ECLI:NL:RBAMS:2025:1141

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
750242
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid curatoren in faillissement van Scotch & Soda voor schade door niet-gestand doen van overeenkomsten

In deze zaak vorderen zes Turkse kledingfabrikanten schadevergoeding van de curatoren van het failliete kledingbedrijf Scotch & Soda. De eisers stellen dat de curatoren onrechtmatig hebben gehandeld door niet te reageren op hun verzoeken om de overeenkomsten na te komen, wat hen schade heeft berokkend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de curatoren niet onrechtmatig hebben gehandeld en wijst de vorderingen van de eisers af. De rechtbank concludeert dat de curatoren zich aan de wettelijke verplichtingen hebben gehouden en dat de vorderingen van de eisers ongegrond zijn. De rechtbank wijst ook op de uitsluiting van het eigendomsvoorbehoud en het recht van reclame in de overeenkomsten tussen de partijen. De eisers worden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/750242 / HA ZA 24-497
Vonnis van 26 februari 2025
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
PELE GIYIM SAN. VE TIC A.S.,
te Marmara Krumlar (Turkije),
hierna te noemen: Pele,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
TSC GIYIM SAN. VE TIC A.S.,
te Istanbul (Turkije),
hierna te noemen: Giyim,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht
SUGLOBAL TEKSTIL VE KONFEKSIYN SAN A.S.,
te Tekirdag (Turkije),
hierna te noemen: Suglobal,
4. de rechtspersoon naar buitenlands recht
METRACO ITH.IHR.VE TIC A.S.,
te Istanbul (Turkije),
hierna te noemen: Metraco,
5. de rechtspersoon naar buitenlands recht
FASHION POINT TEKSTIL URETIM A.S.,
te Sefakoy/Istanbul (Turkije),
hierna te noemen: Fashion Point,
6. de rechtspersoon naar buitenlands recht
YILTEKS KONFEKSIYON A.S.,
te Sefakoy/Istanbul (Turkije),
hierna te noemen: Yilteks,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: eisers,
advocaat: mr. S.A.H.J. Warringa,
tegen
1.
MR. [gedaagde 1], in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Scotch & Soda B.V. en Scotch & Soda Export B.V. en in persoon,
te [vestigingsplaats] ,
2.
MR. [gedaagde 2], in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Scotch & Soda B.V. en Scotch & Soda Export B.V. en in persoon,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: de curatoren,
advocaat: mr. S.C. Pepels.

1. Waar de zaak over gaat

1.1. Deze zaak gaat over het handelen van de curatoren in het faillissement van kledingbedrijf Scotch & Soda.
De zaak is gestart door zes Turkse kledingfabrikanten die kleding produceerden voor en leverden aan Scotch & Soda en die nu schadevergoeding eisen van de curatoren.
Volgens eisers hebben de curatoren onrechtmatig gehandeld bij de afwikkeling van het faillissement, door:
1- in verband met vóór het faillissement geleverde maar niet betaalde kleding:
a. a) onterecht het beroep van eisers op hun eigendomsvoorbehoud en teruggave (recht van reclame) af te wijzen, en
b) na te laten de voorraden van eisers apart te houden dan wel de verkoopopbrengst van die voorraden ten behoeve van eisers apart te houden,
en door
2- in verband met vóór het faillissement bestelde maar niet geleverde kleding: niet (tijdig) te antwoorden op de vraag van eisers of zij (de curatoren) de overeenkomsten namens de boedel zouden nakomen (gestand zouden doen).
Eisers vinden dat de curatoren hiermee schade hebben veroorzaakt en willen die schade vergoed hebben.
De rechtbank is van oordeel dat de curatoren niet onrechtmatig hebben gehandeld en wijst de vorderingen af.

2 De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit
- het tussenvonnis van 25 september 2024,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 januari 2025 en de daarin genoemde stukken.

3.De feiten

3.1.
Eisers zijn allen feitelijk en statutair gevestigd in Turkije en produceren en leveren kleding. Zij zijn aangesloten bij Branche creditmanagement B.V., handelend onder de naam Modint Credit & Finance (hierna: Modint), een Nederlandse kredietmaatschappij.
3.2.
