ECLI:NL:RBAMS:2025:1253

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
13-121124-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentiegarantie en verdedigingsrechten

Op 26 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Pécs Regional Court in Hongarije. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1993, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen. Tijdens de zitting op 12 februari 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, maar deze schorsing tot aan de uitspraak. De rechtbank heeft vragen geformuleerd over de detentiegaranties in Hongarije, met name over de omstandigheden in de penitentiaire inrichting in Tiszalök, waar de opgeëiste persoon mogelijk zou worden ondergebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke behandeling in deze inrichting, maar op basis van aanvullende informatie van de Hongaarse autoriteiten is geconcludeerd dat de opgeëiste persoon na overlevering naar verwachting in de Szombathely National Prison zal worden gedetineerd, wat het gevaar zou wegnemen. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen verdere vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen. De zaak moet uiterlijk 10 dagen voor 17 maart 2025 opnieuw op zitting worden gepland.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-121124-24
Datum uitspraak: 26 februari 2025
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 8 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 februari 2024 door
the Pécs Regional Courtin Hongarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] (Hongarije),
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the Komló District Courtmet kenmerk 2.B.73/2021/13 onherroepelijk bij arrest van
the Pécs Regional Courtvan 29 september 2022 met kenmerk 2.Bf.98/2022/9. Uit de aanvullende informatie van 22 januari 2025 van de uitvaardigende justitiële autoriteit volgt dat het vonnis is gewezen op 21 februari 2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar en tien maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4] Dit betekent dat het arrest van de
Pécs Regional Courtvan 29 september 2022 met kenmerk 2.Bf.98/2022/9 aan artikel 12 OLW moet worden getoetst.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 25 januari 2025 volgt dat deze informatie alleen betrekking heeft op de procedure die heeft geleid tot het vonnis van
the Komló District Courtvan 21 februari 2022 met kenmerk 2.B.73/2021/13. Tegen dit vonnis heeft het Hongaarse openbaar ministerie hoger beroep ingesteld, wat heeft geleid tot het arrest van
the Pécs Regional Courtvan 29 september 2022 met kenmerk 2.Bf.98/2022/9. Bij de procedure in hoger beroep heeft geen zitting plaatsgevonden, omdat de opgeëiste persoon noch zijn advocaat hiertoe een verzoek had gedaan.
Op nadere vragen van het openbaar ministerie heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit op
31 januari 2025 de volgende aanvullende informatie verstrekt:
“(…)
2) As the court had already communicated, the Regional Court of Pécs, acting as the second-instance court, decided that the appeal was to be adjudicated at a council session, where the presence of the defendant and his defender was not required, but of which they had been notified. The convict received a postal notification about the scheduled council session into his own hand on 11 May 2022 at the address in [plaats 1] .(…)”
Het is de rechtbank op grond van voormelde informatie niet duidelijk op welk adres de opgeëiste persoon op de hoogte is gebracht van de
council sessiondie heeft geleid tot het arrest van de
Pécs Regional Courtvan 29 september 2022. In de aanvullende informatie van 31 januari 2025 is namelijk vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon op de hoogte is gebracht op een adres in [plaats 1] . Uit niets blijkt echter dat de opgeëiste persoon op enig moment een woon- of verblijfadres heeft gehad in [plaats 1] en in het EAB is alleen een adres van de opgeëiste persoon in [geboorteplaats] (Hongarije) en in [plaats 2] (Nederland) vermeld.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding het onderzoek te heropenen en voor onbepaalde tijd te schorsen, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende vragen voor te leggen:
1. In de brief van 31 januari 2025 is vermeld dat de opgeëiste persoon op de hoogte is gesteld van de
council sessiondie heeft geleid tot het arrest van de
Pécs Regional Courtvan 29 september 2022:
a. Op welke datum en op welk adres of welke adressen van de opgeëiste persoon is de
notificationvoor de
council sessionuitgereikt?
b. Heeft de opgeëiste persoon dit adres of deze adressen zelf opgegeven tijdens de voorbereidende procedure?
c. Zo nee, wat is de reden dat de
notificationop een niet-opgegeven adres is uitgereikt?
d. Kunt u aangeven of de adresinstructie die de opgeëiste persoon tijdens het vooronderzoek heeft gekregen, zich ook uitstrekte tot het hoger beroep?
e. Zo ja, is dit destijds uitdrukkelijk aan de opgeëiste persoon meegedeeld?

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Hongarije

In een eerdere uitspraak van 7 januari 2025 heeft de rechtbank op basis van het rapport van
the Comittee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading treatment or Punishment(hierna: CPT) van 3 december 2024 overwogen dat sprake is van een onveilige situatie in de penitentiaire inrichting in Tiszalök, gelet op de
ill-treatmentvan gedetineerden door het gevangenispersoneel en het geweld tussen gedetineerden onderling. Daarop heeft de rechtbank geoordeeld dat er voor gedetineerden in de penitentiaire inrichting in Tiszalök een algemeen reëel gevaar bestaat dat zij aan een onmenselijke of vernederende behandeling zullen worden blootgesteld in de zin van artikel 4 Handvest.
Het openbaar ministerie heeft bij e-mail van 17 januari 2025 de volgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gesteld:
“In case the surrender is authorized, in which prison will [opgeëiste persoon] most likely be placed after surrender?
Can it be guaranteed that [opgeëiste persoon] will not be placed in the Tiszalök prison?”
Op 24 januari 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende aanvullende informatie verstrekt:
“(…) concerning the placement of [opgeëiste persoon] , we have the honour to inform you (..) that (..) after takeover, the person will be transported to the Szombathely National Prison as soon as possible.”
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] Uit deze individuele detentiegarantie van de
Hungarian Prison Servicevan 24 januari 2025 volgt dat de opgeëiste persoon na overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd in de detentie-instelling Szombathely en daarmee is komen vast te staan dat de opgeëiste persoon niet in Tiszalök zal worden gedetineerd. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de verstrekte individuele garantie, hiermee het vastgestelde algemene reëel gevaar voor de opgeëiste persoon weggenomen. Artikel 11 OLW staat daarom niet aan de overlevering in de weg.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 3.1 geformuleerde vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit;
BEPAALTdat de zaak uiterlijk 10 dagen voor 17 maart 2025 (het einde van de verlengde beslistermijn) opnieuw op zitting moet worden gepland;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Hongaarse taal tegen nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P. van Kessel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 26 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.