ECLI:NL:RBAMS:2025:1260

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
13-382198-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met terugkeergarantie

Op 13 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Frankfurt am Main District Court op 7 oktober 2024. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in de Nederlandse Antillen in 2002, die wordt verdacht van oplichting volgens Duits recht. De behandeling van het EAB vond plaats op 30 januari 2025, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J.W. Tijkotte. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op grond van de Overleveringswet met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat zijn overlevering kan worden toegestaan, mits er een garantie is dat hij zijn straf in Nederland kan ondergaan. De Staatsanwaltschaft Frankfurt am Main heeft een garantie gegeven dat de opgeëiste persoon na veroordeling in Duitsland zal worden teruggebracht naar Nederland om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank oordeelt dat deze garantie voldoende is en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan voor de feiten zoals omschreven in het EAB. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.M. James-Pater als voorzitter, samen met mrs. B.M. Vroom-Cramer en E. de Rooij, en is openbaar uitgesproken op 13 februari 2025. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/382198-24
Datum uitspraak: 13 februari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 4 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 oktober 2024 door
Frankfurt am Main District Court, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
verblijfadres: [verblijfadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 januari 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J.W. Tijkotte, waarnemend voor mr. D. Fontein, beiden advocaat in Koog aan de Zaan.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
arrest warrantvan
Frankfurt am Main District Courtvan 25 september 2024 met kenmerk 7220 Js 257665/22 – 931 Gs.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Referte

De raadsman heeft zich – met uitzondering van het beroep op de terugkeergarantie - gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

5.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Staatsanwaltvan
Staatsanwaltschaft Frankfurt am Mainheeft bij brief van 3 december 2024 de volgende garantie gegeven:
“As [opgeëiste persoon] is a national of the executing Member State, we guarantee that his surrender is subject to the condition that the person, after being heard, is returned to the executing Member State in order to serve there the custodial sentence or detention order passed against him in the issuing Member State (Article 5 of the Council Framework Decision of 13 June 2002 on the European Arrest Warrant and the Surrender Procedures between Member States).”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van aan
[opgeëiste persoon]aan
Frankfurt am Main District Court(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en E. de Rooij, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P. van Kessel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 13 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.