Scotch & Soda B.V. en Scotch & Soda Export B.V., hierna samen: Scotch & Soda, waren beide onderdeel van de Scotch & Soda-groep die de Nederlandse kleding- en lifestylemerken van Scotch & Soda exploiteerde en de gelijknamige winkels uitbaatte. Op 21 maart 2023 is Scotch & Soda failliet verklaard, waarbij mr. [gedaagde 2] en mr. [gedaagde 1] tot curatoren zijn aangesteld.
3.3.
Scotch & Soda is met vijf van de zes eisers (hierna: de vijf eisers) een zelfde
framework manufacturing agreement(hierna: FMA) overeengekomen, namelijk:
  • in juni 2016 met Metraco;
  • in april 2018 met Pele;
  • in april 2018 met Suglobal;
  • in april 2021 met Fashion Point;
  • in april 2021 met Yilteks.
3.4.
In februari 2020 heeft Scotch & Soda ook een zelfde FMA gesloten met Karbel Konfeksiyon San. Ve Tic. A.S. (hierna: Karbel).
3.5.
De FMA’s houden onder meer in:
“2.1.
This Agreement is structured as a framework agreement under which individual Production Orders will be issued by Scotch & Soda to the Supplier. Each Production Order will be governed by and subject to this Agreement.
(..)
8. l
The Products shall be delivered FOB INCOTERMS 2010. Title to the Products, the risk of loss or damage to the Products, and the duty to insure, shall pass to Scotch & Soda when the Products have passed the ship 's rail at the named port of shipment, or when the products have been delivered into the charge of the air carrier or its agent or any other person at the named airport of departure.
Unless otherwise agreed in writing, delivery of the Products by the Supplier shall take place in accordance with the Production Order.
(..)
8.9
(..) Supplier shall not be entitled to exercise any retention of title, possessory lien or to repossess unpaid goods.
(..)
19.7
The Agreement may only be amended or deviated from by written agreement between the Parties”
3.6.
In artikel 20 van de FMA’s is steeds bepaald dat de overeenkomst wordt beheerst door Nederlands recht en dat geschillen in het kader van de overeenkomst in eerste aanleg voor de rechtbank Amsterdam moeten worden gebracht.
3.7.
In een mail van Karbel aan Scotch & Soda van 2 juli 2020 staat:
"We would like to officially announce the below change in Karbel's Invoicing details until further notice.
Due to Turkish regulations, for exporter companies to recover VAT faster, it is a very common practice that the producers use an intermediary "Export Trading Company” for invoicing.
In our case, the execution has been as follow:
For SS20 shipments, we used to invoice through the export trading company "MASSA POLIMER DIS TIC. LTD. STI."
For our company's internal requirements, we will be using a new intermediary export trading company "
TSC GIYIM SAN. Ve TIC. A.Ş.." for invoicing only!"
(..)
All production, factories, communication and audits will remain unchanged under the production company "Karbel Konfeksiyon San ve Tic A.S" and Karbel will still be your main and direct contact."
3.8.
Op alle aan Scotch & Soda uitgebrachte facturen van Fashion Point is de volgende tekst vermeld:
“The parties agree that ; until the full payment due under the business relationship including any finance bills or return bills, which may exist, all delivered goods are subject to supplier’s retration of title (simple, extended and prolonged). Supplier retains title of the goods delivered by even improcessing of these goods.”
3.9.
Op de datum van het faillissement, 21 maart 2023, hadden eisers nog facturen openstaan richting Scotch & Soda voor verkochte en geleverde kleding en accessoires (hierna: de openstaande facturen). Ook hadden zij op basis van orders van Scotch & Soda al kleding in productie staan, die - grotendeels - alleen nog geleverd en vervolgens gefactureerd moest worden (hierna: de openstaande bestellingen).
3.10.
Het totaalbedrag aan openstaande facturen was op datum faillissement als volgt, waarbij geen rekening is gehouden met later eventueel ontvangen bedragen van verzekeraar(s):
Pele
€ 1.454.348,55
Giyim
€ 743.614,78
Suglobal
€ 2.570.881,67
Metraco
€ 856.236,20
Fashion Point
€ 2.643.187,15
Yilteks
€ 2.340.328,15
3.11.
