deel van de werknemersbijdrage meer in het indexatiefonds te storten. De eisers stellen dat deze besluiten onrechtmatig zijn en dat Ketjen hen niet voldoende heeft betrokken bij de besluitvorming omtrent hun pensioen. De rechtbank oordeelt dat Ketjen, door de eigen bijdrage aan het indexatiefonds stop te zetten, de belangen van de gepensioneerden onvoldoende heeft gewogen. De rechtbank stelt vast dat de eisers ontvankelijk zijn in hun vordering en dat de vorderingen niet zijn verjaard. De kantonrechter concludeert dat Ketjen de eisen van goed werkgeverschap heeft geschonden door de jaarlijkse toevoegingen aan het indexatiefonds te beëindigen zonder adequate compensatie. De rechtbank veroordeelt Ketjen om binnen drie maanden afspraken te maken met de pensioenuitvoerder over toekomstige toevoegingen aan het toeslagdepot, zodat de pensioenaanspraken van de eisers tot 2045 kunnen worden verhoogd. Tevens wordt Ketjen veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10997990 \ CV EXPL 24-2897
Vonnis van 27 februari 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats 2] ,
3.
[eiser 3],
te [woonplaats 3] ,
4.
[eiser 4],
te [woonplaats 4] ,
5.
[eiser 5],
te [woonplaats 5] ,
6.
[eiser 6],
te [woonplaats 6] ,
7.
[eiser 7],
te [woonplaats 3] ,
8.
[eiser 8],
te [woonplaats 7] ,
9.
[eiser 9],
te [woonplaats 8] ,
eisende partij,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. C.A. Hoekstra,
tegen
KETJEN NETHERLANDS B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Ketjen,
gemachtigde: mr. L.A. van Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding voor de rol van 7 februari 2024,
- de conclusie van antwoord van 30 mei 2024
- het tussenvonnis van 13 juni 2024,
- de mondelinge behandeling van 13 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de akte van Ketjen van 24 oktober 2024,
- de akte van [eisers] van 21 november 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] zijn in dienst geweest bij Albemarle Catalysts Company B.V. (ACC) Met ingang van 2 januari 2024 is deze naam statutair gewijzigd in Ketjen Netherlands B.V.
2.2.
Met ingang van 1 januari 2006 is een eigen pensioenfonds opgericht, Stichting Pensioenfonds Albemarle (hierna SPA). Ketjen en SPA hebben een uitvoeringsovereenkomst gesloten voor de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2015. In de overeenkomst is een tabel opgenomen met jaarlijks door Ketjen in het Indexatiefonds te storten bedragen. De pensioenovereenkomst tussen [eisers] en Ketjen is vanaf 1 augustus 2005 tot en met 31 december 2015 ondergebracht bij SPA. SPA heeft een herverzekeringsovereenkomst gesloten met Delta Lloyd.
De pensioenovereenkomst maakt sinds 2011 onderdeel uit van de cao ACC/Ketjen. De inhoud en de uitvoering van de pensioenregeling zijn vastgelegd in de cao en in de statuten en het pensioenreglement van SPA.
2.3
Artikel 13 van het Pensioenreglement 2006 luidt:
“1. Het bestuur streeft ernaar jaarlijks per 1 januari alle opgebouwde pensioenaanspraken aan te passen aan een eventuele stijging van de kosten van levensonderhoud door aanwending van daartoe in een Toeslagfonds gereserveerde middelen.
2. De verlening van toeslagen, en ook de wijze van financiering geschiedt overeenkomstig het Indexatieprotocol. Het Indexatieprotocol vormt een onlosmakelijk geheel met dit reglement.”
2.4.
In het Indexatieprotocol staat dat het Indexatiefonds wordt gevoed met ondermeer:
“- jaarlijkse dotaties van Albemarle aan het begin van het kalenderjaar (2% van de VPV van de actieve deelnemers gevormd voor 1/1/2006 en overgedragen aan SPA zoals vastgelegd in de financieringsovereenkomst tussen SPA en Albemarle, zie bijgaande tabel; en
- Maandelijks 2% van 1/12 van de Pensioengrondslag van de deelnemer.”
