3.3.1Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde (belaging)
3.3.1.1 Feiten en omstandigheden
Verklaring aangeefster
Op 8 augustus 2023 heeft aangeefster bij de politie aangifte gedaan van belaging door verdachte en daarbij onder meer het volgende aangegeven.
Aangeefster heeft in januari 2019 verdachte leren kennen, toen ze beiden bij het bedrijf [naam bedrijf 1] in [plaats] werkten. Ze werkten op verschillende afdelingen en eigenlijk kende ze hem niet, ze wist niet veel van hem. Na een korte tijd begon verdachte haar berichten via de werkchat te sturen, waarin hij over zijn geloofsovertuiging sprak en aangaf dat Allah hem als missie had gegeven om met aangeefster samen te zijn, ook in het hiernamaals. Hij vertelde dat ook aan haar collega’s. Aangeefster heeft verdachte toen gevraagd om geen contact meer met haar te zoeken. Toen hij daarna via de werkchat contact bleef zoeken werd aangeefster bang en heeft ze een melding gedaan bij de afdeling human resource van [naam bedrijf 1] (hierna: HR). HR heeft verdachte aangegeven dat hij moest stoppen en zij hebben hem een waarschuwing gegeven. Kort hierna, op 28 januari 2019, werd verdachte ontslagen omdat hij niet stopte met het zoeken van contact met aangeefster. Nadat hij was ontslagen zei verdachte tegen haar dat, als ze niet met hem wilde spreken, hij haar wist te vinden. Hij zei dat hij wist welke bus zij na het werk nam en er zodoende achter zou komen waar ze woonde, zodat hij Allah’s wil kon realiseren.
Aangeefster was erg bang voor verdachte en heeft de politie gebeld. Daarna heeft de politie een stopgesprek met verdachte gevoerd en heeft aangeefster haar telefoonnummer veranderd.
Om ander werk te zoeken heeft aangeefster haar LinkedIn geactiveerd. In februari 2020 vond ze een nieuwe werkgever: [naam bedrijf 2] B.V. (hierna: [naam bedrijf 2] ), gehuisvest in de [naam kantoorgebouw] . Verdachte stuurde haar in juli 2020 via LinkedIn een bericht dat hij haar wilde zien. Hij zei dat hij werd gestuurd door Allah en dat hij bij haar moest en zou zijn. Hij schreef ook dat hij zou gaan reageren op functies bij het bedrijf [naam bedrijf 2] in [plaats]. Aangeefster schrok erg van zijn manier van praten en heeft verdachte’s LinkedIn-account gelijk geblokkeerd. Desondanks bleef verdachte nieuwe (premium) LinkedIn-accounts aanmaken en contact met haar zoeken. Aangeefster verklaarde dat zij de LinkedIn-accounts van verdachte steeds blokkeerde en hij steeds nieuwe accounts aanmaakte en dat deze situatie drie jaren heeft voortgeduurd.
Aangeefster heeft verder verklaard dat zij op 6 juni 2023 van de officemanager bij [naam bedrijf 2] , [persoon 3] (hierna: [persoon 3] ), hoorde dat verdachte langs de receptie was gelopen en op de zestiende verdieping, alwaar [naam bedrijf 2] zich bevindt, op een agressieve en imponerende manier op zoek was gegaan naar haar.
Getuigenverklaringen
[persoon 3] , leidinggevende bij [naam bedrijf 2] in [plaats], verklaarde onder meer dat ze op 5 juni 2023 te horen kreeg dat er een man beneden bij de receptie stond die op zoek was naar aangeefster en dat hij een briefje voor haar had achtergelaten. De man bleek verdachte te zijn. Op 6 juni 2023 stond verdachte wederom bij de receptie. Kort nadat [persoon 3] verdachte had verzocht het pand te verlaten en hij was weggegaan, zag zij hem op de zestiende verdieping, op de afdeling waar aangeefster werkzaam was. Hij kwam erg opgefokt over en zei dat hij op zoek was naar aangeefster. Op 9 juni 2023 kreeg [persoon 3] van de politie te horen dat de vader van verdachte had gebeld met de mededeling dat verdachte onderweg was naar [naam bedrijf 2] . Naar aanleiding van deze mededeling is [naam bedrijf 2] dicht gegaan en gedurende enkele dagen dicht gebleven. Ten slotte heeft [persoon 3] verklaard dat verdachte op 7 augustus 2023 weer beneden bij de receptie stond en dat op die datum een kantoorverbod voor verdachte is opgemaakt voor de duur van 24 maanden.
