ECLI:NL:RBAMS:2025:1122

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
81/329504-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek Highland. Medeplegen van gewoontewitwassen. Geen geldboete, wel bijkomende straf in de zin van verbeurdverklaring van beslagen banksaldo verdachte.

Op 21 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen [verdachte], die werd beschuldigd van medeplegen van gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. Het onderzoek, genaamd Highland, was gestart in november 2021 naar aanleiding van informatie uit een eerder onderzoek, Kristal, waarbij de hoofdverdachte werd verdacht van grootschalige handel in ketamine en witwassen van grote geldbedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen van een bedrag van € 48.882,24, maar sprak verdachte vrij van de beschuldiging van deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de deelname aan de organisatie van [medeverdachte 1]. De rechtbank legde een bijkomende straf op in de vorm van verbeurdverklaring van het in beslag genomen banksaldo, maar geen geldboete, omdat verdachte geen activa meer lijkt te bezitten. De rechtbank benadrukte de ernst van het witwassen en de rol van verdachte in het faciliteren van criminele activiteiten, maar hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 81/329504-21
Datum uitspraak: 21 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
gevestigd aan het [vestigingsplaats] ,
ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer
[KvK nummer] ,
(
hierna: verdachte of [verdachte]).

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 november 2024, 20 november 2024, 25 november 2024, 6 december 2024 en 10 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. L.M.J. Backx en mr. F. Bahadin (
hierna: officier van justitie) en van wat de raadsman van verdachte, mr. A.M.J. Comans, advocaat te Utrecht, naar voren heeft gebracht.
Het onderzoek is gesloten op de zitting van 21 februari 2025, waarna direct uitspraak is gedaan.

2.Inleiding onderzoek Highland

Het onderzoek Highland is in november 2021 gestart naar aanleiding van restinformatie uit onderzoek Kristal. Onderzoek Kristal betreft een onderzoek waarin de hoofdverdachte [hoofdverdachte] wordt verdacht van grootschalige handel in ketamine en het witwassen van grote geldbedragen. Het vermoeden is ontstaan dat het witwassen onder andere plaatsvond via het netwerk van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) Op basis van dit vermoeden is onderzoek Highland gestart. Het onderzoek vond heimelijk plaats in de periode juli 2022 tot en met april 2023 waarbij onder meer gebruik werd gemaakt van politie infiltratie. Er zou sprake zijn van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), [medeverdachte 3] (hierna [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ), onder meer gefaciliteerd door de besloten vennootschappen [verdachte] (hierna: [verdachte] ) en [naam B.V. 1] (hierna: [naam B.V. 1] ). Criminelen zouden tassen met contant geld naar het bedrijfspand van [verdachte] brengen of het geld werd op straat in ontvangst genomen met behulp van tokens, waarna de gelden geteld werden in het bedrijfspand van [verdachte] . Vervolgens zouden de gelden via verschillende routes worden witgewassen, waaronder routes via Hongarije, Polen en China. Contant geld zou worden vervoerd naar Hongarije en Polen en daar vermoedelijk op bankrekeningen worden gestort waarna het geld zou zijn overgeboekt naar Chinese rekeningen en beschikbaar worden gesteld aan de criminele klanten van de organisatie van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] zouden ieder een eigen rol in het geheel hebben. [medeverdachte 2] zou zich bezighouden met het in ontvangst nemen en tellen van contante gelden. [medeverdachte 3] zou zich bezig houden met de administratieve afwikkeling. [medeverdachte 4] zou vanuit Hongarije opereren als broker en [medeverdachte 1] zou de leider van het geheel zijn. Op 21 april 2023 zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] aangehouden en zijn bedrijfspanden en woningen doorzocht, waarbij onder meer wapens, munitie en drugs zijn aangetroffen. Het onderzoek heeft tot de volgende beschuldiging geleid.