2.5.
In artikel 1.2 van de financieringsovereenkomst tussen ACC en SPA is bepaald;
“ACC verbindt zich om naast de bijdragen van artikel 1.1. jaarlijks een bijdrage aan SPA te betalen in het Indexatiefonds, ten behoeve van indexaties van opgebouwde rechten, zoals bedoeld in artikel 3.3.1. van deze overeenkomst.”
2.6.
In artikel 2.3 van de financieringsovereenkomst tussen ACC en SPA is bepaald:
“Onder bijdrage in artikel 1.2 van deze overeenkomst worden verstaan een jaarlijks vast bedrag van EUR 50.000, vermeerderd met een bedrag overeenkomstig de tabel in de bij deze overeenkomst gevoegde bijlage. Dit tabelbedrag is onafhankelijk van de ontwikkelingen in het deelnemersbestand, de beleggingsresultaten, economische parameters of anderszins.”
2.7.
Maandelijks wordt op grond van de cao vanaf 2011 een gedeelte van de pensioengrondslag van de deelnemers toegevoegd aan het Indexatiefonds. Dit percentage was bij aanvang 2%, vanaf 1 april 2011 2.5%, vanaf 1 april 2013 3% en van 2016 tot 2021 6% van de pensioengrondslag. Gemiddeld is van 2016 tot en met 2021 een bedrag van
€ 1.113.134,00 (totaal € 5.568.668,00) vanuit de werknemersbijdrage in het indexatiedepot gestort.
2.8.
In artikel 13 van het Pensioenreglement 2012 staat;
“1. Op de pensioenaanspraken wordt tijdens uw dienstverband jaarlijks toeslag verleend van maximaal de algemene loonsverhoging in het voorgaande jaar, zoals overeengekomen tussen de bonden en Albemarle. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is een reserve gevormd.
2. Op de pensioenaanspraken na beëindiging van het dienstverband en op de pensioenrechten wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de ontwikkeling van de consumentenprijsindex alle huishoudens. De consumentprijsindex wordt bekeken over de periode september-september en wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS). De aanpassing van de ingegane pensioenen en premievrije pensioenen is niet hoger dan de aanpassing van de pensioenen van degenen die nog in dienst zijn van Albemarle Catalysts Company B.V. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening is een reserve gevormd.”
2.9.
Ketjen is onderdeel van een groep die aan de Amerikaanse beurs is genoteerd. Daarmee zijn de Amerikaanse boekhoudregels van toepassing. Volgens deze regels dient Ketjen in de Verenigde Staten een grote boekhoudkundige voorziening aan te houden voor de Nederlandse (pensioen)regeling in eigen beheer. Naar aanleiding hiervan besluit Ketjen dat met ingang van 1 januari 2016 de pensioenopbouw niet langer plaatsvindt bij SPA, maar bij Pensioenfonds Grafische Bedrijven (PGB), en vanaf 1 januari 2021 bij BeFrank PPI B.V.
2.10.
Er is een projectgroep “pensioenen” opgericht met het verzoek de sociale partners te adviseren over een toekomstbestendige pensioenregeling voor werknemers van Albemarle vanaf 1 januari 2016. De projectgroep bestaat uit leden namens werkgever, de ondernemingsraad en de vakbonden. Zij brengen een advies uit. In het advies is het volgende opgenomen:
“ Omdat een bijdrage van Albemarle in een separaat indexatiedepot niet FAS-proof is, adviseren wij de sociale partners om de huidige bijdrage van Albemarle (zowel de premie als de tabelbijdrage) volledig beschikbaar te stellen voor de premie behorende bij de fiscaal maximale pensioenregeling bij Pensioenfonds PGB. Op deze wijze wordt de nieuwe pensioenregeling op volwaardig niveau gehouden (weliswaar zonder garanties). De projectgroep ziet de deelnemersbijdrage als enig instrument voor het creëren van indexatiepotentieel voor zowel de bestaande regeling als de nieuwe regeling.“en
“Met enkel de middelen in het Algemeen reservefonds en de mogelijke winstdeling uit het premievrije GSB neemt het indexatiepotentieel van de tot en met 31 december 2015 opgebouwde pensioenaanspraken snel af. De projectgroep adviseert daarom om de deelnemersbijdrage vanaf 1 januari 2016 toe te voegen aan dit indexatiedepot.
