ECLI:NL:RBAMS:2025:122

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
C 13 750843 HAZA 24 540
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en wanprestatie bij verbouwingswerkzaamheden aan woning

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een eiser en een gedaagde over verbouwingswerkzaamheden aan de woning van de eiser. De eiser heeft een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten met de gedaagde, die een eenmanszaak runt en verantwoordelijk is voor de verbouwing. De overeenkomst, die op 25 augustus 2022 werd aangegaan, omvatte een bedrag van € 72.500,- exclusief btw, met specifieke betalingsvoorwaarden. De werkzaamheden zouden aanvankelijk op 22 september 2022 beginnen en uiterlijk op 18 november 2022 worden opgeleverd. Echter, de eiser heeft na de oplevering gebreken geconstateerd, waaronder een lekkage die verband hield met de door de gedaagde geïnstalleerde airconditioning. Na een onderzoek door TOP Expertise B.V. zijn er meerdere tekortkomingen vastgesteld, met herstelkosten begroot op € 20.735,30.

De eiser heeft de gedaagde in rechte aangesproken en vorderingen ingesteld, waaronder schadevergoeding en betaling van onverschuldigde bedragen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, en heeft de vordering van de eiser tot schadevergoeding toegewezen. De rechtbank heeft de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eiser. De reconventionele vordering van de gedaagde is afgewezen, omdat hij niet voldoende heeft onderbouwd dat er nog een bedrag openstond.

De rechtbank heeft in haar vonnis de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 23.770,30 aan de eiser, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de gedaagde ook in de proceskosten van de eiser veroordeeld. De vorderingen van de gedaagde in reconventie zijn afgewezen, en de rechtbank heeft de uitvoerbaarheid van het vonnis bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/750843 / HA ZA 24-540
Vonnis van 22 januari 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
advocaat: mr. S.H.N. de Wijs,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam [bedrijf] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
advocaat: mr. S.S. van Gijn.
Hierna worden partijen aangeduid als [eiser] en [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 mei 2024 met producties,
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- de akte van [eiser] houdende overlegging van producties en vermeerdering van eis in conventie,
- het tussenvonnis van 9 oktober 2024, waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 december 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] runt een eenmanszaak die onder andere verbouwingen doet. Op 25 augustus 2022 zijn [eiser] en [gedaagde] een overeenkomst tot aanneming van werk met elkaar aangegaan met betrekking tot de verbouwing van [eiser] ’s woning, voor een bedrag van € 72.500,-, exclusief 21 % btw. € 7.500,- van dit bedrag moet volgens de overeenkomst contant worden betaald, de rest per bank.
2.2.
[eiser] heeft diverse bedragen contant en per bank aan [gedaagde] betaald.
2.3.
In de overeenkomst staat dat het werk start op 22 september 2022 en dat het uiterlijk 18 november 2022 wordt opgeleverd. Gedurende de werkzaamheden heeft [eiser] enige tijd ergens anders gewoond. In maart 2023 is [eiser] weer in haar woning getrokken.
2.4.
Begin mei 2023 heeft [eiser] [gedaagde] laten weten dat er sprake was van een lekkage op het dak, bij de airconditioning die [gedaagde] had geïnstalleerd. [eiser] heeft deze lekkage laten herstellen door een andere aannemer, Mery Builders.
2.5.
Op 21 september 2023 heeft TOP Expertise B.V. in opdracht van [eiser] onderzoek op locatie verricht. Hierover heeft TOP Expertise een rapport geschreven, waarin zij meerdere tekortkomingen in de werkzaamheden constateert. In haar rapport begroot TOP Expertise de herstelkosten op € 20.735,30.
2.6.
Op 4 december 2023 heeft [eiser] [gedaagde] laten weten dat zij niet meer wil dat hij de overeenkomst nakomt, maar dat zij wil dat hij haar schade vergoedt.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiser] heeft ter zitting haar vordering deels vermeerderd en deels ingetrokken en vordert nu – samengevat:
I. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 31.620,50 en
II. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 6.393,- en
III. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van wettelijke rente over de voornoemde bedragen vanaf 4 december 2023 en
IV. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de proceskosten en de buitengerechtelijke incassokosten;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
Aan haar vordering onder I legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenissen (art. 6:74 BW), waardoor [eiser] recht heeft op vervangende schadevergoeding (art. 6:87 BW). Het onder I gevorderde bedrag valt uiteen in de herstelkosten, begroot door TOP Expertise op € 20.735,30, reeds gemaakte herstelkosten à € 5.860,- als gevolg van de lekkage (art. 6:96 lid 2 sub a BW), extra huurkosten van € 2.000,- omdat de werkzaamheden langer hebben geduurd dan was overeengekomen en de kosten ter vaststelling van de schade: € 3.025.- (art. 6:96 lid 2 sub b BW). Het onder II gevorderde bedrag is gebaseerd op onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW) omdat [eiser] ten onrechte te veel BTW heeft betaald. Over alle werkzaamheden is het hoge BTW-tarief van 21% betaald, terwijl volgens [eiser] een deel van de werkzaamheden onder het lage tarief van 9% valt.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] in haar vorderingen, dan wel afwijzing van [eiser] ’s vorderingen. [gedaagde] betwist dat hij is tekortgeschoten.
In reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert in reconventie – samengevat – veroordeling van [eiser] tot betaling van € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en de proceskosten, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
3.5.
Aan zijn vordering legt [gedaagde] ten grondslag dat [eiser] de overeenkomst nog niet volledig is nagekomen en dat op de totaal overeengekomen aanneemsom nog een bedrag van € 10.000,- openstaat.
3.6.
[eiser] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] in zijn vordering, dan wel afwijzing van [gedaagde] vordering. [eiser] betwist dat er nog enig bedrag open staat.

