ECLI:NL:RBAMS:2025:1308

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
13-343368-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestaan van de overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel met terugkeergarantie

Op 21 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van de officier van justitie tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Nordhorn in Duitsland. Het EAB, dat op 10 oktober 2024 was uitgevaardigd, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1981, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en op dat moment gedetineerd is in een penitentiaire inrichting. Tijdens de zitting op 7 januari 2025 heeft de opgeëiste persoon afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord en was hij vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. S.O. Roosjen.

De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd en de gevangenneming bevolen. De identiteit van de opgeëiste persoon is vastgesteld en hij heeft de Nederlandse nationaliteit. Het EAB vermeldt strafbare feiten die in Nederland als lijstfeiten zijn aangemerkt, waaronder fraude en oplichting, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat de opgeëiste persoon, gezien zijn banden met Nederland, zijn straf beter in Nederland kan ondergaan.

De Staatsanwaltschaft Osnabrück heeft een garantie gegeven dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, na overlevering in Nederland zijn straf zal ondergaan. De rechtbank oordeelt dat deze garantie voldoende is en staat de overlevering toe. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-343368-24
Datum uitspraak: 21 januari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 12 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 oktober 2024 door het
Amtsgericht Nordhorn, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in de [Penitentiaire Inrichting],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 januari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om op zitting te worden gehoord. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. S.O. Roosjen, advocaat in Groningen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van het
Amtsgericht Nordhornvan 17 september 2024 (met kenmerk 5 Gs 292/24).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen
oplichting
racketeering en afpersing
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
StaatsanwaltschaftOsnabrück heeft op 19 december 2024 de volgende garantie gegeven:
"With reference to your email of 18.12.2024, I hereby confirm that the accused, if he is convicted of a custodial sentence without probation after being extradited from the Netherlands, will be transferred to the Netherlands for the enforcement of the sentence in accordance with Council Framework Decision 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition to judgments in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving deprivation of liberty for the purpose of their enforcement in the European Union."
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Nordhorn, Duitsland, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en A.L. op ’t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P. van Kessel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 21 januari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.