Het totaalbedrag gemoeid met de openstaande bestellingen die - vlak voor het faillissement - door Scotch & Soda zijn geplaatst bij de vijf eisers, was achtereenvolgens:
Suglobal
€ 2.593.449,95
Pele
€ 1.881.803,20
Metraco
€ 966.988,91
Giyim
€ 1.670.239,76
Yilteks
€ 1.760.976,00
3.12.
Modint heeft per eiser een brief aan de curatoren gestuurd, waarin de vordering van de verschillende eisers kenbaar is gemaakt en een beroep is gedaan op het eigendomsvoorbehoud, dan wel het recht van reclame ex artikel 7:39 Burgerlijk Wetboek (BW). Deze brieven dateren van 27 maart, 29 maart, 30 maart, 3 april en 4 april 2023. Bij de brieven zijn overzichten van de openstaande facturen en de openstaande bestellingen gevoegd.
3.13.
De curatoren hebben de merkenrechten en de verschillende vermogensbestanddelen van Scotch & Soda kort volgend op het faillissement op een
going concern-basis verkocht. Deze doorstart vond zijn beslag op 28 maart 2023. Verschillende onderdelen van de Scotch & Soda-groep zijn voortgezet door verschillende partijen. Deze partijen zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als de Doorstarters.
3.14.
Op l april 2023 hebben de curatoren aan de advocaat van Modint, die optrad ten behoeve van een aantal kledingfabrikanten, gemaild dat het eigendomsvoorbehoud en het recht van reclame in de FMA’s jegens alle kledingfabrikanten is uitgesloten.
3.15.
Op 3 april 2023 heeft Modint namens eisers aan de curatoren bericht dat het voor alle partijen zinvol lijkt, wat de uitkomst van de discussie ook zal zijn, dat verkopen doorgaan, onder bepaalde voorwaarden.
3.16.
Op maandag 17 april 2023 heeft mr. Warringa namens eisers aan de curatoren gevraagd om zich uit te laten of zij bereid zijn de lopende overeenkomsten met betrekking tot de openstaande bestellingen gestand te doen, en deze uitlating te doen voor ‘komende vrijdag’ (kennelijk: vrijdag 21 april) om 09:00 uur.
De curatoren hebben op dit bericht niet gereageerd.

4.Het geschil

4.1.
In de bijlage bij dit vonnis zijn de vorderingen van eisers volledig weergegeven. Samengevat vorderen eisers:
- een verklaring voor recht dat de curatoren q.q. respectievelijk de curatoren pro se onrechtmatig hebben gehandeld (vorderingen I en II);
- hoofdelijke veroordeling van de curatoren q.q. en de curatoren pro se tot vergoeding van de als gevolg van deze onrechtmatige daad geleden en te lijden schade van elk van de eisers, op te maken in een schadestaatprocedure (vorderingen III tot en met VIII);
- hoofdelijke veroordeling van de curatoren q.q. en de curatoren pro se tot vergoeding van de als gevolg van de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst geleden en te lijden schade van elk van de vijf eisers, op te maken in een schadestaatprocedure (vorderingen IX tot en XIII);
- met hoofdelijke veroordeling van de curatoren q.q. en de curatoren pro se in de proceskosten (vordering XIV).
4.2.
Eisers leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat de curatoren onrechtmatig hebben gehandeld, en hiervoor in hun hoedanigheid van curator (q.q.) aansprakelijk zijn, door in strijd met hun wettelijke plicht van artikel 110 Faillissementswet (Fw), het beroep van Fashion Point op haar eigendomsvoorbehoud c.q. het beroep van alle eisers op hun recht van reclame, niet te respecteren. De schade die zij daardoor hebben geleden is voor Fashion Point in beginsel het totaal aan openstaande facturen op datum faillissement, en voor de overige eisers –voor Fashion Point subsidiair – in beginsel het bedrag van de facturen waarvoor geldt dat tijdig een beroep op het recht van reclame is gedaan. Deze schade dient nader te worden opgemaakt bij staat.
4.3.
Daarnaast leggen eisers aan hun vorderingen ten grondslag dat de curatoren onrechtmatig hebben gehandeld door niet binnen de gestelde termijn te reageren op de vraag van de vijf eisers hoe de curatoren met de openstaande bestellingen wilden omgaan. Dit bood deze eisers de mogelijkheid deze overeenkomsten te ontbinden op grond van artikel 6:83 juncto 6:265 BW, wat zij hebben gedaan. Hun schade als gevolg van deze ontbinding is dat aan hen niet de afgesproken prijs is betaald; de voorraad kunnen eisers niet kwijt. Eisers vorderen betaling van deze schade, nader op te maken bij staat.