4.De beoordeling

In conventie
De schade zoals begroot door TOP Expertise wordt toegewezen
4.1.
[eiser] stelt dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van hun overeenkomst. Als gevolg hiervan heeft ze schade geleden in de vorm van herstelkosten. Zowel de tekortkomingen als de herstelkosten onderbouwt [eiser] met het rapport van TOP Expertise. In het rapport concludeert TOP Expertise dat de meeste overeengekomen werkzaamheden niet kundig zijn uitgevoerd en niet goed zijn afgewerkt: “
Naast het feit dat nog niet alle werkzaamheden gereed zijn, […] noemen wij als hoofdoorzaak, voor alle genoemde geconstateerde gebreken en tekortkomingen, ondeskundig en gemakzuchtig handelen van aannemer en/of haar onderaannemers.” [1] TOP Expertise benoemt rond de twintig gebreken, onderbouwd met foto’s van haar onderzoek op locatie. Vervolgens somt TOP Expertise de benodigde herstelwerkzaamheden op, waarvan zij de kosten begroot op € 20.735,30. [2]
4.2.
Volgens [gedaagde] is dit rapport niet bruikbaar ter onderbouwing van [eiser] ’s schade. Allereerst omdat [gedaagde] niet aanwezig kon zijn bij het onderzoek op locatie. Inhoudelijk haalt [gedaagde] enkele punten uit het rapport aan die volgens hem door derden zijn verricht of vallen onder meerwerk – en die dus buiten [gedaagde] aansprakelijkheid, dan wel de overeengekomen werkzaamheden vallen. Doordat het onderzoek een half jaar na de oplevering is verricht, zou de geconstateerde schade ook in die periode kunnen zijn ontstaan en daardoor niet aan [gedaagde] kunnen worden toegerekend.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] met het rapport de tekortkomingen van [gedaagde] voldoende heeft onderbouwd, om de volgende redenen: [gedaagde] was tijdig uitgenodigd om aanwezig te zijn bij het onderzoek op 21 september 2023, maar reageerde dusdanig laat op deze uitnodiging dat het onderzoek niet meer verplaatst kon worden. Uit het rapport en de bijbehorende foto’s blijkt in voldoende mate welke gebreken TOP Expertise heeft geconstateerd. Dit zijn werkzaamheden die niet zijn afgemaakt, of slordig of verkeerd zijn uitgevoerd, en dus een tekortkoming van [gedaagde] opleveren. Eventueel meerwerk, of werk van onderaannemers valt evengoed onder [gedaagde] aansprakelijkheid. Met het rapport is dan ook voldoende onderbouwd dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met [eiser] . [gedaagde] heeft geen tegenrapport of een andere deugdelijke inhoudelijke reactie overgelegd. Hij heeft de inhoud van het rapport dus onvoldoende betwist.
4.4.
Ook de door de deskundige begrote schade is door [gedaagde] onvoldoende betwist. Het enkele feit dat [eiser] de gebreken inmiddels heeft laten herstellen door Mery Builders, maakt nog niet dat de rechtbank niet uit kan gaan van de begroting die de deskundige vanuit zijn expertise heeft gemaakt. De rechtbank wijst dan ook de door TOP Expertise begrote schadevergoeding ter hoogte van € 20.735,30 toe. De rente wordt toegewezen vanaf 19 december 2023.
De overige vorderingen worden afgewezen
4.5.
De overige vorderingen acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd en worden daarom afgewezen.
4.6.
De herstelkosten van € 5.860,- als gevolg van de lekkage verwijt [eiser] aan de door [gedaagde] verkeerd geplaatste airconditioning. [eiser] heeft echter onvoldoende gesteld welk verwijt zij [gedaagde] maakt over de installatie van de airconditioning. In de dagvaarding is dit niet gesteld. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat de airconditioning niet goed is afgedicht, waardoor gaten zichtbaar waren. Dit is na betwisting door [gedaagde] niet onderbouwd met bijvoorbeeld foto’s of waarnemingen van Mery Builders. Ter zitting heeft [eiser] een bewijsaanbod gedaan, maar doordat [eiser] onvoldoende heeft gesteld, komt de rechtbank niet toe aan de bewijsfase. De gevorderde herstelkosten van € 5.860,- worden dus afgewezen.
4.7.