2.10.
Vanaf 1 januari 2016 geldt een addendum op artikel 13 van het pensioenreglement 2012. Dit luidt ten aanzien van toeslagverlening als volgt:
“1. Op de voor 1 januari 2016 ingegane pensioenrechten en opgebouwde pensioenaanspraken worden in beginsel jaarlijks toeslagen verleend conform de stijging van de consumentenprijsindex alle huishoudens. De consumentprijsindex wordt bekeken over de periode september - september en wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS).
2. De werkgever beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. De hoogte van de toeslagverlening is afhankelijk van de beschikbare middelen in het depot.
3. De werkgever heeft de mogelijkheid om in enig jaar af te wijken van de in lid 1 genoemde wijze van toeslagverlening en/of een inhaaltoeslag te verlenen, voor zover dat ingevolge de Wet op de loonbelasting 1964 is toegestaan.
4. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening heeft de werkgever een depot gevormd.”
2.11.
De tot 1 januari 2016 opgebouwde pensioenen zijn overgedragen aan Delta Lloyd De afspraken over de toeslagregeling tussen SPA, ACC en Delta Lloyd worden vastgelegd in de
“Overeenkomst inzake uitvoering van de toeslagverlening van Albemarle Catalyst Company B.V.”Het indexatiefonds gaat Algemeen Reservefonds heten. In de overeenkomst wordt geen melding meer gemaakt van jaarlijkse stortingen van ACC in het Depot. Het Depot wordt ondermeer gevuld met het saldo van het Algemeen Reservefonds. Dit bedrag - € 13.104.793,00 - wordt op 17 juni 2016 overgemaakt aan Delta Lloyd en daarna is SPA geliquideerd. SPA besluit tot een eenmalige indexatie van 3,73% voor oud-werknemers (inclusief gepensioneerden) en 5,785% voor werknemers die nog in dienst waren. De stijging van het CPI bedraagt over die periode 1,0%. Deze extra kosten worden voldaan uit het Indexatiefonds.
2.13.
Per 1 januari 2021 stapt Ketjen over van een pensioenregeling bij PGB naar BeFrankPPI en wordt geen werknemersbijdrage meer beschikbaar gesteld voor toeslagverlening op grond van bepalingen in de cao. FNV en CNV zijn de cao met Ketjen overeengekomen. De vakbonden hebben het onderhandelingsresultaat voorgelegd aan hun leden via een ledenraadpleging. Ketjen heeft haar medewerkers hierover per brief geïnformeerd. De gepensioneerde werknemers zijn hierover niet geïnformeerd door Ketjen.
2.14.
Per november 2023 bevat het Indexatiedepot € 27.548.920,00.
2.15.
Er is een verenging van pensioengerechtigden, als bedoeld in artikel 22 Pensioenwet, actief genaamd VOSPAD. VOSPAD heeft een wettelijke hoorrecht ten aanzien van de indexatie van het pensioen van de gepensioneerden. Het statutaire doel van VOSPAD is het behartigen van de belangen van gepensioneerden van Ketjen. [eisers] zijn lid van VOSPAD. Er is ook een Pensioencommissie waarin pensioengerechtigden vertegenwoordigd zijn. De Pensioencommissie adviseert de cao-partijen bindend over de toe te kennen verhoging van pensioenen op grond van de beschikbare middelen in het Indexatiefonds en vanaf 2016 het Depot.
