ECLI:NL:RBAMS:2025:1169

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
C/13/762596 / NC ZA 25-1
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • NCC
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam in kort geding tussen Hevec Beheer B.V. en Eurokeg Holding BV

In deze zaak, die op 14 februari 2025 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen Hevec Beheer B.V. (eiser) en Eurokeg Holding BV en Eurokeg B.V. (gedaagden). De procedure is gestart door Hevec, die een vordering heeft ingesteld tegen Eurokeg c.s. De kern van het geschil betreft de bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam en de vraag of de voorzieningenrechter van de NCC (Netherlands Commercial Court) bevoegd is om de zaak te behandelen. Eurokeg c.s. betoogt dat de rechtbank Amsterdam niet bevoegd is en dat de NCC geen autoriteit heeft, omdat de zaak niet internationaal van aard zou zijn. Hevec daarentegen stelt dat de rol van een Zwitserse partij in de Settlement Agreement de zaak wel degelijk internationaal maakt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is en dat de NCC CSP de aangewezen kamer is voor deze zaak. De voorzieningenrechter wijst de incidentele vordering van Eurokeg c.s. af en bepaalt dat de verdere procedure in het Engels zal worden gevoerd. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot de hoofdzaak. De verdere procedure zal plaatsvinden met een schriftelijke conclusie van antwoord die uiterlijk op 28 februari 2025 moet worden ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 7 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Netherlands Commercial Court
NCC District Court – Court in Summary Proceedings
Zaaknummer: C/13/762596 / NC ZA 25-1
Vonnis in kort geding van 14 februari 2025
in de zaak van
HEVEC BEHEER B.V.,
te Den Helder,
eisende partij,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: Hevec,
advocaat: mr. R.Q. Potter,
tegen

1.EUROKEG HOLDING BV,

2.
EUROKEG B.V.,
te Den Helder,
gedaagde partij,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: Eurokeg c.s.,
advocaat: mr. L.P. Kortmann.

