ECLI:NL:RBAMS:2025:1342

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
C/13/760274 / HA RK 24-424
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen mr. I.H.J. Konings door de Rechtbank Amsterdam

Op 13 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure, waarin het verzoek tot wraking van mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter te Amsterdam, werd afgewezen. Het verzoek was ingediend door een vennootschap onder firma, vertegenwoordigd door drie verzoekers, die meenden dat de rechter niet onpartijdig kon oordelen in hun zaak. De wrakingsprocedure vond plaats na een mondelinge behandeling op 28 november 2024, waarbij de verzoekers de rechter ter zitting hadden gewraakt. De verzoekers stelden dat de rechter meerdere petten op had en dat er geen sprake was van een eerlijke rechtsgang. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 30 januari 2025 waren de verzoekers aanwezig, maar de rechter was niet verschenen. De gemachtigde van de verzoekers heeft het verzoek toegelicht, maar de rechter heeft in een schriftelijke reactie aangegeven dat zij niet in de wraking berustte en dat er geen gronden waren om het verzoek toe te wijzen.

De rechtbank heeft in haar beslissing uiteengezet dat op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering onderzocht dient te worden of er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank oordeelde dat de vrees van de verzoekers voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. Het enkele feit dat de rechter het niet eens was met de argumenten van de verzoekers, was geen aanwijzing voor partijdigheid. De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot wraking ongegrond was en heeft dit verzoek afgewezen. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beslissing van 13 februari 2025 op het op 28 november 2024 gedane en onder zaaknummer C/13/760274 / HA RK 24/424 ingeschreven verzoek van:

1.de vennootschap onder firma [verzoeker 1] ,

2.
[verzoeker 2],
3.
[verzoeker 3],
verzoekers,
gemachtigde: de heer [gemachtigde] ,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.1. De procedure

De Wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het verzoekschrift in de hoofdzaak, gehouden op 28 november 2024 met daarin opgenomen de grond tot wraking;
  • de schriftelijke aanvulling/verduidelijking op het wrakingsverzoek van 16 januari 2025 van verzoekers;
  • de schriftelijke reactie van de rechter.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 januari 2025. Verschenen zijn verzoekers sub 2 en 3, mede namens verzoekster sub 1, bijgestaan door de gemachtigde. De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen. Namens de wederpartij in de hoofdzaak was mr. M. Mzaoui als toehoorder aanwezig. De gemachtigde van verzoekers heeft het verzoek nader toegelicht, mede aan de hand van spreekaantekeningen. Daarna is uitspraak bepaald op vandaag.

2.De feiten

a. a) Verzoekers zijn verwerende partij in een zaak die bij de rechter onder zaaknummer C/13/758840 / KG RK 2401771 in behandeling is.
b) Op 28 november 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Nadat de behandeling door de rechter was gesloten, hebben verzoekers de rechter ter zitting gewraakt.

3.Het verzoek en de gronden daarvan

In het proces-verbaal staat als wrakingsgrond vermeld:
“U bent de trustee van de trust van [verzoeker 2] , [verzoeker 3] en [verzoeker 1] De griffier is curator. Wij zijn de benefiiciairen van de trust. U kunt dan geen oordeel vellen, want u heeft meerdere petten op. Bovendien heeft de rechter geen autoriteit over de levende man en levende vrouw.”Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is hieraan toegevoegd dat verzoekers van mening zijn dat van een eerlijke rechtsgang geen sprake is en dat verzoekers twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter.

4.De reactie van de rechter

De rechter berust niet in de wraking. Zij is van mening dat er geen gronden zijn om het verzoek tot wraking toe te wijzen.

5.De gronden van de beslissing

5.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomen is, althans dat de bij verzoekers(s) bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig dan wel vooringenomen is, objectief is gerechtvaardigd.
5.2.
Uit de ter zitting van de mondelinge behandeling op 28 november 2014 gegeven motivering van het verzoek tot wraking en de toelichting daarop ter zitting van de Wrakingskamer volgt dat verzoekers menen dat de rechter vooringenomen/partijdig is of dat daartoe bij hen een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. De Wrakingskamer volgt dit standpunt niet. Dat de rechter het tot nog toe kennelijk niet met alle argumenten van verzoekers eens is, betekent niet dat - naar objectieve maatstaven gemeten - de rechter daarmee blijk geeft van (de schijn van) partijdigheid. Dat de rechter bepaalde verweren niet relevant vindt, is evenmin een aanwijzing van partijdigheid. Dat verzoekers niet voldoende in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt voor het voetlicht te brengen, is niet gebleken. Het wrakingsverzoek is gedaan nadat de rechter de behandeling van het verzoek had gesloten. Kennelijk vrezen verzoekers dat de rechter in hun nadeel zal beslissen, maar dat is geen rechtsgeldige grond voor wraking. Het verzoek is daarom ongegrond.
5.3.
Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. M.V. Ulrici, voorzitter, W.M.C. van den Berg en L. van Berkum, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.