[eisers] hebben deelgenomen aan de pensioenregeling van Ketjen.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen - samengevat - dat voor recht wordt verklaard dat Ketjen zich niet als goed werkgever heeft gedragen en onrechtmatig heeft gehandeld door de jaarlijkse bijdrage aan het indexatiefonds stop te zetten per 1 januari 2016 en per 1 januari 2021 niet langer een deel van de werknemersbijdrage voor het pensioen in het indexatiefonds te stoppen. Ook vorderen zij dat Ketjen met de pensioenuitvoerder afspraken zal maken over toevoegingen aan het toeslagdepot. Subsidiair vorderen [eisers] Ketjen te veroordelen om met de pensioenuitvoerder nieuwe afspraken te maken over jaarlijkse bijdragen aan het indexatiefonds zoals die voor 1 januari 2016 plaatsvonden. Zij vorderen van Ketjen een bedrag van € 800.000,00 jaarlijks ter beschikking te stellen aan het indexatiefonds.
3.2.
[eisers] leggen aan de vordering het volgende ten grondslag. Ketjen heeft de ambitie uitgesproken om de pensioenen aan te passen aan de stijging van de kosten van levensonderhoud. Deze aanpassing wordt voldaan uit het indexatiefonds. Het indexatiefonds wordt gevuld met een jaarlijkse bijdrage van Ketjen en een deel van de werknemerspremie voor de pensioenen. Ook groeit het fonds bij positieve beleggingsresultaten. Ketjen heeft zich niet als goed werkgever gedragen en onrechtmatig gehandeld door vanaf 2016 niet langer zelf bij te dragen aan het indexatiefonds en in 2021 een cao heeft gesloten waarin is afgesproken dat er niet langer een deel van de werknemersbijdrage in dit fonds wordt gestort.
3.3.
Ketjen voert verweer. Ketjen concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Ketjen voert het volgende aan. Zij is deel gaan uitmaken van een Amerikaanse groep waardoor zij een onwenselijk grote reservering moest aanhouden volgens Amerikaanse boekhoudregels voor het pensioenfonds in eigen beheer. Het eigen pensioenfonds is geliquideerd. Zij heeft in 2016 een pensioenuitvoeringsovereenkomst gesloten met een externe partij aan wie zij ook het indexeringsfonds heeft overgedragen. Zij is toen ook opgehouden een jaarlijkse bijdrage te leveren aan het indexatiefonds. Sinds 2021 wordt de werknemersbijdrage op grond van de CAO 2021 niet langer in het fonds gestort.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1.
Ketjen stelt dat [eisers] niet ontvankelijk zijn in hun vordering, omdat niet zij maar VOSPAD de vordering had dienen in te stellen. Het is mogelijk dat VOSPAD de vordering had moeten instellen, maar dat neemt niet weg dat [eisers] ieder voor zich en gezamenlijk eveneens een belang hebben om Ketjen in rechte te betrekken. Niet valt in te zien op grond waarvan zij hun vordering niet zouden moeten kunnen voorleggen aan de kantonrechter. Zij zijn dus ontvankelijk.
Verjaring
4.2.
Ketjen stelt dat de vorderingen van Ketjen, in ieder geval deels, zijn verjaard. De kantonrechter is van oordeel dat dat niet zo is. Allereest wordt vastgesteld dat er een verjaringstermijn van toepassing is van 5 jaar, nadat het schadeveroorzakende feit bekend is geworden bij [eisers] Eerst in 2021 zijn [eisers] bekend geworden met het stoppen van de eigen bijdrage aan het indexatie depot. Ketjen heeft voldoende onderbouwd gesteld dat er wel eerder een advies is gegeven door een projectgroep hierover, maar onvoldoende onderbouwd dat ook [eisers] hiervan op de hoogte waren. De vorderingen van [eiser 1] zijn daarom tijdig ingesteld.
