ECLI:NL:RBAMS:2025:1255

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
752915
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een woning na beëindiging van een affectieve relatie met betrekking tot waardevermeerdering en schuldvoldoening

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2025, gaat het om de verdeling van een woning na de beëindiging van een affectieve relatie tussen twee partijen, aangeduid als de man en de vrouw. De man heeft de vrouw aangeklaagd om haar aandeel in de woning, dat zij nooit heeft betaald, over te dragen voor een symbolisch bedrag van € 0,50. De vrouw betwist deze afspraak en stelt dat zij recht heeft op 10% van de waardevermeerdering van de woning, zoals vastgelegd in hun samenlevingsovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw recht heeft op 10% van de waardevermeerdering, ondanks dat zij haar aandeel in de woning niet heeft betaald. De rechtbank heeft de vrouw opgedragen te bewijzen dat zij haar schuld aan de man heeft ingelost, of dat er afspraken zijn gemaakt over de vereffening van deze schuld. De zaak is aangehouden voor bewijslevering, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de vrouw bewijs moet leveren van haar stellingen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rolnummer: C/13/752915 / HA ZA 24-697
Vonnis van 19 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. T.J. Backx,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.M.H. Vullings.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 juni 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord tevens van eis in reconventie, met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
- het tussenvonnis van 30 oktober 2024, waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 januari 2025 en de daarin genoemde stukken. Van wat verder naar voren is gebracht zijn door de griffier aantekeningen gemaakt. Deze zittingsaantekeningen zijn in het procesdossier gevoegd.
1.2.
Daarna is een datum voor het vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben elkaar in maart 2010 leren kennen en hebben in de loop van dat jaar een affectieve relatie gekregen.
2.2.
In 2011 hebben partijen samen een woning gekocht aan de [adres] (hierna: de woning). De man verkreeg 90/100ste deel van de woning en de vrouw 10/100ste deel. Dat is vastgelegd in de akte van levering van 23 mei 2011.
2.3.
De koopsom van de woning bedroeg € 1.250.000. De man heeft de aanschaf van de woning, voor in totaal een bedrag van € 1.326.275, volledig gefinancierd vanuit eigen middelen en overgemaakt naar de derdengeldenrekening van notaris mr. J.F.M. Verhagen . De man heeft bij aankoop aldus ook het aandeel van de vrouw in de woning gefinancierd.
2.4.
Op 1 september 2014 heeft de vrouw een concept e-mail aan de man gestuurd met vragen die zij aan haar belastingadviseur wilde voorleggen:
“(…) De vraag is of mijn partner mij de 10 % die ik hem nog moet geven, kan schenken. Mijn partner waarmee ik samenwoon, heeft 2,5 jaar geleden een huis ter waarde van 1,2 miljoen euro gekocht. Ik zou daar 10 % van betalen., zodat het huis voor 10 % van mij zou worden. Dit bedrag heb ik nog nooit betaald aan hem.
Onze notaris heeft een samenlevingscontract opgesteld. Wij wachten met de ondertekening daarvan, tot deze vraag is geklaard door jullie buro. De notaris verwees mij met deze vraag naar jullie. De notaris vertelde ons dat mijn partner de 10 % die ik nog aan mijn partner moet betalen, omdat ik 10 % eigenaar van het huis ben, kan schenken. Zie opgestuurde “notalmail”. Ik heb inmiddels voor ongeveer 56.000 euro aan goederen gekocht en geïnvesteerd in het huis. De rekeningen hiervan heb ik bij de notaris gedeponeerd. Die zouden dan weer van het bedrag welke mijn partner nog van mij tegoed heeft, afgetrokken kunnen worden. Het resterende bedrag zou mijn partner mij willen schenken. De vraag is of dat belastingtechnisch kan. Kan mijn partner mij die “schuld” kwijtschelden, minus de 56.000 euro, is de vraag. (…)”
2.5.
De vrouw heeft deze e-mail niet aan de belastingadviseur verstuurd maar hem hierover gebeld. De belastingadviseur heeft wat zij hebben besproken hierna op
10 september 2014 per e-mail aan beide partijen teruggekoppeld:
“Beste [gedaagde] , [eiser] ,
Hierbij nog even de schriftelijke bevestiging van hetgeen wij hebben bespreken.