[persoon 4] (hierna: [persoon 4] ), beveiliger van de [naam kantoorgebouw] , heeft verklaard dat hij op 7 augustus 2023 in de lobby was toen de receptioniste naar hem toe kwam en zei dat er een man was die niet welkom was. [persoon 4] ging met de man in gesprek en hoorde dat de man zei dat hij op zoek was naar aangeefster. Hij zei “Mijn huwelijk is 4,5 jaar geleden stuk gelopen. Ik moet van god naar (aangeefster) toe.” De man liet op zijn telefoon foto’s aan [persoon 4] zien van regenboogvlaggen en zei dat dat vlaggen van de duivel waren. [persoon 4] vond dit zorgelijk gedrag en heeft de man mee naar buiten genomen. [persoon 4] herkende de man van een maand eerder.
Informatie uit de politiesystemen
Verbalisant [verbalisant] raadpleegde de politiesystemen op de naam van verdachte en zag dat er registraties waren waarin de naam van aangeefster voorkwam. Een eerste registratie houdt in dat aangeefster op 9 april 2019 een melding bij de politie heeft gemaakt dat zij al drie maanden door verdachte wordt belaagd en berichten ontvangt via onder andere Instagram. Een andere registratie vermeldt dat een collega van aangeefster een melding heeft gemaakt dat verdachte op 5 en 6 juni 2023 bij het bedrijf, gevestigd aan [adres 2] , is geweest omdat hij op zoek was naar aangeefster. Verdachte kwam toen agressief over op de melder en de melder en haar collega’s waren ook bang voor verdachte. Tenslotte is er een registratie dat de politie op 9 juni 2023 informatie dat verdachte onderweg was naar [plaats] om in de [naam kantoorgebouw] aangeefster te vermoorden. Ook had verdachte op Instagram de tekst geplaatst: “een paar dagen geleden werd mij geopenbaard om met Gods steun de [naam kantoorgebouw] , waar genoemde vrouw werkt, te bestormen en zijn bevel uit te voeren.” Uiteindelijk is verdachte niet bij het pand aangetroffen.
Verklaring verdachte
In zijn verhoor op 7 augustus 2023 heeft verdachte onder meer verklaard: “(…) ik weet dat dit een teken van god is. Daarom ben ik bang voor mezelf en mijn medemens. Het moet gecommuniceerd worden en dat als ik mijn werk niet goed doe dit consequenties heeft. Al vier (4) jaar probeer ik al communicatie te krijgen. Dat moet gewoon. Ik heb zelf van [persoon 1] en alle anderen een afkeer omdat ze niet luistert en mijn niet laat praten. (…)”
In zijn verhoor op 9 augustus 2023 heeft verdachte bekend dat hij, in de periode dat hij bij [naam bedrijf 1] werkte, aangeefster meerdere sms-berichten heeft verstuurd. Daarnaast heeft hij bekend dat hij meerdere (premium) LinkedIn-accounts heeft aangemaakt en via deze accounts contact met aangeefster heeft gezocht. Ook is hij op 5 en 6 juni 2023 naar het bedrijf [naam bedrijf 2] toegegaan en is hier binnen geweest, met het doel om aangeefster te vinden. Verder heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij op 7 augustus 2023 bij de receptie was omdat hij aangeefster wilde spreken. Hij verklaarde dat hij al vier jaren in contact probeert te komen met aangeefster, maar dat zij dat niet wil.
Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij sinds 2019 contact probeert te zoeken met aangeefster. Als gevolg van zijn psychische stoornis heeft verdachte medio 2019 ongecontroleerd berichten naar aangeefster gestuurd. In de jaren 2020, 2021, 2022 en tot medio 2023 heeft verdachte aangeefster met rust gelaten. Daarna is zijn paranoïde waanvoorstelling ingetreden, waardoor hij weer contact met aangeefster opnam en naar de [naam kantoorgebouw] toe is gegaan.
Tussenconclusie betrouwbaarheid aangeefster
De rechtbank is op basis van bovenstaande van oordeel dat de aangifte betrouwbaar is en voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Op basis van het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 juli 2020 op verschillende manieren contact gezocht met aangeefster, namelijk via de werkchat, sms-berichten en LinkedIn. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte, na zijn ontslag op 28 januari 2019, de ten laste gelegde bewoordingen heeft geuit. Deze verklaring vindt steun in de in de politiesystemen genoteerde melding van 9 april 2019, waarin staat dat aangeefster naar het politiebureau is gekomen en heeft verteld dat ze op dat moment al drie maanden door verdachte wordt belaagd. Daarnaast blijkt uit de politiesystemen dat verdachte in 2019 op Instagram het volgende heeft geplaatst: "
een paar dagen geleden werd mij geopenbaard om met Gods steun de [naam kantoorgebouw] , waar genoemde vrouw werkt, te bestormen en zijn bevel uit te voeren". Verder volgt uit de feiten en omstandigheden dat verdachte in de periode van 1 juni 2023 tot en met 7 augustus 2023 meerdere keren bij het bedrijf [naam bedrijf 2] in de [naam kantoorgebouw] is geweest.