Klachtplicht
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter hebben [eisers] de klachtplicht niet geschonden. Zodra zij kennis hebben gekregen van de oorzaken waardoor hun pensioen slechts beperkt werd geïndexeerd hebben zij binnen een bekwame tijd dit kenbaar gemaakt aan Ketjen.
Goed werkgeverschap
4.5.
De verplichting om zich bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst als goed werkgever te gedragen volgt uit artikel 7:611 Burgerlijk Wetboek (BW). De eisen van goed werkgeverschap leiden er onder meer toe dat een werkgever zorgvuldig moet handelen, belangen van medewerkers onderzoekt en meeweegt en een werknemer moet dus ook in de gelegenheid worden gesteld zijn belangen naar voren te brengen. Besluiten die werkgever neemt moeten transparant zijn en ook juist en voldoende gemotiveerd. Een werkgever dient zich te gedragen naar de eisen redelijkheid en billijkheid.
4.6.
Indien sprake is van pensioenaanspraken, brengt het einde van de arbeidsovereenkomst mee dat de rechtsverhouding tussen partijen, zij het met gewijzigde hoedanigheid van partijen, wordt voortgezet in de pensioenovereenkomst. Art. 7:611 BW, waarin de norm van goed werkgeverschap is neergelegd, is van toepassing op de pensioenovereenkomst als onderdeel van de arbeidsovereenkomst, ook nadat de arbeidsovereenkomst voor het overige is geëindigd.
4.7.
Ketjen dient zich daarom tegenover de gewezen deelnemers en gepensioneerden te gedragen als een goed werkgever (art. 7:611 BW), waarbij Ketjen niet mag afwijken van dwingendrechtelijke bepalingen van de Pensioenwet.
2016
4.8.
Ketjen heeft besloten de regeling op grond waarvan zij een eigen bijdrage
(€ 50.000,- plus tabelbijdrage) betaalt in het indexatiefonds stop te zetten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Ketjen als redenen hiervoor gegeven dat de regeling te duur werd en in strijd was met de Amerikaanse boekhoudregels, waar zij zich aan moest houden, omdat zij deel was gaan uitmaken van een Amerikaans concern.
4.9.
Ketjen moet zich ervan bewust zijn geweest dat door het besluit de tabelbijdrage niet langer in het indexatiefonds te storten, het indexatiefonds niet langer toenam. Hierdoor, in welke mate dan ook, heeft dit de mogelijkheden beperkt om te komen tot indexatie van de pensioenen. De Pensioencommissie die bindend adviseert over de hoogte van de indexatie is gebonden aan de omvang van het indexatiefonds. Er is dus een duidelijk en rechtstreeks verband tussen de omvang van het indexatiefonds en de mogelijke indexering van de pensioenen.
4.10.
Of Ketjen zich hierdoor niet heeft gedragen als goed werkgever is van meer omstandigheden afhankelijk. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Ketjen slechts niet als goed werkgever gehandeld indien zij onzorgvuldig heeft gehandeld en de belangen van de gepensioneerden niet heeft onderzocht en heeft meegewogen. Ook ligt ter beoordeling voor of het besluit van Ketjen voldoet aan de eisen van redelijkheid en billijkheid.
4.11.
De financieringsovereenkomst tussen werkgever en pensioenuitvoerder maakt onderdeel uit van de indexeringsovereenkomst, die weer onderdeel uitmaakt van het pensioenreglement. Daarmee maakt zij ook onderdeel uit van de pensioenovereenkomst die geldt tussen Ketjen en [eisers] Als bijlage bij de financieringsovereenkomst is een tabel met tabelbijdragen opgenomen. Hierin staan vermeld de bijdragen die Ketjen jaarlijks zal storten in het indexatiefonds. Deze bijlage maakt dus ook onderdeel van de pensioenovereenkomst en geeft weer wat Ketjen met haar werknemers heeft afgesproken.
4.12.
[eisers] stelt terecht dat artikel 95 van de Pensioenwet van toepassing is en dat dit artikel voorschrijft dat er sprake dient te zijn van consistentie. Dit betekent dat de financiering van het pensioen moet zijn afgestemd op de afgesproken ambitie.
