ECLI:NL:RBAMS:2025:1061

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
13-357395-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overleveringsverzoek van Polen voor de uitvoering van een vrijheidsstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 februari 2025 uitspraak gedaan over een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court in Koszalin, Polen, op 5 maart 2024. Het EAB betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1987 in Polen, die momenteel gedetineerd is in een penitentiaire inrichting in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen algemeen reëel gevaar bestaat dat de opgeëiste persoon in de penitentiaire inrichting Barczewo onmenselijk of vernederend behandeld zal worden, zoals eerder geoordeeld in een andere overleveringszaak op 14 februari 2025. De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen deze conclusie, waardoor de vraag over de detentieomstandigheden in Barczewo niet langer relevant is voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen weigeringsgronden zijn. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. A.J.R.M. Vermolen als voorzitter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-357395-24
Datum uitspraak: 18 februari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 13 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 maart 2024 door
the District Court in Koszalin II Criminal Departmentin Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 januari 2025, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen.
Bij tussenuitspraak van 29 januari 2025 [3] heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend en meteen geschorst om het antwoord af te wachten op de vraag in welke penitentiaire inrichting de opgeëiste persoon na een eventuele overlevering aan Polen naar alle waarschijnlijkheid zou worden gedetineerd.
De behandeling van het EAB is, met toestemming van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon, op 18 februari 2025 hervat in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing ter zitting van 29 januari 2025. De behandeling heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft op
18 februari 2025 afstand gedaan van het recht om ter zitting aanwezig te zijn. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht.

2.Tussenuitspraak van 29 januari 2024

In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank reeds geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB (3.), de strafbaarheid van de feiten (4.) en de toepassing van artikel 11 OLW in relatie tot artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU (5.1). Deze overwegingen dienen als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

3.Artikel 11 OLW: penitentiaire inrichting in Barczewo

De rechtbank verwijst naar hetgeen zij in haar tussenuitspraak van 29 januari 2025 onder 5.2 heeft overwogen. Deze overwegingen dienen als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
In verband met de detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting in Barczewo heeft de rechtbank in deze tussenuitspraak de vraag gesteld in welke gevangenis de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zou worden geplaatst indien hij aan Polen zou worden overgeleverd.
Bij uitspraak van 14 februari 2025 heeft de rechtbank (in een andere overleveringszaak) intussen geoordeeld dat er geen algemeen reëel gevaar bestaat dat gedetineerden in de penitentiaire inrichting Barczewo onmenselijk of vernederend worden behandeld. [4] De raadsman heeft op dit punt geen nader verweer gevoerd en aldus niets aangevoerd wat in de onderhavige zaak tot een ander oordeel zou (kunnen) leiden dan in voormelde uitspraak. Om die reden is het antwoord op de vraag in welke penitentiaire inrichting de opgeëiste persoon na overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd niet langer relevant en staat artikel 11 OLW niet aan overlevering in de weg.

4.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310 Wetboek van Strafrecht, 3 en 11 Opiumwet en 2, 5 en 7 OLW.

6.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Koszalin II Criminal Departmentin Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door:
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M. Westerman en L.F. Bögemann, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.