4.4.
Als de boedel geen verhaal biedt, zijn de curatoren volgens eisers in privé aansprakelijk voor het bedrag dat niet vanuit de boedel kan worden betaald. Volgens hen hadden de curatoren vanaf het begin rekening moeten houden met de beroepen van eisers op het eigendomsvoorbehoud c.q. het recht van reclame, door ofwel de voorraden van eisers apart te houden ofwel hier bedragen voor apart te houden.
4.5.
De curatoren betwisten de vorderingen en willen dat ze worden afgewezen.
4.6.
Op de stellingen van partijen zal hierna – zo nodig – verder worden ingegaan.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Dit is een internationale zaak, omdat eisers in Turkije zijn gevestigd. De rechtbank moet daarom eerst haar internationale bevoegdheid (rechtsmacht) en het toepasselijk recht vaststellen.
5.2.
De vorderingen van eisers zijn gebaseerd op onrechtmatig handelen van de curatoren. De curatoren zijn zowel in hun hoedanigheid als in persoon woonachtig in [vestigingsplaats] , Nederland. Daarom is de Nederlandse rechter bevoegd op grond van artikel 4 van de Brussel I bis-Verordening. [1]
5.3.
Wat het toepasselijk recht betreft geldt het volgende. Het gestelde onrechtmatige handelen is gebaseerd op handelen in strijd met de gestelde rechtsverhouding tussen eisers en Scotch & Soda, zoals geregeld in de verschillende FMA’s van Scotch & Soda met de kledingfabrikanten. In elk van die FMA’s is in artikel 20 een uitdrukkelijke forumkeuze gemaakt voor de Nederlandse rechter in de zin van artikel 25 van de Brussel I bis-verordening. Dat leidt er toe dat op grond van artikel 4 lid 3 van Rome II-verordening [2] moet worden aangenomen dat de gestelde onrechtmatige daad een kennelijk nauwere band heeft met Nederland dan met het in de leden 1 en 2 van dat artikel aangewezen land, te weten het land waar de kledingfabrikanten schade hebben geleden. Die kennelijk nauwere band met Nederland berust op de FMA’s en de daarin gemaakte rechtskeuze voor Nederlands recht.
5.4.
De conclusie is dat de Nederlandse rechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen en dat Nederlands recht van toepassing is. Partijen hebben overigens geen van deze bevindingen afwijkend standpunt ingenomen.
Geleverde nog niet betaalde kleding
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat de curatoren zowel in hoedanigheid als pro se niet onrechtmatig hebben gehandeld. Zij hebben in het kader van de afwikkeling van het faillissement jegens eisers niet gehandeld in strijd met artikel 110 Faillissementswet of met een contractuele plicht en ook niet met enig eigendomsrecht van eisers. Het beroep van eisers op een eigendomsvoorbehoud en/of het recht van reclame is namelijk ongegrond. Dit licht de rechtbank als volgt toe.
Eigendomsvoorbehoud
5.6.
Wat betreft het beroep op eigendomsvoorbehoud van Fashion Point geldt het volgende.
5.7.
Vooropstaat dat zowel voor de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen en zo ja, wie daarbij partij zijn, als voor de vraag hoe een overeenkomst moet worden uitgelegd, moet worden gekeken naar hetgeen de betrokkenen jegens elkaar hebben verklaard en hetgeen zij over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Daarbij dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.
5.8.
In dit geval luidt artikel 8.9 van de FMA: “
(...) Supplier shall not be entitled to exercise any retention of title, possessory lien or to repossess unpaid goods”.Dat in het artikel letterlijk staat dat een beroep op eigendomsvoorbehoud (‘retention of title’) is uitgesloten, heeft Fashion Point niet betwist. Maar Fashion Point stelt dat deze uitsluiting niet meer voor haar geldt, omdat zij na het sluiten van de FMA met Scotch & Soda op dat punt een nadere afspraak heeft gemaakt. Zij wijst op de facturen die zij heeft verstuurd waarop onderaan steeds staat dat zij (Fashion Point) eigenaar blijft van door haar afgeleverde goederen zolang daarvoor niet is betaald (voor deze tekst, zie 3.8), waartegen Scotch & Soda nooit heeft geprotesteerd.