4.13.
Uit artikel 6 lid 6 van de uitvoeringsovereenkomst tussen Ketjen en Delta Lloyd volgt dat de toeslagregeling alleen zonder instemming van de werknemer, de gewezen werknemer en gepensioneerden kan worden gewijzigd door werkgever als er een zwaarwegend belang is. Dit betekent naar het oordeel van de kantonrechter niet dat elke individuele werknemer dient in te stemmen met een wijziging en overigens is deze bepaling geen afspraak tussen [eisers] en Ketjen, waardoor zij hierop geen beroep kunnen doen.
4.14.
Ketjen heeft met de sociale partners en de OR voor 1 januari 2016 een projectgroep pensioen opgericht. Uit het advies volgt dat deze projectgroep op de hoogte was van het voornemen van Ketjen om haar eigen bijdrage aan het indexatiefonds stop te zetten. Uit het advies lijkt niet te volgen dat Ketjen de tabelbijdrage voor zichzelf zou houden. De tabelbijdrage zou worden besteed aan de premie behorende bij een vanuit fiscaal oogpunt maximale pensioenregeling. Ter compensatie hiervoor is geadviseerd om de volledige werknemersbijdrage, te weten 6%, beschikbaar te maken voor toekomstige indexatie. Ketjen heeft het advies overgenomen en een besluit overeenkomst het advies genomen. Dit is een eenzijdige wijziging geweest.
4.15.
Dat de helft van de werknemersbijdrage (3%) werd toegevoegd aan een ander indexatiefond, het fonds van PGB, is door Ketjen niet betwist, Dit doet niet af aan het feit dat de werknemersbijdrage ter indexering van de pensioenen, voor actieven en inactieven was verdubbeld.
4.16.
[eisers] hebben gesteld dat het deel van de werknemersbijdrage van 2016 tot en met 2020 jaarlijks ongeveer € 1.500.000, - bedroeg, in totaal € 7.500.000, -. Ketjen heeft onderbouwd gesteld dat dit in de jaren 2016 tot en met 2020 € 5.568.668, - was. De kantonrechter zal hiervan uitgaan omdat [eisers] uitgaat van een schatting en Ketjen het door haar gestelde bedrag voldoende heeft onderbouwd. De totale bijdrage van Ketjen zou in de jaren 2016 tot en met 2020 € 2.940.000, - geweest zijn. Dit bedrag bestaat uit de tabelbijdragen vermeerderd met € 50.000 per jaar. Daarmee is het wegvallen van de eigen bijdrage ruimschoots gecompenseerd. In hoeverre deze compensatie doorwerkt na 2021 hebben partijen niet gesteld en onderbouwd.
4.17.
De eenmalig verhoogde indexering per 1 januari 2015 voor actieven en inactieven is gefinancierd uit het indexeringsfonds en daarmee geen feitelijke compensatie, nu de gelden in het indexeringsfonds bedoeld waren om de pensioenen te indexeren. De indexering is hooguit naar voren gehaald. Het geld in het indexeringsfond kan maar een keer worden aangewend voor indexering. Overigens is onvoldoende aannemelijk geworden dat de indexering per 1 januari 2015 in verband staat met de wijziging van de bijdrage van Ketjen per 1 januari 2016. De kantonrechter zal hiermee verder geen rekening houden.
4.18.
De belangen van de pensioengerechtigden waren bekend bij Ketjen en de projectgroep is op de hoogte gesteld van het voornemen de tabelbijdrage op een andere wijze te besteden. De pensioenprojectgroep heeft Ketjen geadviseerd, welk advies door Ketjen is overgenomen. Door dit advies over te nemen, moet ervan worden uitgegaan dat Ketjen zorgvuldig heeft gehandeld Zij geeft er blijk van zich te hebben vergewist van de belangen van de gepensioneerden en deze belangen heeft meegewogen in haar besluit, dat zij op genoemd advies heeft gebaseerd. Haar besluit om de tabelbijdrage niet langer in het indexatiefonds te storten is naar het oordeel van de kantonrechter niet in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid, nu zij in het belang van de gepensioneerden het wegvallen van de eigen bijdrage heeft weten te compenseren met de werknemersbijdrage.