Momenteel is [gedaagde] eigenaar van 10% van jullie woning. Hiervoor heeft [gedaagde] ongeveer € 60.000 “geleend” bij [eiser] en € 65.000 betaald in de vorm opknappen van de woning.
De vraag van jullie was of dat het mogelijk is om die resterende € 60.000 te schenken door [eiser] (kwijtschelding van de vordering). Dit door gebruik te maken van de eenmalige verhoogde vrijstelling die er thans geldt.
Helaas is dit niet mogelijk om de volgende reden: (…)”
2.6.
Partijen hebben op 12 september 2014 bij notaris Verhagen , dezelfde notaris als bij de levering van de woning, een samenlevingsovereenkomst (hierna: SOK) gesloten. In artikel 5 daarvan is bepaald:

5. Woning in gezamenlijk eigendom
1. Partijen hebben sinds twee mei tweeduizend elf in gezamenlijk eigendom:
(…) een woonhuis met aanhorigheden (…) te [adres] (…)
2. Alle kosten en lasten met betrekking tot de eigendom van de gemeenschappelijke woning, komen voor rekening van beiden, in verhouding tot hun eigendomsaandeel, terwijl zij ook ieder delen in de gevolgen van een waardevermeerdering of vermindering van de woning in verhouding tot hun eigendomsaandeel.”
En in artikel 11 is bepaald, ten aanzien van het partnerpensioen:

11. Partnerpensioen
1. Partijen wijzen elkaar over en weer aan als partnerpensioengerechtigde (…).
2.7.
Op 18 september 2014 heeft de man, conform artikel 11 van de SOK, de vrouw aangemeld bij zijn pensioenfonds.
2.8.
In maart 2017 is de relatie tussen partijen geëindigd. De vrouw heeft daarop de woning verlaten.
2.9.
De man heeft op enig moment, in ieder geval (ook) in oktober 2018, aan de vrouw een volmacht en een akte van levering, opgesteld door notaris Verhagen , (hierna: de akte van levering) overhandigd, om tot de verdeling van de woning te komen. Tegelijkertijd heeft de man, die per 1 november 2018 zou stoppen met werken, een aanvraagformulier ouderdomspensioen aan de vrouw overhandigd, waarin onder meer is aangevinkt dat hij zijn partnerpensioen niet wil ruilen voor extra ouderdomspensioen. De man heeft de vrouw verzocht om tot ondertekening van al deze stukken over te gaan.
2.10.
Volgens de akte van levering wordt het aandeel van de vrouw in de woning in de verdeling betrokken voor een – in onderling overleg vastgestelde – waarde van € 1 en wordt de woning in zijn geheel toebedeeld aan de man, onder de verplichting een bedrag van € 0,50 aan de vrouw te voldoen wegens overbedeling.
2.11.
Partijen hebben in de periode november 2018 - maart 2020 via Whatsapp met elkaar berichten uitgewisseld. Uit die berichten blijkt dat de vrouw al kort na ontvangst van de onder 2.9 bedoelde stukken het aanvraagformulier ouderdomspensioen heeft ondertekend en opgestuurd. De man heeft verder meerdere keren aan de vrouw gevraagd of zij de overige stukken (volmacht en akte van levering) al had getekend. De vrouw heeft als antwoord gegeven dat ze nog langs moest gaan/een afspraak moest maken bij notaris Verhagen . Op
6 februari 2020 heeft de vrouw de man een bericht gestuurd dat zij volgende week een afspraak had gemaakt bij notaris Verhagen .
2.12.
Op 13 maart 2021 heeft de man een e-mail gestuurd naar de vrouw waarin hij onder meer heeft gesteld:
(…) je bent juridisch eigenaar van de boerderij voor 10% waarbij jij na de aankoop dat bedrag aan mij schuldig was. Dat is echter nooit betaald. Daarom heb ik voorgesteld dat jij jouw aandeel aan mij overdraagt voor 1 euro en je de eigendomsoverdracht zou tekenen. Daarvoor is een door de notaris geverifieerde handtekening van je nodig onder die overeenkomst. Dat stuk heb ik je allang geleden overhandigd (…). Je hebt meerdere malen beloofd bij notaris Hans Verhagen langs te gaan om die eigendomsoverdracht te tekenen maar je hebt dat nooit gedaan. Ik snap dat niet omdat dat bij herhaling door je is toegezegd.