5.9.
Dit betoog faalt. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Dat geldt ook voor een wijziging van een overeenkomst. Als het op een factuur vermelden van een eigendomsvoorbehoud al kan worden gezien als een aanbod om de tussen partijen gesloten FMA te wijzigen, is het enkele niet-protesteren door Scotch & Soda tegen facturen van Fashion Point geen aanvaarding daarvan. Fashion Point mocht er niet op vertrouwen dat uit dit niet reageren de aanvaarding van het door haar voorgestelde eigendomsvoorbehoud kon worden afgeleid, omdat partijen in de FMA uitdrukkelijk een bepaling waren overeengekomen die juist een eigendomsvoorbehoud uitsloot. Bovendien waren partijen in artikel 19.7 FMA overeengekomen dat alleen
schriftelijk overeengekomenwijzigingen van de FMA geldig zijn, en het enkele niet-protesteren kan in ieder geval niet als een schriftelijke aanvaarding worden beschouwd.
5.10.
Het beroep van Fashion Point op een eigendomsvoorbehoud gaat dus niet op.
Recht van reclame
5.11.
Ook een beroep op het recht van reclame is uitgesloten in artikel 8.9 FMA. In dat artikel staat namelijk:
“Supplier shall not be entitled to (...) repossess unpaid goods.”Daaruit volgt duidelijk de bedoeling van partijen dat leveranciers onbetaalde producten niet mogen terugnemen/-vorderen. Omdat het Nederlandse recht van reclame van artikel 7:39 BW er op neerkomt dat een leverancier dat
welmag, ligt in deze bepaling de bedoeling van partijen besloten dat zij het recht van reclame contractueel hebben willen uitsluiten. Voor de uitsluiting van dat recht is het niet nodig, anders dan eisers van mening zijn, dat de Nederlandse benaming van dat recht en het bijbehorende Nederlandse wetsartikel met naam en toenaam in artikel 8.9 FMA worden genoemd.
5.12.
Volgens eisers maakt artikel 8.9 FMA nog niet duidelijk wat er gebeurt in de situatie dat leveranciers onbetaalde producten
welterugnemen. Dat is echter niet van belang in deze zaak, omdat die situatie zich niet heeft voorgedaan. Ook kan daaruit niets worden afgeleid over de uitleg van die bepaling.
5.13.
Volgens TSC Giyim geldt de FMA, en dus ook de uitsluiting in artikel 8.9, niet voor haar, omdat zij geen FMA met Scotch & Soda heeft gesloten - waar Karbel dat wel heeft gedaan. Ook TSC Giyim kan zich desondanks niet op het recht van reclame beroepen. Voor een succesvol beroep op het recht van reclame is namelijk ook vereist dat de partij die dat recht inroept, voldoende stelt en onderbouwt dat zij goederen, in dit geval: kleding, heeft geleverd. Die onderbouwing ontbreekt ten aanzien van TSC Giyim, mede in het licht van het gegeven dat Karbel, die contractspartij is van Scotch & Soda bij een FMA, uitdrukkelijk heeft gecommuniceerd aan Scotch & Soda dat zij TSC Giyim alleen als tussenpersoon voor de facturatie gebruikt (zie 3.7).
Beroep op vernietiging artikel 8.9 FMA; onzorgvuldig handelen
5.14.
Voor het eerst tijdens de mondelinge behandeling hebben eisers - zo nodig - artikel 8.9 van de FMA vernietigd als onredelijk bezwarend beding op grond van artikel 6:233 aanhef en onder a BW. Dit mede omdat het beding voorkomt op de zwarte lijst van artikel 6:236 BW en aan dat gegeven reflexwerking toekomt vanwege de positie van eisers die grote gelijkenis vertoont met een consument, aldus eisers.
5.15.
