7.3Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft kort na elkaar twee strafbare feiten gepleegd. Op 23 juni 2023 heeft verdachte zich eerst schuldig gemaakt aan een opzetaanranding van aangeefster [aangeefster] . Verdachte heeft haar ongevraagd aangeraakt op een respectloze en seksueel geladen manier. Hij heeft geen respect getoond voor haar zelfbeschikkingsrecht en duidelijke afwijzing en heeft zich laten leiden door zijn eigen behoeftes. De rechtbank neemt het verdachte bovendien kwalijk dat hij haar op haar werkplek heeft lastig gevallen, waardoor dit voorval extra impact heeft gehad.
Dezelfde dag heeft verdachte zich vervolgens seksueel intimiderend gedragen jegens verbalisante [aangeefster 2] . De rechtbank acht het kwalijk dat verdachte verbalisante seksueel heeft geïntimideerd terwijl zij, nota bene in uniform, gewoon met een collega aan het werk was. Met zijn handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor verbalisante en het openbaar gezag. De opmerkingen van verdachte waren bovendien niet alleen op haar als zijnde politievrouw gericht, hij heeft gedreigd haar juist in privétijd te benaderen, wat bedreigend en beangstigend is geweest. Bij allebei de strafbare feiten heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en seksuele integriteit van de slachtoffers en heeft zich daarbij niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 26 november 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden vaker onherroepelijk is veroordeeld. De rechtbank weegt dit mee in strafverzwarende zin.
Tevens blijkt uit het strafblad dat de situatie als bedoeld in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) aan de orde is.
Advies reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van het advies van Reclassering Leger des Heils van 9 december 2024, opgemaakt door [reclasseringswerker] . De reclassering heeft – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende gerapporteerd en geadviseerd.
Bij verdachte is sprake van instabiliteit op alle leefgebieden. Ook is er sprake van psychische problematiek en gegronde redenen om PTSS te vermoeden, waarbij de aard, ernst en omvang van de problemen niet inzichtelijk zijn. Inhoudelijke behandeling en nieuwe diagnostiek wijst verdachte consequent van de hand. Verdachte wil niet in behandeling, tevens is dit niet mogelijk zolang hij op straat slaapt. Het was tot op heden moeilijk binnen een ambulant kader om verdachte ergens te plaatsen voor wonen. Hiervoor wilde men eerst diagnostiek hebben. Er is hierdoor een soort van vicieuze cirkel ontstaan. Betrokkene kan niet behandeld worden als hij geen plek heeft en hij krijgt geen plek als hij niet behandeld wordt. Ook eerdere pogingen om binnen een klinische setting aan behandeling en diagnostiek te doen (bij de Jellinek kliniek) verliepen negatief. Alternatieve mogelijkheden om zorg af te dwingen, zoals onder de Verplichte Wet GGz, zijn gezien de veronderstelde trauma klachten niet aan de orde. Een gedwongen behandeling van trauma gerelateerde klachten is niet mogelijk, dergelijke problematiek vereist een vrijwillige inzet van de patiënt.
Wel lijkt er in een groeiende mate sprake te zijn van teloorgang, waarbij verdachte niet zelfstandig bij machte is zijn problemen aan te pakken. Het cognitief functioneren van verdachte is voor de reclassering niet inzichtelijk. Verdachte heeft een beperkt probleeminzicht en er is bij hem sprake van een hoge mate van onmacht.
Er zijn op dit moment onvoldoende mogelijkheden om binnen een ambulant justitieel kader tot gedragsverandering te komen. De reclassering merkt hierbij op dat verdachte niet eerder in beeld kwam voor een zedenfeit en dat de huidige veelplegerstatus wordt ontleend aan andersoortige delicten.
De reclassering heeft geconcludeerd dat verdachte aan zowel de harde als de zachte ISD-criteria voldoet. Bij een veroordeling adviseert de reclassering de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren op te leggen.
De deskundige [naam reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij Reclassering Leger des Heils te Amsterdam, heeft voornoemd advies op de terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. [naam reclasseringswerker] heeft aangegeven dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om verdachte binnen een ander kader dan de ISD-maatregel te begeleiden, aangezien verdachte zich dan zou kunnen onttrekken aan de voorwaarden. Daarnaast is behandeling van de psychische problematiek noodzakelijk om recidive in de toekomst te voorkomen. Tijdens de behandeling kan er worden gezocht naar een geschikte woonplek voor verdachte.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de reclassering over en maakt die tot de hare.
De op te leggen maatregel
De ISD-maatregel heeft als doel de maatschappij te beveiligen en recidive te beëindigen. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m Sr aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
De feiten en omstandigheden met betrekking tot de bewezenverklaarde zedendelicten en de persoonlijke problematiek en gesignaleerde teloorgang van verdachte zoals die uit de rapportage van de reclassering naar voren komen, leiden tot het oordeel dat, hoewel verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van zedendelicten, deze delicten meetellen bij de vraag of aan de harde criteria is voldaan.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, te weten opzetaanranding. Daarnaast is hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Verdachte voldoet hierdoor aan de ‘harde’ criteria voor de ISD-maatregel.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook aan de ‘zachte’ ISD-criteria voldoet. Die houden in dat er geen reëel alternatief voor de oplegging van de ISD-maatregel bestaat. De rechtbank overweegt op basis van het hiervoor genoemde rapport en de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting dat een ambulant kader onvoldoende waarborgen biedt om de psychische problematiek van verdachte afdoende te kunnen behandelen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat verdachte zich onttrekt aan behandeling en andere voorwaarden in een ambulant kader. Oplegging van een dergelijk kader is dus ongewenst. Eerder ingezette interventies in een ambulant kader zijn bovendien tot nu toe onvoldoende gebleken om het recidiverisico in te perken en om tot gedragsverandering te komen. Gelet op het rapport moet er ook rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, als er geen diagnostiek en behandeling plaatsvindt, opnieuw een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen oplegging van deze maatregel, gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om de ISD-maatregel op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de (maximale) termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.