1.De procedure

1.1.
Dit vonnis wordt in het Nederlands gewezen omdat de wet dat voorschrijft en omdat Eurokeg c.s. dat heeft verzocht.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, uitgebracht op 20 januari 2025
- aanvullende producties, ingediend door Hevec op 24 respectievelijk 27 januari 2025
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid, ingediend door Eurokeg c.s.
op 3 februari 2025
- aanvullende producties, ingediend door Eurokeg c.s. op 6 februari 2025
- de mondelinge behandeling van 12 februari 2025, ter gelegenheid waarvan aantekeningen zijn gehouden door de griffier
- de pleitnota van Hevec
- de pleitnota van Eurokeg c.s.
1.3.
Dit vonnis betreft uitsluitend het incident waarmee Eurokeg c.s. betoogt dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam niet bevoegd is en dat
de Court in Summary Proceedings van de NCC (hierna: “CSP”) geen “authority” heeft
(op basis van een NCC Agreement). Het standpunt van Eurokeg c.s. dat spoedeisend belang ontbreekt, dat de zaak niet strekt tot het geven van een voorlopige voorziening en dat de zaak zich (door de noodzaak van onderzoek/bewijslevering) niet leent voor behandeling in kort geding (door Eurokeg c.s. aangeduid als “incident”), is geen incident waarover vooraf moet worden beslist en zal dus worden behandeld tezamen met de hoofdzaak in kort geding.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
De kern van de incidentele vordering van Eurokeg c.s. is haar standpunt:
i. dat deze zaak draait om twee vorderingen, namelijk de 2022 Current Account Issue en de VAT Issue, waar de voorzieningenrechter in dit stadium verder niet op in gaat;
dat geen forumkeuzebeding voor rechtbank Amsterdam en geen NCC Agreement gelden voor die twee vorderingen.
2.2.
De onderliggende gedachte van Eurokeg c.s. is dat zij de twee vorderingen heeft verrekend met de vordering waarop Hevec zich beroept in de dagvaarding, zodat het door Hevec gevorderde moet worden afgewezen. Hevec vindt daarentegen dat haar beroep in de dagvaarding op de grondslag in de Settlement Agreement (een tussen partijen tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst) onmiskenbaar voldoende is als forumkeuze en NCC Agreement.
2.3.
De voorzieningenrechter is het eens met Hevec wat betreft de bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam en de “authority” van NCC als aangewezen kamer van de rechtbank. De voorzieningenrechter komt tot dit oordeel als volgt.
2.3.1.
Het eerste standpunt van Eurokeg c.s. betreft de bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam. De voorzieningenrechter beoordeelt deze kwestie op basis van de grondslag zoals gepresenteerd in de dagvaarding, tezamen met alle beschikbare informatie. Deze grondslag is volgens de voorzieningenrechter onmiskenbaar de Settlement Agreement omdat Hevec betaling verlangt van een bedrag dat met zoveel woorden als schuld van Eurokeg c.s. is vastgelegd in de Settlement Agreement (aldus de tekst van de Settlement Agreement, die op zichzelf niet is weersproken). En in de Settlement Agreement staat een geldige forumkeuze (dat is ook onweersproken). Deze punten zijn genoeg om de conclusie te dragen dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is.
2.3.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het betoog van Eurokeg c.s. in het incident moet worden aangemerkt als een beroep op verrekening met beweerde tegenvorderingen. Een dergelijk verweer laat volgens de voorzieningenrechter de grondslag in de dagvaarding onverlet en brengt niet mee dat alle beschikbare informatie in een andere richting wijst dan de grondslag in de dagvaarding. Anders dan Eurokeg c.s. betoogt, gaat de zaak dus, in de visie van de voorzieningenrechter, over de vraag of zij de schuld zoals vastgelegd in de Settlement Agreement moet voldoen (dan wel al heeft voldaan door verrekening). Eurokeg c.s. heeft desgevraagd geen jurisprudentie of andere bronnen gepresenteerd waarin staat dat informatie over verrekenbare althans verrekende tegenvorderingen, waar geen forumkeuze voor geldt, bij de beoordeling van de bevoegdheid zwaarder weegt dan de grondslag in de dagvaarding. Die is er volgens de voorzieningenrechter ook niet.
2.3.3.
Het tweede standpunt van Eurokeg c.s. is dat de zaak niet geschikt is voor behandeling door NCC (en dus dat de NCC CSP geen “authority” heeft) omdat de zaak niet internationaal van aard is. De direct betrokken vennootschappen en natuurlijke personen zijn Nederlands, aldus Eurokeg c.s. Hevec bestrijdt deze visie en wijst op de rol van de heer [naam] (hierna: “ [naam] ”, een Zwitserse partij, die Engels en Duits spreekt maar geen Nederlands) als tegenpartij van Hevec bij de Settlement Agreement en het Addendum en als aandeelhouder die nauw betrokken is bij Eurokeg c.s.
2.3.4.
De voorzieningenrechter vindt ook hier dat Hevec gelijk heeft: de zaak is internationaal door de rol van [naam] (ofschoon [naam] geen partij is in de zaak). Deze rol bestaat uit aandeelhouderschap, nauwe betrokkenheid en een persoonlijke borgtocht voor de schulden waar het hier om gaat (alles onweersproken). Dat is een eerste zelfstandig dragende grond voor de beslissing. Daar komt nog bij dat de belangrijkste documentatie – de Settlement Agreement en het Addendum – in de Engelse taal is opgesteld. Dat is een tweede zelfstandig dragende grond voor de beslissing. Deze gronden rechtvaardigen de behandeling door NCC, zoals overeengekomen in de Settlement Agreement. Nederlands recht is inderdaad van toepassing, zoals Eurokeg c.s. onweersproken betoogt, maar dat maakt verder niet uit, in het licht van de hiervoor omschreven internationale aanknopingspunten.
2.4.
De voorzieningenrechter merkt nog het volgende op.
2.4.1.
De internationale bevoegdheid (rechtsmacht) van de Nederlandse rechter wordt niet bestreden; het gaat alleen maar om de vraag of de rechtbank Amsterdam (kamer NCC CSP) dan wel de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) de zaak behandelt. De belangen zijn dus zeer gering, zo niet verwaarloosbaar. De wetgever heeft, bij de wetgeving over een NCC Agreement, niet de intentie gehad een extra incident (en tussenstap in een procedure) mogelijk te maken voor een vermogende Zwitserse investeerder (in een Nederlandse onderneming), die steeds in het Engels of het Duits communiceert en alle afspraken in het Engels vastlegt, maar na ontvangst van een dagvaarding een stellige voorkeur uitspreekt voor de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. De behandeling van het incident zorgt wel voor vertraging en kosten.
2.4.2.
Eurokeg c.s. schrijft:
“The claim does not constitute a provisional measure (voorlopige voorziening), whilst this is required by section 1.3.2 NCCR. Proceedings before the CSP are generally meant for such provisional measures in main proceedings between parties before the NCC District Court. Claimant has not started main proceedings before the NCC District Court or any other court”.Dit betoog is volgens de voorzieningenrechter rechtens onjuist: de Rules of Procedure van NCC wijken niet af van de gewone regels uit het Wetboek van Rechtsvordering voor het kort geding en het is ook bij NCC CSP, zoals bij elke voorzieningenrechter, niet verplicht of noodzakelijk een bodemprocedure aanhangig te maken.
2.5.
De conclusie is dat de voorzieningenrechter de vordering van Eurokeg c.s. in het incident afwijst, dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen en dat de NCC CSP “authority” heeft als de aangewezen kamer van deze rechtbank. De voorzieningenrechter houdt de beslissing over de proceskosten in het incident aan tot de beslissing over de hoofdzaak in kort geding.
2.6.
Zoals besproken tijdens de mondelinge behandeling van 12 februari 2025:
i. bepaalt de voorzieningenrechter dat Eurokeg c.s. uiterlijk vrijdag 28 februari 2025 een schriftelijke conclusie van antwoord mag nemen;
wordt in beginsel een mondelinge behandeling gehouden op vrijdag 7 maart 2025 (tijdstip nader te bepalen).

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst de incidentele vordering van Eurokeg c.s. af,
3.2.
bepaalt dat Eurokeg c.s. uiterlijk vrijdag 28 februari 2025 om 10.00 uur een schriftelijke conclusie van antwoord in de hoofdzaak in kort geding mag nemen (door upload in eNCC), waarna in beginsel een mondelinge behandeling plaatsvindt op
vrijdag 7 maart 2025,
3.3.
bepaalt dat de verdere procedure in de Engelse taal zal worden gevoerd,
3.4.
houdt de beslissing over de proceskosten in het incident aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken op
14 februari 2025.
SIGNATURE PAGE
mr. Houbiers