Ik stel dus het volgende voor: jij komt de afspraak na om bij notaris Hans Verhagen die handtekening te zetten en ik maak euro 60.158 die je mij in rekening hebt gebracht over naar de derdegeldrekening van Verhagen . (…)
2.13.
Op 21 maart 2021 heeft de vrouw hierop (samengevat) geantwoord dat zij nooit akkoord is gegaan met het voorstel van de man om haar aandeel in de woning voor € 1 aan de man over te dragen.
2.14.
De man heeft (al dan niet via zijn advocaat) hierna nog meerdere keren zijn verzoek aan de vrouw herhaald om over te gaan tot overdracht van haar aandeel in de woning aan hem voor € 1. Partijen hebben echter samen geen overeenstemming kunnen krijgen over de verdeling van de woning.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De man vordert – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 per dag dat de vrouw niet meewerkt aan de levering:
primair:
I. de vrouw veroordeelt tot nakoming van de verdeling zoals vervat in de akte van levering, meer in het bijzonder:
i. de vrouw veroordeelt tot levering van haar aandeel in de woning aan de man, tegen betaling van € 0,50 aan de man;
ii. bepaalt dat het vonnis dezelfde kracht heeft als, of in plaats treedt van, de door partijen op te maken akte van levering;
iii. als de vordering onder I.ii. wordt afgewezen, de vrouw veroordeelt om haar medewerking te verlenen aan een spoedige levering van haar aandeel in de woning aan de man en alles wat daarvoor nodig is, onder meer:
a. binnen 48 uur na betekening van dit vonnis opdracht te verlenen aan notaris Verhagen , of een andere door de man aan te wijzen notaris, om een akte van levering op te stellen;
b. het ondertekenen van de akte van levering op een door de notaris aangegeven datum en tijdstip;
subsidiair:
II. de verdeling van de woning als volgt vaststelt:
i. de woning wordt volledig toegedeeld aan de man, zonder dat man enige vergoeding uit overbedeling dient te betalen aan de vrouw;
ii. het vonnis heeft dezelfde kracht als, of treedt in plaats van, de door partijen op te maken akte van levering;
iii. als de vordering onder II.ii. wordt afgewezen, de vrouw te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan een spoedige levering van haar aandeel in de woning aan de man en alles wat daarvoor nodig is, onder meer:
a. binnen 48 uur na betekening van dit vonnis opdracht te verlenen aan notaris Verhagen , of een andere door de man aan te wijzen notaris, om een akte van levering op te stellen;
b. het ondertekenen van de akte van levering op een door de notaris aangegeven datum en tijdstip;
zowel primair als subsidiair:
III. de vrouw veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
De man legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag.
Primair geldt dat er al een verdeling zoals bedoeld in artikel 3:182 Burgerlijk Wetboek (BW) tussen partijen is overeengekomen. Partijen hebben namelijk afgesproken dat de vrouw tegen betaling van een symbolisch bedrag van € 0,50 haar aandeel in de woning aan de man zou leveren en dat de man als tegenprestatie de vrouw zou aanwijzen als partner voor zijn nabestaandenpensioen. De man is zijn kant van de afspraak nagekomen, maar de vrouw blijft in gebreke met het leveren van haar aandeel in de woning aan de man. De man vordert dan ook nakoming van deze afspraak door de vrouw.
Subsidiair dient de rechtbank op grond van artikel 3:178 BW de gemeenschap tussen partijen, de woning, te verdelen. Daarbij dient de woning te worden verdeeld zoals vastgelegd in de akte van levering; de vrouw moet haar aandeel in de woning voor € 0,50 aan de man overdragen. Het zou apert onredelijk zijn om bij de verdeling een onderbedelingsvordering aan de vrouw toe te kennen, omdat zij nooit voor haar aandeel in de woning heeft betaald. De vrouw kan niet meedelen in de waardevermeerdering van de woning, omdat partijen daarover nooit bewust afspraken hebben gemaakt. Artikel 5.2 van de SOK moet voor niet geschreven worden gehouden. De vrouw heeft ook niet conform artikel 5.2 van de SOK naar rato van haar eigendomsaandeel (10%) aan de kosten en lasten van de woning bijgedragen. De vrouw zou ongerechtvaardigd worden verrijkt als zij alsnog 10% van de waarde van de woning zou ontvangen. In elk geval zou dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Bij het vaststellen van de verdeling of het gelasten van de van de verdeling moet de rechtbank op grond van artikel 3:185 BW naar billijkheid rekening houden met de belangen van partijen. Dit brengt in combinatie met de redelijkheid en billijkheid zoals bedoeld in artikel 6:2 BW mee dat de woning aan de man moet worden toegedeeld op de wijze zoals vastgelegd in de akte van levering.