4.19.
[eisers] stellen zich op het standpunt dat zij niet vertegenwoordigd zijn door de projectgroep en ook niet bekend waren met het advies en zich daarin niet kunnen vinden. Dit doet niet af aan de voldoende mate van zorgvuldigheid die Ketjen heeft betracht bij het nemen van het besluit. Overigens constateert de kantonrechter dat het advies is gericht aan de sociale partners en de vakbonden en de OR vertegenwoordigd was. In het kader van goed werkgeverschap hoeft niet van de werkgever te worden verlangd dat zij over collectieve voorzieningen met alle medewerkers en gepensioneerden individueel onderhandelt.
4.20.
Evenmin komt de kantonrechter tot het oordeel dat het handelen van Ketjen onrechtmatig is geweest. Haar handelen is niet in strijd met de Pensioenwet en evenmin onzorgvuldig, zoals hiervoor al is overwogen.
2021
4.21.
In de CAO 2021 zijn collectieve afspraken gemaakt tussen Ketjen en FNV en CNV. FNV en CNV zijn bevoegde partijen om een collectieve arbeidsovereenkomst te sluiten. Dit wordt door partijen ook niet betwist. Niet gesteld of gebleken is dat [eisers] geen lid waren van een van deze vakbonden. Ook is een werkgever op grond van artikel 14 Wet Cao verplicht om de CAO op niet gebonden werknemers toe te passen.
4.22.
Vanwege artikel 9 lid 1 van de Wet op de cao zijn door een cao gebonden allen die bij de cao zijn betrokken en op het tijdstip waarop de cao is aangegaan lid zijn van een vereniging die partij is bij het sluiten ervan. [eisers] stellen enkel dat zij niet gebonden zijn aan deze overeenkomst omdat zij niet betrokken waren bij de onderhandelingen en het onderhandelingsresultaat niet aan hen is voorgelegd. De vakbonden hebben wel de onderhandelingsresultaten voorgelegd aan de leden. Onbetwist is gesteld dat hierbij het voorstel niet is voorgelegd aan de gepensioneerde leden.
4.23.
De kantonrechter is van oordeel dat de verantwoordelijkheid van een werkgever niet zover gaat dat Ketjen zich ervan had dienen te vergewissen of de gepensioneerden betrokken waren bij de onderhandeling of door de bonden geïnformeerd zouden worden over de onderhandelingsresultaten. Dat kan niet van Ketjen worden gevergd, nu zij onderhandelde met professionele vakbonden. In de onderlinge verhoudingen ligt die verantwoordelijkheid bij de vakbonden. Het was overigens mogelijk geweest dat Ketjen zelf de gepensioneerden zou hebben geïnformeerd, rechtstreeks, via de Pensioencommissie of VOSPAD, maar door dit na te laten schendt zij niet de eisen die worden gesteld aan goed werkgeverschap.
4.24.
Onderdeel van de cao-afspraken is dat de werknemersbijdragen niet langer, ook niet gedeeltelijk, worden toegevoegd aan het indexatiefonds van de oude pensioenregeling. De volledige werknemersbijdrage van 6% is beschikbaar voor de nieuwe pensioenregeling, evenals de volledige werkgeversbijdrage van 30%. Hierdoor is de compensatie voor het wegvallen van de tabelbijdrage in 2016, namelijk de werknemersbijdrage, eveneens weggevallen.
4.25.