3.Tenlastelegging

Aan verdachte is - na een laatste wijziging op de terechtzitting van 19 november 2024 - kort weergegeven - ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het:
Feit 1, primair
medeplegen van (gewoonte)witwassen van € 418.880,- en € 48.882,24 contant geld en/of andere geldbedragen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 april 2023 in Nieuw-Vennep, althans in Nederland;
Feit 1, subsidiair
medeplegen van schuldwitwassen van € 418.880,- en € 48.882,24 contant geld en/of andere geldbedragen in de periode van 1 januari 2015 tot en met 21 april 2023 in Nieuw-Vennep, althans in Nederland; en
Feit 2
deelname aan een criminele organisatie in de periode 1 januari 2015 tot en met 21 april 2023, in Nieuw-Vennep, althans in Nederland.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in de bijlage I.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van openbaar ministerie
De officier van justitie vindt dat feit 1, primair en feit 2 bewezen kunnen worden.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Op zijn verweer wordt, voor zover van belang, onder 4.3.1. ingegaan.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt feit 1 primair bewezen, met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen van witwassen van € 418.880,-. Verdachte wordt van dit onderdeel vrijgesproken.
Feit 2 vindt de rechtbank niet bewezen. Ook daarvan wordt verdachte vrijgesproken.
4.3.1.
Medeplegen gewoontewitwassen (feit 1, primair)
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in de voetnoten het volgende vast. [1]
[medeverdachte 1] is via [naam B.V. 2] enig aandeelhouder en bestuurder van [verdachte] . [2]
Op de bankrekening van [verdachte] met rekeningnummer [nummer] (hierna: rekening # [nummer] ) is in de periode 1 september 2020 tot en met november 2022 in totaal € 105.402,05 ontvangen van een andere bankrekening van [verdachte] met rekeningnummer [nummer] (hierna: rekening # [nummer] ). Op deze rekening is in de periode 1 april 2015 tot en met 30 september 2020 voor ongeveer 17,9 miljoen euro aan contant geld gestort.
De ABN AMRO bank heeft met betrekking tot deze contante stortingen gemeld dat de herkomst van de gelden onduidelijk is. De bank heeft onder meer gemeld dat:
  • de stortingen voor een groot deel in coupures van € 500,- zijn gedaan;
  • dat contant geld niet gebruikelijk is voor deze branche. [verdachte] is gespecialiseerd in logistiek, om deur tot deur pakketdiensten aan te bieden en is eveneens een exportbedrijf dat zich richt op de markt tussen Nederland en China;
  • de klant heeft verklaard dat zij vooral zaken doet met Chinezen die heel graag contant betalen;
  • de klant over verschillende mobiele pinautomaten beschikt, maar de contante instroom 55,55% is van de jaaromzet van € 2.401.287,44.
Witwasvermoeden
Voor een veroordeling voor witwassen is vereist dat bewezen is dat een voorwerp afkomstig is ‘uit enig misdrijf’. In die gevallen dat uit het dossier niet blijkt uit welk specifiek misdrijf het voorwerp afkomstig is, kan een verdachte toch worden veroordeeld als het op basis van het dossier niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Om te beoordelen of van die situatie sprake is, is in de rechtspraak een stappenplan ontwikkeld.
Dit stappenplan begint met dat het openbaar ministerie bewijs moet aandragen dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van een verdachte worden verwacht dat hij dit vermoeden onderuit haalt door het geven van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld.
Als een verdachte zo’n verklaring heeft gegeven is het aan het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde herkomst van het voorwerp. Als het openbaar ministerie dat onderzoek heeft verricht is het aan de rechter om te oordelen of voldoende kan worden uitgesloten dat het voorwerp van de tenlastelegging een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst de enige aanvaarbare verklaring is. Als een legale herkomst kan worden uitgesloten is bewezen dat het voorwerp ‘uit enig misdrijf afkomstig is’.
Op grond van de inhoud van het dossier is onvoldoende vast te stellen dat het bedrag afkomstig is uit een specifiek misdrijf. De rechtbank moet daarom eerst de vraag beantwoorden of er een gerechtvaardigd vermoeden is dat de overgeboekte gelden van misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt hiertoe het volgende.
[naam bedrijf 1] ( [naam bedrijf 1] ) heeft de transacties als verdacht bestempeld. [4]
De FIOD heeft onderzoek gedaan in de boekhouding van [verdachte] . Daaruit is gebleken dat een groot deel van de contante stortingen in de boekhouding is verwerkt zonder een directe koppeling van de bedragen aan een specifieke klant. Hierdoor is in veel gevallen niet te herleiden van wie deze gelden afkomstig zijn en of hier daadwerkelijk een levering of dienst tegenover heeft gestaan. [5]
Een van de auto’s waarvan [verdachte] kentekenhouder is, een personenauto van het merk Renault met kenteken [kenteken] , is op 21 april 2023 aangetroffen op het parkeerdek van het bedrijvenpand waarin [verdachte] is gevestigd. De auto had een verborgen ruimte. [6]
Daarbij komt dat vanuit of vanaf het parkeerterrein bij het bedrijfspand van [verdachte] aan de [adres] grote contante geldbedragen naar [naam bedrijf 2] in Hongarije werden vervoerd. Dit gebeurde in auto’s met verborgen ruimtes. Een daarvan is op 21 april 2023 aangetroffen bij [verdachte] . [7]