3.3.
De vrouw voert verweer. De vrouw concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de man, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de man in de kosten van deze procedure. De vrouw betwist dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de woning. Zij heeft niet ingestemd met de overdracht van haar aandeel in de woning aan de man voor € 0,50, dan wel € 1. De vrouw meent wel, net als de man subsidiair vordert, dat de woning verdeeld moet worden en aan de man kan worden toegedeeld, maar niet op de wijze die de man voorstelt. Hiertoe heeft zij vorderingen in reconventie ingesteld.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
De vrouw vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de wijze van verdeling van de eenvoudige gemeenschap van de woning te gelasten als volgt:
I. te bepalen dat een taxateur naar keuze van de vrouw, samen met een taxateur naar keuze van de man, in aanwezigheid van beide partijen de woning zal taxeren tegen de actuele waarde in het economisch verkeer, binnen één maand na dit vonnis;
II. te bepalen dat de partijen ieder de helft van de kosten van de taxatie betalen;
III. te bepalen dat de levering aan de man van het aandeel van de vrouw in de woning plaatsvindt binnen één maand bij notaris mr. M.L. Segers ;
IV. te bepalen dat bij de overdracht van het aandeel van de vrouw in de woning aan de man, de man aan de vrouw € 125.000, te vermeerderen met 10% van de meerwaarde van de woning boven € 1.250.000, moet betalen;
V. te bepalen dat de kosten van het notariële transport van de woning voor rekening van de man komen;
VI. de man te veroordelen om alle vereiste medewerking te verlenen aan de taxatie en de notariële levering van het pand, zoals omschreven onder I. tot en met V., op straffe van een dwangsom van € 5.000 per dag met een maximum van € 500.000;
VII. te bepalen dat als dwangsommen zijn volgelopen, dit vonnis in plaats treedt van de toestemming van de man;
VIII. althans een verdeling te gelasten zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
IX. de man te veroordelen in de proceskosten.
3.6.
De vrouw legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. De woning moet worden verdeeld en toegedeeld aan de man, maar daarbij is artikel 5.2 van de SOK het uitgangspunt. Daarin is bepaald dat de vrouw meedeelt in de waardestijging van de woning. Daarom moet de woning worden getaxeerd en heeft de vrouw vervolgens recht op 10% van de huidige waarde van de woning. De vrouw heeft wel degelijk voor haar aandeel in de woning betaald door haar investeringen in de woning in geld en arbeid/tijd. Bij het sluiten van de SOK hebben partijen ten overstaan van de notaris geconstateerd dat de vrouw op deze wijze volledig haar schuld aan de man had voldaan. Bovendien heeft de man hoe dan ook geen vordering meer op de vrouw omdat deze is verjaard.
3.7.
De man voert verweer. De man concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
De man stelt dat, als hij een vergoeding wegens overbedeling moet betalen, hij ook nog vorderingen heeft op de vrouw, die hij dan wil verrekenen. De schuld van de vrouw voor haar aandeel in de woning is namelijk nog niet ingelost. Zij heeft bij de aanschaf van de woning niet voor haar aandeel in de woning betaald en partijen hebben niet afgesproken dat zij haar schuld aan de man op een andere manier kon ‘inlossen’. Daarnaast heeft de man ook te veel betaald aan eigenaarslasten, omdat de vrouw niet conform artikel 5.2 SOK naar rato van haar eigendomsaandeel (10%) aan de kosten en lasten van de woning heeft bijgedragen. Gedurende hun samenleving heeft hij hiervoor in totaal € 267.113,35 betaald, zodat hij een vordering van € 26.711 op de vrouw heeft.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en na beëindiging hiervan moet de eenvoudige gemeenschap die tussen hen heeft bestaan worden verdeeld. Zowel de vorderingen in conventie als in reconventie zien op deze verdeling en zullen vanwege de onderlinge samenhang tezamen worden behandeld.
in conventie en reconventie
Geen bindende afspraak tot verdeling gemaakt
4.2.
Voor toewijzing van de primaire vordering van de man moet komen vast te staan dat partijen een bindende afspraak hebben gemaakt over de verdeling van de woning, die inhoudt dat het aandeel van de vrouw in de woning voor € 0,50 aan de man zal worden toegedeeld. Omdat de vrouw het bestaan van deze afspraak betwist, is het aan de man om het bestaan van deze afspraak aan te tonen. Hierin is hij niet geslaagd. Het volgende is daarvoor redengevend.
4.3.
Anders dan de man stelt, is het bestaan van een dergelijke afspraak niet af te leiden uit de Whatsapp-berichten die partijen in de periode 2018-2020 hebben uitgewisseld (zie 2.11). Daaruit blijkt weliswaar dat de man steeds heeft aangedrongen op ondertekening van ‘de stukken’, maar niet dat de vrouw hier instemmend op heeft gereageerd. Zij heeft alleen toegezegd dat zij naar de notaris zal gaan en/of een afspraak met hem zal maken. Volgens de vrouw was het doel daarvan om zich door de notaris te laten informeren over de afwikkeling en heeft ze daartoe uiteindelijk in februari 2020 de notaris bezocht.
4.4.
Daarbij komt dat de volmacht en de akte van levering in opdracht van de man – zonder dat de vrouw daarin is gekend – door de notaris zijn opgesteld. De vrouw heeft niet op voorhand een concept van deze stukken van de notaris toegestuurd gekregen, wat duidt op een eenzijdige actie van de man. Dat het ging om een voorstel van de man, en niet zozeer om een gezamenlijk plan, volgt verder uit de onder 2.12 aangehaalde mail van de man aan de vrouw. Duidelijk is dat de man een voorstander van deze wijze van afwikkeling van de gemeenschap was, maar dat de vrouw heeft toegezegd hieraan mee te zullen werken is onvoldoende gebleken.
4.5.
Ook de stelling van de man dat het aanwijzen van de vrouw als partner voor zijn nabestaandenpensioen onderdeel was van de afspraak en dat hij dat onderdeel wel is nagekomen, overtuigt in dit verband niet. De afspraak over het partnerpensioen is immers al bij het sluiten van de SOK in 2014 gemaakt en de vrouw heeft betwist dat dit een onderdeel van een totale afspraak was over de verdeling van de woning. Het enkele feit dat de vrouw in 2018 haar handtekening heeft gezet onder de aanvraag van de man voor zijn ouderdomspensioen, met daarin een voor haar gunstige keuze, maakt nog niet dat het bestaan van de gestelde afspraak kan worden aangenomen.
4.6.
Verdere onderbouwing van de man ontbreekt. Daarom is het bestaan van de afspraak dat het aandeel van de vrouw in de woning voor € 0,50 aan de man zal worden toegedeeld niet komen vast te staan.
4.7.
De primaire vordering van de man zal daarom worden afgewezen.
Vaststellen wijze van verdeling
4.8.
De subsidiaire vordering van de man strekt ertoe dat de rechtbank de wijze van verdeling van de gemeenschap tussen partijen, de woning, vaststelt, waarbij de woning wordt toegedeeld aan de man. Ook de vrouw vordert dit in reconventie. Daarom zal de rechtbank op de voet van artikel 3:185 BW de wijze van verdeling vaststellen, waarbij uitgangspunt is dat de woning aan de man wordt toegedeeld.
De vrouw mag meedelen in de waardevermeerdering van de woning
4.9.
De eerste vraag die partijen bij de verdeling van de woning verdeeld houdt, is of de vrouw aanspraak kan maken op de waardevermeerdering van de woning. Dat sinds 2011 van een waardevermeerdering sprake is, staat tussen hen niet ter discussie.
4.10.
In artikel 5.2 van de SOK is bepaald (zie 2.6) dat zowel de man als de vrouw naar rato van hun eigendomsaandeel delen in de gevolgen van een waardevermeerdering of
-vermindering van de woning. Oftewel, de vrouw heeft op basis van deze bepaling recht op 10% van de waardevermeerdering (of -vermindering) van de woning. Het betoog van de man dat aan deze bepaling geen betekenis toekomt omdat zij niet voor haar aandeel heeft betaald, wordt niet gevolgd. Ook al heeft de vrouw haar aandeel niet betaald – wat zij betwist – dan nog brengt dat niet zonder meer met zich dat artikel 5.2 van de SOK als niet geschreven moet worden beschouwd. De tekst van dit artikel is helder en niet valt in te zien waarom artikel 5.2 in de SOK is opgenomen als daaraan geen betekenis zou toekomen.
4.11.
Dit geldt temeer omdat de SOK in een notariële akte is vastgelegd en de notaris geacht kan worden de inhoud daarvan met partijen te hebben besproken. Ook is volgens de vrouw haar schuld aan de man voorafgaand aan het sluiten van de SOK met de notaris besproken en hebben zij toen juist vastgesteld dat deze schuld door haar inbreng in geld en werkzaamheden was vereffend. In dat verband verwijst zij naar de onder 2.4 en 2.5 aangehaalde e-mails. Uit deze mails, die ook aan de man zijn gericht, is af te leiden dat de (gedeeltelijke) inlossing van de schuld van de vrouw aan de man in die periode in elk geval onderwerp van gesprek is geweest. Of zij daarover ten overstaan van de notaris overeenstemming hebben bereikt – zoals de vrouw stelt en de man betwist – kan nog niet worden vastgesteld (zie hierna onder 4.26). Als partijen echter hadden bedoeld om de vrouw niet te laten meedelen in de waardevermeerdering van de woning, had het – zeker tegen de achtergrond van de gestelde vragen over de inlossing van de schuld – voor de hand gelegen dit in zo ook in de SOK vast te leggen.
4.12.
De man heeft verder geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat artikel 5.2 van de SOK tussen partijen niet van betekenis is. Uit het feit dat zij gedurende hun samenleving niet de kosten en lasten voor de eigendom van de woning naar rato hebben betaald, volgt dit niet. Partijen hebben er – destijds kennelijk met hun beider instemming – voor gekozen deze kosten niet te verrekenen. Bovendien betaalde de vrouw de kosten van de huishouding en andere – gezamenlijke – kosten.
4.13.
De man wordt onder de hiervoor geschetste omstandigheden ook niet gevolgd in zijn standpunt dat een beroep op deze bepaling door de vrouw naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is of dat de vrouw door het meedelen in de waardevermeerdering van de woning ongerechtvaardigd wordt verrijkt.
4.14.
De conclusie is dus dat de vrouw recht heeft op 10% van de waarde van de woning. Als peilmoment voor de waardering van de woning geldt – nu partijen geen andere datum zijn overeengekomen – de datum van verdeling. Niet is gesteld of gebleken dat op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aangenomen.
Heeft de man een verrekenbare vordering op de vrouw voor 10% van de aanschafkosten van de woning?
4.15.
Omdat is vastgesteld dat de vrouw recht heeft op 10% van de waarde van de woning, komt het beroep op verrekening van de man aan de orde.
4.16.
De man stelt allereerst dat hij een vordering heeft op de vrouw vanwege de aankoop van de woning, waarbij hij de volledige aanschafkosten van € 1.326.275 heeft betaald. De vrouw had hiervan, naar rato van haar aandeel in de woning, 10% moeten betalen, te weten een bedrag van € 132.627,50, maar heeft dat nagelaten. De vrouw erkent dat zij dit bedrag niet heeft betaald bij de aanschaf van de woning, maar voert aan dat de man geen vordering meer heeft op haar. Volgens haar hebben partijen andere afspraken gemaakt over de vereffening van deze schuld. Daarnaast is deze vordering, als die al zou bestaan, verjaard.
De vordering is verjaard
4.17.
Omdat het verjaringsverweer van de vrouw het meest verstrekkend is zal dat eerst worden beoordeeld. Daarvoor geldt het volgende.
4.18.
De vordering is een regresvordering zoals bedoeld in artikel 6:10 lid 2 BW: door de volledige koopsom te betalen, voldeed de man méér dan het gedeelte van de schuld dan hem aanging, omdat hij maar voor 90% eigenaar van de woning werd. Hij verkreeg vanaf dat moment een regresvordering op de vrouw ter hoogte van 10% van aanschafprijs van de woning.