Het is onmiskenbaar dat hetgeen op dit punt is overeengekomen in de CAO een negatief effect heeft op de hoogte van het indexeringsdepot, en dus in het nadeel is van gepensioneerden, waaronder [eisers] Dit is echter wel wat is overeengekomen en waaraan ook [eisers] zijn gebonden. Hieruit kan daarom niet worden afgeleid dat Ketjen zich niet als goed werkgever heeft gedragen dan wel onrechtmatig heeft gehandeld.
Goed werkgeverschap?
4.26.
[eisers] verwijten Ketjen voorts dat zij in 2016 gestopt is met het betalen van een eigen bijdrage aan het indexatiefonds en ter compensatie daarvan een groter deel van de werknemersbijdrage in de indexatiedepot heeft laten vloeien, en deze compensatie in de cao-onderhandelingen heeft weggegeven, zonder dit te compenseren. Ketjen had zich hiervan bewust moeten zijn. Van een goed werkgever mag worden verwacht dat als zij het wegvallen van haar eigen bijdrage aan het indexatiefonds compenseert, zij het wegvallen van die compensatie eveneens compenseert. Dit heeft Ketjen nagelaten. [eisers] hebben hiervan nadeel ondervonden in de zin dat het indexatiefonds minder gevuld is dan had gemoeten op grond van de initiële afspraken.
4.27.
Dit nadeel dient Ketjen te vergoeden. De omvang daarvan is even groot als de door Ketjen toegezegde eigen bijdrage in het indexatiefonds vanaf 1 januari 2021, het moment dat de compensatie voor de eigen bijdrage in het indexatiefonds kwam te vervallen. Dit nadeel mag deels worden gecompenseerd met het verschil tussen de hoogte van de verhoogde werknemersbijdrage minus de in die periode vastgestelde bijdrage van 2016 tot en met 2020 als genoemd bij overweging 4.16. Daarmee herleeft de verplichting van Ketjen om vanaf 1 januari 2021 tot en met het jaar 2045 tenminste de bijdragen - of compensatie daarvoor - beschikbaar te stellen voor toeslagverlening zoals deze blijkt uit tabel 1a bij het Pensioenreglement 2012. De vordering is dan ook toewijsbaar als na te melden.
4.28.
De kantonrechter zal Ketjen veroordelen om met een pensioenuitvoerder afspraken te maken om de overeengekomen bijdragen aan het indexatiefonds (€ 50.000,- plus de tabelbijdrage) vanaf 1 januari 2021 tot en met het laatste jaar van de tabelbijdragen (2045) aan het indexatiefonds toe te voegen.
4.29.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.30.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar verklaard. Er zijn geen doorslaggevende redenen om dit niet te doen.
4.31.
Ketjen zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
138,82
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
2.172,00
(2 punten × € 1.086,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.532,82
4.24.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat Ketjen zich jegens [eisers] heeft verbonden om tot en met het jaar 2045 tenminste de bijdragen beschikbaar te stellen voor toeslagverlening zoals deze blijken uit tabel 1a bij Pensioenreglement 2012;
5.2.
verklaart voor recht dat Ketjen de eisen van goed werkgeverschap heeft geschonden door met ingang van 1 januari 2021 de jaarlijkse toevoegingen van een deel van de werknemersbijdragen aan het indexatiedepot bij Nationale Nederlanden te beëindigen zonder deugdelijke compensatie;
5.3.
veroordeelt Ketjen om binnen drie maanden na het wijzen van dit vonnis zodanige afspraken te maken met Nationale-Nederlanden, dan wel een andere toegelaten pensioenuitvoerder, over (toekomstige) toevoegingen aan het toeslagdepot, dat de pensioenaanspraken en pensioenrechten van [eisers] met ingang van 1 januari 2021 tot het 31 december 2045 met dezelfde mate van consistentie, zoals bedoeld in artikel 95 Pensioenwet, kunnen worden verhoogd, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag, of gedeelte van een dag dat Ketjen haar verplichtingen niet nakomt, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt;
5.4
veroordeelt Ketjen in de proceskosten van € 1.175,82, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Ketjen niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
veroordeelt Ketjen tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.J. Evers en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2025