Gelet op het voorgaande is er een gerechtvaardigd vermoeden dat het bedrag van € 17,9 miljoen aan contant geld van misdrijf afkomstig is, zodat van verdachte mag worden verwacht dat zij een min of meer verifieerbare, niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de legale herkomst van het geld geeft. Verdachte heeft een dergelijke verklaring niet gegeven. Vertegenwoordigers van verdachte hebben zich niet laten horen bij de politie, en ter zitting heeft verdachte zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigd raadsman.
De raadsman heeft nog naar voren gebracht dat de werkwijze - contante betalingen giraal maken - onderdeel was van de normale bedrijfsvoering. De rechtbank volgt de raadsman niet in dit verweer. Gezien de omvang van de contante stortingen in het licht van de bevindingen van de ABN AMRO Bank, de [naam bedrijf 1] en de FIOD, is dit verweer onvoldoende onderbouwd. Hierbij komt dat auto’s met verborgen ruimtes zijn aangetroffen. Niet gesteld kan worden dat een personenauto die als bedrijfsauto wordt gebruikt en beschikt over een verborgen ruimte, uitsluitend voor de normale, legale bedrijfsvoering wordt gebruikt.
Vermenging
De raadsman heeft nog naar voren gebracht dat ook sprake was van “bonafide” betalingen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Op 12 april 2024 is beslag op grond van artikel 94 Wetboek van Strafvordering (Sv) gelegd op de rekening # [nummer] . [8] Het door het beslag getroffen saldo bedroeg € 48.882,24.
Gelet op het feit dat op rekening # [nummer] in de bewezen verklaarde periode in totaal ongeveer € 17,9 miljoen aan contanten is gestort en in dezelfde periode een aanzienlijk bedrag
- € 105.402,- - naar rekening # [nummer] is overgeboekt, is er met betrekking tot het saldo van rekening # [nummer] sprake van vermenging van geldstromen met criminele herkomst. Dit leidt tot de conclusie dat is bewezen dat het saldo van € 48.882,24 op rekening # [nummer] afkomstig moet zijn uit enig misdrijf.
(Partiële) vrijspraak € 418.880,-
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van het bedrag van € 418.880,- dat op 21 april 2023 bij [verdachte] aan de [adres] is aangetroffen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Het enkele feit dat het geld in het bedrijfspand van [verdachte] is aangetroffen is onvoldoende bewijs voor de ten laste gelegde witwasgedragingen.
Gewoontewitwassen/medeplegen
Gelet op de lange periode en de frequentie van het witwassen en de omvang van de witgewassen geldbedragen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van gewoontewitwassen. [verdachte] heeft hierbij nauw en bewust samengewerkt met anderen waardoor sprake is van medeplegen.
4.3.2.
Vrijspraak deelname aan criminele organisatie (feit 2)
De rechtbank overweegt dat er aanwijzingen zijn dat [verdachte] betrokken was bij het witwassen van gelden via Hongarije door de criminele organisatie van [medeverdachte 1] . Verder heeft de organisatie van [medeverdachte 1] strafbare feiten gepleegd vanuit het bedrijfspand van [verdachte] aan de [adres] . Het voorgaande, alsmede het plegen van gewoontewitwassen door [verdachte] is echter onvoldoende voor het bewijs dat [verdachte] heeft deelgenomen aan de criminele organisatie van [medeverdachte 1] , welke organisatie als oogmerk had gewoontewitwassen en de productie van verdovende middelen en de handel daarin.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in de voetnoten bewezen dat verdachte
Feit 1, primair
[verdachte] in de periode van 1 april 2015 tot en met 21 april 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft [verdachte] tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten (contante) geldbedragen van in totaal € 48.882,24, verworven, voorhanden gehad, en/of de werkelijke aard en/of de herkomst verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende was, terwijl [verdachte] en zijn mededaders wisten dat deze voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot verbeurdverklaring van het banksaldo van € 48.882,24 en het bedrag van € 418.880,- aan contant geld.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en voorts op de aard en de hoedanigheid van de verdachte als rechtspersoon en haar draagkracht.
Verdachte heeft zich over een periode van zes jaar samen met anderen schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Op de bankrekeningen van verdachte werden grote contante geldbedragen met een criminele herkomst gestort en overgeboekt.
Witwassen is een ernstig feit dat bijdraagt aan de instandhouding van zware criminaliteit en leidt tot ondermijning in de samenleving. Uit misdrijf verkregen geld krijgt een schijnbaar legale herkomst, waarna de pleger van het misdrijf vrijelijk over het geld kan beschikken in de legale economie, bijvoorbeeld voor de aanschaf van luxe goederen, zodat ‘misdaad loont’. Daarnaast worden witgewassen gelden weer gebruikt ter financiering van andere misdrijven. Verdachte heeft door haar faciliterende rol een belangrijke bijdrage geleverd aan de witwaspraktijken van criminelen en de financiering van andere misdrijven.
Aan de andere kant weegt de rechtbank mee dat de feitelijk leidinggevenden van verdachte ook zijn vervolgd voor (onder meer) gewoontewitwassen, en een hoge gevangenisstraf krijgen opgelegd. Terwijl verdachte geen activa meer lijkt te bezitten. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat met de oplegging van een hoofdstraf in de zin van een geldboete geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel wordt gediend.
Wel zal de rechtbank een bijkomende straf opleggen in de zin van verbeurdverklaring van het in beslag genomen banksaldo van € 48.882,24, nu dit geld door middel van of uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen.