4.19.
Uitgangspunt is dat op grond van artikel 3:310 lid 1 BW een rechtsvordering tot vergoeding van schade, waaronder ook een regresvordering als bedoeld in artikel 6:10 BW valt, verjaart door verloop van vijf jaar vanaf de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, met dien verstande dat wanneer sprake is van een regresvordering de verjaringstermijn niet eerder een aanvang kan nemen dan de dag nadat deze vordering opeisbaar is geworden.
4.20.
De regresvordering is opeisbaar vanaf het moment dat de man méér voldeed dan waartoe hij jegens de vrouw gehouden was, vanaf dat moment had hij immers een rechtsvordering tot vergoeding van het teveel betaalde kunnen instellen. Die vordering is in beginsel vanaf dat moment terstond opeisbaar (6:38 BW). Dat was hier het moment van de betaling van de kosten voor de aanschaf van de woning: op 27 en 29 april 2011 heeft de man twee betalingen aan de notaris voor de aanschaf van de woning verricht. De verjaringstermijn van vijf jaar is daarom beginnen te lopen vanaf 29 april 2011. Daardoor is het vorderingsrecht van de man nog tijdens de relatie verjaard, op 30 april 2016. Niet is gebleken dat de man de verjaring tussentijds heeft gestuit.
4.21.
Het standpunt van de man dat de regresvordering pas bij het einde van de relatie opeisbaar is geworden volgt de rechtbank niet. De man heeft onvoldoende bijzondere omstandigheden gesteld die kunnen maken dat van de hoofdregel van de directe opeisbaarheid van de vordering wordt afgeweken.
4.22.
De conclusie is dan ook dat de vordering van de man op de vrouw tot betaling van een bedrag van € 132.627,50 voor haar eigendomsaandeel in de woning is verjaard.
De vordering is desondanks wel verrekenbaar
4.23.
Het feit dat de vordering is verjaard neemt evenwel niet weg dat de man deze vordering – voor zover deze nog bestaat – kan verrekenen met de vordering die de vrouw uit hoofde van overbedeling op hem heeft. Op grond van artikel 6:127 lid 2 BW heeft een schuldenaar de bevoegdheid tot verrekening, wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld tegenover dezelfde wederpartij en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de vordering. Vast staat dat de man en de vrouw wederzijds elkaars schuldenaar zijn. De man is bevoegd zijn schuld wegens overbedeling te verrekenen met de vordering die hij heeft op de vrouw, omdat de verjaring van die vordering geen einde maakt aan zijn bevoegdheid deze te verrekenen (zie artikel 6:131 BW).
Hebben partijen afgesproken dat de schuld van de vrouw aan de man is vereffend?
4.24.
Volgens de vrouw bestaat de vordering van de man niet meer. Partijen hebben namelijk afspraken gemaakt over de vereffening van de schuld van de vrouw op een andere wijze dan door betaling van de koopsom. Bij de aanschaf van de woning hebben partijen afgesproken dat de vrouw investeringen zou doen in de woning (waaronder de kosten van de verbouwing van de keuken) en dat de vrouw de volledige renovatie van de woning op zich zou nemen. Daarnaast betaalde de vrouw in de jaren daarna de alle kosten van de dagelijkse huishouding. Op die wijze zou haar schuld aan de man worden ingelost. Partijen hebben nadien ook op deze wijze gehandeld. Bij het sluiten van de SOK in 2014 heeft de notaris de vraag gesteld of de vrouw haar schuld in verband met het voldoen van 10% van de aanschafkosten van de woning had voldaan. Aan de hand van stukken die de vrouw toen aan de notaris heeft verstrekt, hebben partijen toen bij de notaris geconstateerd dat haar volledige schuld aan de man was vereffend. Daarna is de SOK ondertekend, aldus steeds de vrouw.
4.25.
De man betwist dat partijen hebben afgesproken dat de vrouw haar schuld op andere wijze kon aflossen. Dit is zo ook nooit bij de notaris afgesproken. Uit de mails die de vrouw aanhaalt (zie 2.4 en 2.5) volgt hooguit dat het haar wens was dat € 56.000 in mindering zou strekken op die schuld, maar niet dat de man daarmee heeft ingestemd. Van een schenking is evenmin sprake geweest. De man wijst er in dit verband ook op dat hij in zijn aangiften IB zijn vordering op de vrouw steeds voor € 125.000 heeft opgenomen.
4.26.
Op basis van de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen of de man dan wel de vrouw op dit punt gelijk heeft. Vast staat dat de man bij de aankoop van de woning een vordering op de vrouw heeft verkregen, omdat hij de volledige aanschafprijs heeft betaald. Nu de vrouw zich op het standpunt stelt dat deze vordering volledig is voldaan, althans dat haar schuld aan de man is vereffend, zal zij dit dienen aan te tonen. Nu zij op dit punt ook uitdrukkelijk bewijs heeft aangeboden, zal zij zoals hierna te melden tot bewijs worden toegelaten.
Geen verrekenbare vordering van de man in verband met betaalde eigenaarslasten
4.27.
De man stelt dat hij ook nog een vordering heeft op de vrouw omdat zij niet overeenkomstig artikel 5.2 van de SOK naar rato van haar eigendomsaandeel heeft bijgedragen aan de kosten en lasten van de woning.
4.28.
De vrouw heeft hiertegen onder meer aangevoerd dat partijen stilzwijgend een andere afspraak hebben gemaakt over de wijze waarop de kosten van de huishouding, inclusief die van de woning, werden voldaan en dat de man nooit heeft verzocht om betaling van 10% van de eigenaarslasten.
4.29.
Dat verweer treft doel. In de SOK hebben partijen weliswaar afgesproken dat de eigenaarslasten van de woning door ieder naar rato van hun eigendomsaandeel moeten worden betaald, maar de vrouw heeft voldoende onderbouwd dat partijen hierover stilzwijgend andere afspraken hebben gemaakt. Vast staat dat de man tijdens de relatie nooit aan de vrouw heeft gevraagd om haar bijdrage in de eigenaarslasten te voldoen. Partijen hadden de kosten van hun samenleven in de praktijk op een andere manier verdeeld: de man voldeed de eigenaarslasten en de vrouw betaalde de kosten van de dagelijkse huishouding en deed andere (tijds)investeringen ten behoeve van hun samenleven. Daarmee ging de verdeling van deze kosten anders dan voorzien in de SOK. De man heeft als gevolg van deze jarenlange handelwijze geen recht meer op enige vergoeding in verband met de door hem betaalde eigenaarslasten en heeft geen verrekenbare vordering van € 26.711 op de vrouw. De vraag in hoeverre de eigenaarslasten die hij opvoert ook alle als zodanig zijn aan te merken behoeft daarmee geen verdere bespreking.
Conclusie
4.30.
Als de vrouw erin slaagt het haar opgedragen bewijs te leveren, zal de verdeling worden vastgesteld op de wijze zoals de vrouw onder 3.5 IV heeft gevorderd. Als zij er niet in slaagt dit bewijs te leveren, heeft de vrouw aanspraak op 10% van de waarde van de woning per datum verdeling, verminderd met een bedrag van € 132.627,50.
4.31.
Op voorhand overweegt de rechtbank verder dat voor de waardering van de woning met één taxateur kan worden volstaan. Partijen kunnen deze in gezamenlijk overleg aanwijzen, dan wel laten aanwijzen, ieder via een eigen taxateur. De kosten van de taxatie komen voor rekening van beide partijen, omdat de taxatie in hun beider belang is.
Voor de levering zal de keuze van de man voor een notaris worden gevolgd; de man zal als te doen gebruikelijk de kosten voor de levering voor zijn rekening moeten nemen. Daarbij past dan ook dat hij de notaris mag kiezen.
4.32.
In afwachting van de uitkomst van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
draagt de vrouw op te bewijzen dat zij haar schuld aan de man in verband met het verkrijgen van een 10% aandeel in de woning heeft ingelost, dan wel dat partijen hebben afgesproken dat deze schuld is vereffend,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 16 april 2025voor uitlating door de vrouw of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als de vrouw geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
bepaalt dat, als de vrouw
getuigenwil laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
meitot en met
juli 2025dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. S.P. Pompe, in het gerechtsgebouw te Amsterdam, Parnassusweg 280,
5.6.
bepaalt dat
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe, rechter, bijgestaan door mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.