Het moest voor verdachte duidelijk zijn dat aangeefster geen contact met hem wilde hebben nadat zij hem dit uitdrukkelijk had gezegd en hij een waarschuwing had gekregen van HR. Dit had voor verdachte extra duidelijk moeten zijn nadat hij werd ontslagen omdat hij contact met aangeefster bleef zoeken en hij geen reactie van aangeefster kreeg op zijn berichten via LinkedIn. Bovendien werd dit tijdens het stopgesprek door de politie benadrukt. Desondanks is verdachte doorgegaan met het zoeken van contact met aangeefster. Volgens de rechtbank toont dit aan dat verdachte welbewust contact is blijven zoeken met aangeefster, ook nadat hem duidelijk was geworden dat zij dit niet wilde.
Gelet op deze handelingen, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een opzettelijke, wederrechtelijke, stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Hieruit blijkt ook dat verdachte het oogmerk had om aangeefster te dwingen dat zij moest dulden dat hij met haar contact opnam en om haar vrees aan te jagen.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 juli 2020 en in de periode van 1 juni 2023 tot en met 7 augustus 2023. Dit betreft een kortere periode dan de ten laste gelegde periode, nu onvoldoende is gebleken dat verdachte in de tussenliggende periode contact met aangeefster heeft gezocht.
3.3.1Ten aanzien van het in zaak A ten laste gelegde (belaging en lokaalvredebreuk)
3.3.1.1 Feiten en omstandigheden
Kantoorverbod
Vanwege ongewenst gedrag op 7 augustus 2023 in de [naam kantoorgebouw] is verdachte de toegang ontzegd en is hem een individueel kantoorverbod aangezegd voor de duur van 24 maanden, met ingang van 7 augustus 2023. Dit kantoorverbod is tevens in het Duits opgesteld.
Naar aanleiding van de verdenking van belaging (zaak B) is verdachte op 10 augustus 2023 door de rechter-commissaris in bewaring gesteld en is op 21 augustus 2023 de gevangenhouding bevolen. Op 16 oktober 2023 werd het bevel tot voorlopige hechtenis geschorst zodat verdachte kon worden opgenomen in een kliniek.
Verklaring aangeefster
Aangeefster heeft op 29 maart 2024 opnieuw aangifte gedaan van belaging door verdachte. Aangeefster is werkzaam in de [naam kantoorgebouw] , gevestigd op [adres 2] . Zij heeft verklaard dat verdachte op 26 januari 2024 naar haar werk kwam, over de balie sprong en met de lift naar haar afdeling is gegaan. Hij zou op zoek zijn geweest naar aangeefster en haar collega’s bang hebben gemaakt. Uit de aangifte volgt verder dat verdachte op 3 maart 2024 buiten de [naam kantoorgebouw] op aangeefster wachtte. Op 8 en 21 maart 2024 stond verdachte wederom buiten de [naam kantoorgebouw] .
Uit diverse e-mails, afkomstig van aangeefster, blijkt dat verdachte zich rond de [naam kantoorgebouw] heeft opgehouden dan wel de [naam kantoorgebouw] heeft betreden. Uit de e-mails volgt dat verdachte op 24 januari 2024 in haar kantoor heeft ingebroken en naar haar op zoek was. Verder blijkt uit de e-mails dat verdachte op 1 maart 2024 in de buurt van het kantoor is gezien en dat hij op 8 maart 2024 naar de afdeling is gegaan waar aangeefster werkte. Hij zou daarbij over de barrière bij de receptie zijn gesprongen en naar de betreffende etage zijn gerend.
De rechtbank merkt op dat de verschillende verklaringen en e-mails van aangeefster niet helemaal overeenkomen voor wat betreft de data dat verdachte bij de [naam kantoorgebouw] zou zijn geweest. Aangeefster verklaart desalniettemin betrouwbaar en consistent over wat er is voorgevallen. De rechtbank gaat uit van de data zoals die worden bevestigd door getuigenverklaringen van medewerkers en beveiligers bij de [naam kantoorgebouw] en [naam bedrijf 2] .
Verklaring [persoon 2] , melding en getuigenverklaring
[persoon 2] heeft op 30 januari 2024, namens het bedrijf [naam bedrijf 2] gevestigd aan [adres 2] , aangifte gedaan van huisvredebreuk. Zij heeft verklaard dat verdachte op 24 januari 2024 over de poortjes sprong en de lift naar boven nam. Vervolgens bevond hij zich op de zeventiende etage, liep zoekend rond en reageerde niet op vragen.
Op 1 maart 2024 kregen verbalisanten een melding dat een persoon met een pandverbod zich voor de [naam kantoorgebouw] zou bevinden. Op ongeveer vijftig meter afstand van het bedrijf zagen de verbalisanten verdachte lopen. Verdachte verklaarde dat hij berichten van God kreeg en dat aangeefster bij hem hoorde.