De € 2.000,- aan extra gemaakte huurkosten onderbouwt [eiser] als volgt. Het werk zou eind november 2022 klaar moeten zijn, maar was toen nog niet af. Tijdens de werkzaamheden verbleef zij met haar gezin in een andere woning. Omdat het werk uitliep, heeft zij die andere woning nog twee maanden langer moeten huren. [gedaagde] heeft daartegenover verklaard dat de woning al vóór 1 februari 2023 bewoonbaar was en hij heeft betwist dat [eiser] voor de vervangende woning huur heeft moeten betalen. [eiser] heeft haar vordering onderbouwd met een schriftelijke verklaring van een kennis, dhr. [naam] . [naam] verklaart dat [eiser] via een vriend van hem een tijdelijke huurwoning heeft gehuurd voor € 1.000,- per maand. In de verklaring is te lezen dat [eiser] aan [naam] heeft gezegd dat zij wegens vertraging tot 1 februari 2023 in de woning moest blijven. Deze verklaring is echter te summier. Hij verklaart slechts wat hij van [eiser] zelf heeft gehoord. Hij is zelf niet de verhuurder van de woning en verklaart ook niet uit eigen wetenschap dat [eiser] huur heeft betaald. De vordering van € 2.000,- wijst de rechtbank dan ook af.
4.8.
[eiser] vordert € 6.393,- uit onverschuldigde betaling wegens verkeerd berekende BTW-tarieven. Deze vordering is echter niet onderbouwd of geconcretiseerd. In de overeenkomst staat dat over de aanneemsom 21% BTW verschuldigd is. [eiser] heeft niet toegelicht op welk onderdeel van de aanneemsom het lagere tarief zou moeten gelden. [eiser] heeft dus onvoldoende gesteld. Het gevorderde bedrag van € 6.393,- wordt afgewezen.
[gedaagde] moet de kosten van [eiser] betalen
4.9.
De deskundigenkosten kosten worden toegewezen. [eiser] heeft een factuur van TOP Expertise overgelegd voor een bedrag van € 3.025,-. Dit bedrag is toewijsbaar, met de wettelijke rente daarover vanaf 19 december 2023.
4.10.
[eiser] heeft voldoende gesteld dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. zij heeft een bedrag van € 1.135,14 gevorderd, gebaseerd op haar totale vordering. De buitengerechtelijke kosten worden echter toegewezen over het toegewezen bedrag, te weten € 20.735,30 + € 3.025,- = € 23.770,30. Het toepasselijke tarief is € 875,- + 1% van (23.770,30 - € 10.000) = € 1.012,60.
4.11.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiser] betalen. De proceskosten van [eiser] worden tot dit vonnis begroot op:
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.075,00
In reconventie
4.12.
In reconventie vordert [gedaagde] betaling van € 10.000,-. Hij heeft echter onvoldoende gesteld hoe dit bedrag volgt uit de overeengekomen hoofdsom van € 72.500,- exclusief BTW en de door hem erkende betalingen van € 51.598,- per bank en € 29.500,- contant. Hoewel er geen facturen in het dossier zitten, neemt de rechtbank aan dat het per bank betaalde bedrag inclusief 21 % BTW is (dus € 42.642,98 exclusief BTW) en het contant betaalde bedrag zonder BTW. Dan is dus vrijwel de hele aanneemsom betaald. Omdat [gedaagde] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan met betrekking tot het verschuldigde bedrag, komt de rechtbank niet toe aan het bewijsaanbod dat hij ter zitting heeft gedaan. Deze vordering wordt afgewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten van [eiser] betalen
4.13.
Als de in het ongelijk gestelde partij, wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiser] . Deze worden tot dit vonnis begroot op € 1.228,- aan salaris advocaat (2 punten, tarief II) en € 178,- aan nakosten, te vermeerderen met de verhoging en wettelijke rente zoals in de beslissing bepaald.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 23.770,30, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van 19 december 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.012,60,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot dit vonnis aan de zijde van [eiser] begroot op € 3.075,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- aan nakosten plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vordering af,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot dit vonnis aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.406,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- aan nakosten plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
in conventie en reconventie
5.7.
verklaart de onderdelen 5.1 tot en met 5.3 en 5.6 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schaberg, rechter, bijgestaan door mr. Z.A. Mees, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.

Voetnoten

1.Rapport TOP Expertise, productie 8 bij dagvaarding, p. 15.
2.Rapport TOP Expertise, productie 8 bij dagvaarding, p. 18.