Op 27 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 13 februari 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was met zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz. De officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, heeft de vordering tot overlevering ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft en dat de persoonsgegevens correct zijn. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, dat betrekking heeft op een vrijheidsstraf van vier maanden en 26 dagen, opgelegd door een Poolse rechtbank. De raadsman heeft verweer gevoerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), stellende dat de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zijn geschonden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van zijn recht op herziening en hoger beroep, maar hier geen gebruik van heeft gemaakt.
Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat de detentieomstandigheden in Polen onmenselijk zouden zijn. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er geen objectieve gegevens zijn over de detentieomstandigheden in de gevangenis Warsaw-Białołęka, en dat de opgeëiste persoon niet in een onmenselijke situatie zal worden geplaatst. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.