[persoon 5] (hierna: [persoon 5] ), receptionist bij de [naam kantoorgebouw] , heeft verklaard dat verdachte op 8 maart 2024 het gebouw betrad. [persoon 5] zag dat verdachte over een poortje sprong en met de lift naar boven ging.
Aanhouding verdachte
Op 20 maart 2024 kregen verbalisanten een melding dat een persoon met een pandverbod zich rondom de [naam kantoorgebouw] zou ophouden. Ter plaatse zagen de verbalisanten verdachte in een voertuig zitten. Verdachte verklaarde dat hij ongeveer dertig minuten in zijn voertuig zat en op zoek was naar een vrouw omdat hij haar moest spreken. Hij verklaarde dat hij van God de opdracht had gekregen om haar te spreken en als zij niet zou luisteren, zou haar man haar keel doorsnijden.
Verklaring verdachte
Op 21 maart 2024 heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij op 1 maart 2024 in de [naam kantoorgebouw] bij het bedrijf [naam bedrijf 2] was om aangeefster te waarschuwen dat haar man haar keel zou doorsnijden. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij op de dag van zijn aanhouding (de rechtbank begrijpt: 20 maart 2024) in [plaats] was omdat hij aangeefster wilde zien.
Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij naar [plaats] is gekomen en twee keer lokaalvredebreuk heeft gepleegd zodat hij aangeefster kon spreken. Ook heeft hij bekend dat hij voor de [naam kantoorgebouw] op aangeefster heeft gewacht.
Tussenconclusie betrouwbaarheid aangeefster
De hierboven genoemde verklaringen en bevindingen sluiten aan bij wat aangeefster hierover heeft verklaard in haar e-mails. De rechtbank gaat daarom uit van de verklaring die aangeefster in haar e-mails heeft afgelegd.
3.3.2.2 Bewijsoverweging belaging (zaak A, feit 1)
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat vastgesteld kan worden dat verdachte zich op zowel 1 maart 2024 als op 20 maart 2024 bij en rond de [naam kantoorgebouw] heeft opgehouden. In de e-mails van aangeefster staat immers benoemd dat verdachte zich op 1 maart 2024 bij het pand bevond en er is een melding van gemaakt . Verdachte heeft dit bekend. Op 20 maart 2024 hebben verbalisanten verdachte op slechts vijftig meter van de [naam kantoorgebouw] aangehouden. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat uit de e-mails van aangeefster, de aangifte namens [naam bedrijf 2] en de verklaring van [persoon 5] blijkt dat verdachte op 24 januari 2024 en op 8 maart 2024 de [naam kantoorgebouw] heeft betreden. Gebleken is dat verdachte toen agressief en imponerend gedrag vertoonde.
Naar aanleiding van de eerdere verdenking van belaging, zoals besproken in rubriek 3.3.1 (zaak B), heeft verdachte enige tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht en is hij door de rechter-commissaris en in de raadkamer gevangenhouding verhoord. Onder die omstandigheden had het voor verdachte volstrekt duidelijk moeten zijn dat aangeefster op geen enkele wijze contact met hem wilde hebben. Ook had het voor verdachte duidelijk moeten zijn dat aangeefster hem niet wilde spreken, nadat hij een kantoorverbod voor het gebouw waar zij werkzaam is, kreeg opgelegd. Verdachte bleef echter contact met haar zoeken door zich op te houden bij en rond de [naam kantoorgebouw] en dit gebouw, ondanks het kantoorverbod, te betreden. Volgens de rechtbank toont dit aan dat verdachte welbewust contact is blijven zoeken met aangeefster, ook nadat hem duidelijk was geworden dat zij dit niet wilde.
Gelet op deze handelingen, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een opzettelijke, wederrechtelijke, stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Hieruit blijkt ook dat verdachte het oogmerk had om aangeefster te dwingen om te dulden dat hij met haar contact opnam en vrees aan te jagen.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich aan belaging schuldig heeft gemaakt in de ten laste gelegde periode.
3.3.2.3 Bewijsoverweging lokaalvredebreuk (zaak A, feit 2)
De rechtbank acht, gelet op de aangifte van [persoon 2] , de verklaring van [persoon 5] en de verklaring van verdachte, bewezen dat verdachte op 24 januari 2024 en op 8 maart 2024 de [naam kantoorgebouw] heeft betreden. Op dat moment was het verdachte duidelijk dat het hem niet was toegestaan om het pand te betreden, aangezien aan hem een kantoorverbod voor de duur van 24 maanden was opgelegd dat gold met ingang van 7 augustus 2023. Door desondanks het pand te betreden, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk binnendringen van de [naam kantoorgebouw] .
3.3.2.4 Eendaadse samenloop zaak A, feiten 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot zaak A, feiten 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt.