In deze civiele procedure vordert eiser, die een hypothecaire lening had bij Bank of Scotland, dat de vordering van Lloyds Bank, die de restantvordering heeft overgenomen, is verjaard. Eiser stelt dat de verjaringstermijn van vijf jaar is gaan lopen op 26 februari 2014, toen de restantvordering is ontstaan, en dat deze op 27 februari 2019 is verstreken. Lloyds Bank voert echter verweer en stelt dat de verjaring op verschillende momenten is gestuit, onder andere door betalingen van eiser en door betekening van exploten. De rechtbank oordeelt dat de verjaring inderdaad is gestuit door de betalingen van eiser tot en met 23 november 2017, het exploot van 5 juni 2019 en het stuitingsexploot van 16 oktober 2023. Hierdoor is de vordering van Lloyds Bank op eiser niet verjaard. Eiser wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 12.223,00. De rechtbank verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.