Ook als de rechtbank ervan uit zou gaan dat artikel 8.9 FMA met succes kan worden vernietigd, maakt dit nog niet dat de curatoren onzorgvuldig hebben gehandeld als bedoeld in artikel 6:162 BW. Vaststaat namelijk dat eisers dit standpunt ten tijde van de afwikkeling van het faillissement niet aan de curatoren kenbaar hebben gemaakt, ook niet toen de curatoren hen vroegen naar een onderbouwing van hun vordering. Dit betekent dat de curatoren daar bij de vervulling van hun taak als curator toen ook geen rekening mee hebben kunnen houden.
5.16.
Aanvullend geldt nog het volgende met betrekking tot de gestelde persoonlijke aansprakelijkheid van de curatoren. Vast staat dat eisers uitdrukkelijk hebben ingestemd met voortzetting van de verkoop van de geleverde voorraden na faillietverklaring, dat de curatoren in de overeenkomst met de Doorstarters uitdrukkelijk hebben bedongen dat rechten van derden gerespecteerd moesten worden en dat zij in dat kader een bedrag in escrow hebben gehouden. Gezien deze omstandigheden bestaat geen enkele grond voor het oordeel dat de curatoren persoonlijk verwijtbaar onzorgvuldig hebben gehandeld als bedoeld in artikel 6:162 BW.
Nog niet geleverde maar wel gereed staande bestellingen op datum faillissement
5.17.
Eisers hebben verder aangevoerd dat de curatoren onrechtmatig hebben gehandeld door niet binnen de hen daartoe ex artikel 37 Fw gestelde termijn te reageren op de vraag van eisers hoe de curatoren met de openstaande bestellingen wilden omgaan. Volgens eisers mochten zij daarom de overeenkomsten ontbinden op grond van artikel 6:83 jo. 6:265 BW, wat zij hebben gedaan. Zij vorderen nu de schade die zij als gevolg van de ontbinding hebben geleden, nader op te maken bij staat.
5.18.
Bij hun betoog miskennen eisers dat het een curator vrijstaat om de in artikel 37 Fw bedoelde verklaring waarin hij zich bereid verklaart om een overeenkomst gestand te doen, al dan niet af te geven. Anders gezegd, de curator is bevoegd zich tot nakoming van de overeenkomst bereid te verklaren, niet verplicht. In dit geval hebben de curatoren van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt. Dit betekent dat eisers voor de door hen gestelde schadevergoedingsvorderingen uit hoofde van de ontbinding enkel als concurrente schuldeisers in het faillissement kunnen opkomen, zoals is bepaald in artikel 37a Fw. Voor toewijzing van deze vorderingen (IX tot en met XIV) van eisers jegens de curatoren, waarmee eisers in feite het systeem van de Faillissementswet proberen te omzeilen, bestaat geen grond.
Geen volledige, wel dubbele proceskostenveroordeling
5.19.
Het voorgaande betekent dat alle verwijten van eisers aan het adres van de curatoren onterecht zijn, of het nu gaat om de curatoren q.q. of de curatoren in persoon. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
5.20.
Volgens de curatoren moeten eisers worden veroordeeld in alle kosten die zij hebben moeten maken om in rechte verweer te voeren, omdat eisers hun vorderingen zeer lichtvaardig hebben ingesteld. De rechtbank gaat hier niet in mee. Een veroordeling in de volledige proceskosten is alleen mogelijk als sprake is van misbruik van procesrecht, namelijk als het instellen van een vordering, gelet op de overduidelijke ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven. Daarvan kan onder andere sprake zijn als de eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende.
5.21.
In dit geval zijn weliswaar de vorderingen ten aanzien van de openstaande bestellingen (zie 5.17 hiervoor) evident ongegrond op grond van feiten die aan de kant van eisers bekend waren, maar van een ander deel van de vorderingen is het in zekere, zij het geringe, mate verdedigbaar om de vordering aan de rechter voor te leggen. Een volledige proceskostenveroordeling is daarom niet op zijn plaats. Wel ziet de rechtbank in een en ander aanleiding om eisers, en vanwege de gezamenlijke processtukken van eisers ook Fashion Point, te veroordelen in de dubbele proceskosten, waarbij voor het liquidatietarief wordt aangesloten bij de gestelde schade.
5.22.