9.Beslag

Onder de ING Bank N.V. is derde-beslag gelegd op de bankrekening van verdachte met rekeningnummer [nummer] ex artikel 94 Wetboek van Strafvordering. Het banksaldo van deze rekening bedroeg ten tijde van het beslag € 48.882,24 en is voor dat bedrag getroffen door het beslag. Zoals hierboven is aangegeven zal dit geldbedrag worden verbeurdverklaard.
Daarnaast is inbeslaggenomen:
- totaal € 418.880,- aan contant geld en
- een personenauto met kenteken [kenteken] .
De rechtbank is van oordeel dat het bedrag van € 418.880,-in contanten moet worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, gelet op de partiële vrijspraak voor het witwassen van dit bedrag.
De personenauto, die aan verdachte toebehoort, dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien dit voorwerp is aangetroffen in het onderzoek naar het misdrijven waarvan verdachte wordt verdacht, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 33, 33a, 36b, 36d, 47, 51 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1, primair
medeplegen van, van het plegen van witwassen een gewoonte maken, begaan door een rechtspersoon
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Verklaart verbeurd:
1) STK vorderingen: € 48.882,24 (omschrijving: [nummer] t.n.v. [verdachte] , ING bank)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
2) 1 STK personenauto [kenteken] (omschrijving: Renault)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
3) 139.070 EUR (omschrijving: OI3325-6069925_220479)
4) 279.810 EUR (omschrijving: OI3325-6069925_2200500)
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.B.W. Beekman, voorzitter,
mrs. A.H.E. van der Pol en Ch.A. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Madiol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2025.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen uit het dossier met nummer 69925 (onderzoek Highland), volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Eveneens is het digitale paginanummer vermeld. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.DOC-003 (6008-6012), p. 6008, dp. 6026; DOC-001 (p. 6000-6004), p. 6001, dp. 6018.
3.AMB-002 (p. 1579-1584), p. 1579 e.v., dp. 1587.
4.AMB-063 (p. 2516-2543), p. 2519, dp. 2527.
5.AMB-063 (p. 2516-2543), p. 2516, dp. 2524.
6.IBN-004-04 (p. 4913-4916), dp. 4926.
7.IBN-004-04 (p. 4913-4916), dp. 4926.
8.IBN-010-02 (nazending 56 pgs) (p. 13360-13363), dp. 36.