De proceskosten van de curatoren worden begroot op:
- griffierecht
2.626,00
- salaris advocaat
8.714,00
(2 punten × € 4.357,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
11.518,00
Totaal (na verdubbeling) € 23.036,00
5.23.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.24.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het gehele bedrag te betalen. Als de één betaalt, hoeft de ander dat bedrag niet meer te betalen.

6.De beslissing

6.1.
wijst de vorderingen van eisers af,
6.2.
veroordeelt eisers hoofdelijk in de proceskosten van € 23.036,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als eisers niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt eisers hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mr. R.H.C. Jongeneel en mr. G.C. de Heer, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.
Bijlage, volledige weergave van de vorderingen van eisers (het volledige petitum):
Het uw rechtbank moge behage bij vonnis, voor zover wettelijke toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad,
Primair
I. te verklaren voor recht dat de Curatoren q.q. onrechtmatig hebben gehandeld;
te verklaren voor recht dat de Curatoren pro se onrechtmatig hebben gehandeld;
de Curatoren q.q. en de Curatoren pro se hoofdelijk - dat wil zeggen dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd - te veroordelen tot betaling aan Fashion Point van een bedrag ter vergoeding van de schade die Fashion Point heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van deze onrechtmatige daad (zie randnummers 3.27-3.31 en 3.39-3.43), op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
de Curatoren q.q. en de Curatoren pro se hoofdelijk - dat wil zeggen dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd - te veroordelen tot betaling aan Pele van een bedrag ter vergoeding van de schade die Pele heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van deze onrechtmatige daad (zie randnummers 3.27-3.31 en 3.39-3.43), op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
de Curatoren q.q. en de Curatoren pro se hoofdelijk - dat wil zeggen dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd - te veroordelen tot betaling aan Giyim van een bedrag ter vergoeding van de schade die Giyim heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van deze onrechtmatige daad (zie randnummers 3.27-3.31 en 3.39-3.43), op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
de Curatoren q.q. en de Curatoren pro se hoofdelijk - dat wil zeggen dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd - te veroordelen tot betaling aan Suglobal van een bedrag ter vergoeding van de schade die Suglobal heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van deze onrechtmatige daad (zie randnummers 3.27-3.31 en 3.39-3.43), op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
de Curatoren q.q. en de Curatoren pro se hoofdelijk - dat wil zeggen dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd - te veroordelen tot betaling aan Metraco van een bedrag ter vergoeding van de schade die Metraco heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van deze onrechtmatige daad (zie randnummers 3.27-3.31 en 3.39-3.43), op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
de Curatoren q.q. en de Curatoren pro se hoofdelijk - dat wil zeggen dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd - te veroordelen tot betaling aan Yilteks van een bedrag ter vergoeding van de schade die Yilteks heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van deze onrechtmatige daad (zie randnummers 3.27-3.31 en 3.39-3.43), op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
de Curatoren q.q. en de Curatoren pro se hoofdelijk - dat wil zeggen dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd - te veroordelen tot betaling aan Suglobal van een bedrag ter vergoeding van de schade die Sublogal heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst (zie randnummers 3.32-3. 38), op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
de Curatoren q.q. en de Curatoren pro se hoofdelijk - dat wil zeggen dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd - te veroordelen tot betaling aan Pele van een bedrag ter vergoeding van de schade die Pele heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst (zie randnummers 3.32-3.38), op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
de Curatoren q.q. en de Curatoren pro se hoofdelijk - dat wil zeggen dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd - te veroordelen tot betaling aan Metraco van een bedrag ter vergoeding van de schade die Metraco heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst (zie randnummers 3.32-3.38), op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
de Curatoren q.q. en de Curatoren pro se hoofdelijk - dat wil zeggen dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd - te veroordelen tot betaling aan Giyim van een bedrag ter vergoeding van de schade die Giyim heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst (zie randnummers 3.32-3.38), op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
de Curatoren q.q. en de Curatoren pro se hoofdelijk - dat wil zeggen dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd - te veroordelen tot betaling aan Yilteks van een bedrag ter vergoeding van de schade die Yilteks heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst (zie randnummers 3.32-3.38), op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
de Curatoren q.q. en de Curatoren pro se hoofdelijk - dat wil zeggen dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd - te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding en een bedrag aan salaris voor de advocaat van eisers. Een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het te dezen te wijzen vonnis, en, voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I bis-Verordening)
2.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen („Rome II”).