3.3.Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het verzoek om bewijsuitsluiting
De raadsvrouw heeft bepleit dat het politieverhoor van verdachte van 14 november 2023 van het bewijs moet worden uitgesloten. De raadsvrouw heeft zich niet eerder uitgelaten over de vraag of de inhoud van het proces-verbaal een getrouwe weergave vormt van wat verdachte heeft verklaard. Ook op de zitting is niet aangevoerd op welke punten het proces-verbaal verkeerd is weergegeven. Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte zowel bij de rechter-commissaris als op de zitting verklaringen heeft afgelegd die op belangrijke punten overeenkomen met de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd. Het enkele feit dat het verhoor van verdachte van 14 november 2023 niet auditief is opgenomen, doet niet af aan de betrouwbaarheid van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van de verbalisanten. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting (zaak A, feit 1 subsidiair en zaak B, feit 1), het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs (zaak A, feit 2), verduistering (zaak B, feit 2) en witwassen (zaak B, feit 3).
De rechtbank overweegt het volgende.
Ten aanzien van zaak A, feit 2
Bewezenverklaring voorhanden hebben vals identiteitsbewijs
Verdachte heeft bekend dat hij in 2020 of 2021 in Griekenland een vals identiteitsbewijs heeft gekocht en dat hij dit na zijn aanhouding heeft weggegooid.Verdachte heeft aan verschillende aangevers zijn identiteitskaart getoond, zowel fysiek als digitaal via Whatsapp.Ook heeft hij aan een aangever het documentnummer van zijn identiteitskaart doorgegeven.De Griekse Liaison bij Europol heeft, mede op grond van de toegezonden afbeelding, geconcludeerd dat de identiteitskaart met nummer [nummer] niet behoort bij de persoon met naam [naam 8] , en dat de kaart van verdachte dus vals is.De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat verdachte een identiteitskaart voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat deze vals was.
Ten aanzien van zaak A, feit 1
Feiten en omstandigheden
Het dossier bevat zeven aangiftes van oplichting die zien op de valse verhuur van woningen, waarvan zes aangiftes gaan over de woning aan de [adres 3] en één aangifte gaat over de woning aan de [adres 2] . De aangevers hebben allen via Facebook een bericht ontvangen van een persoon genaamd [naam 9] nadat zij een oproep hadden geplaatst dat zij op zoek waren naar een woonruimte in [plaats] . [naam 9] stuurde in zijn bericht naar aangevers dat hij een woning voor hen beschikbaar had. Hierna verliep het contact via Whatsapp, met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Vervolgens hebben aangevers de woning bezichtigd of laten bezichtigen, waarna zij besloten om de woning te huren. Alle aangevers hebben een geldbedrag betaald, bestaande uit huur, borg en/of een aanbetaling. Met alle aangevers is een huurcontract afgesloten. Zij ontvingen ook allen de sleutel van de woning.De rekeningnummers waar aangevers het geld naar hebben overgeboekt, te weten [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] , stonden op naam van verdachte.Aan een aantal aangevers is een Griekse identiteitskaart getoond, dan wel fysiek, dan wel via een foto op Whatsapp.Zoals door de rechtbank hierboven is bewezenverklaard, was deze identiteitskaart vals.
De zes aangevers die de woning aan de [adres 3] zouden huren kwamen er op het moment van de start van de huur achter dat verdachte de woning aan meerdere personen tegelijk had verhuurd. De eigenlijke bewoners van de woning, die de woning aan verdachte hadden verhuurd tijdens hun vakantie, kregen een bericht van de buurman dat meerdere mensen voor de deur van hun woning stonden en dat er een meisje voor de deur stond die zei het appartement van een Griekse jongen gehuurd te hebben.Meerdere mensen hebben aangifte gedaan en zeiden dat zij de woning van een Griekse jongen hadden gehuurd. De aangevers hebben allen geen enkele dag in de woning kunnen verblijven.
De aangever die de woning aan de [adres 2] voor één jaar had gehuurd van verdachte, heeft slechts vier dagen in de woning kunnen verblijven. Na deze vier dagen kwam de eigenlijke bewoner binnen in de woning. Hij verklaarde dat hij zijn woning voor vier weken had verhuurd aan een Griekse jongen.
Verdachte heeft verklaard dat hij degene was die onder het Facebookaccount van [naam 9] de woningen aanbood aan aangevers en dat hij degene was die voornoemde rekeningnummers en voornoemd telefoonnummer gebruikte. Verdachte huurde de woning aan de [adres 3] van [naam 16] en plande tijdens deze huurperiode bezichtigingen in met zes verschillende personen om de woning aan hen allen tegelijkertijd te verhuren. Verdachte wist dat hij de huurwoning niet aan de aangevers tegelijkertijd ter beschikking kon stellen.
Vrijspraak online handelsfraude (primair)
Online handelsfraude stelt strafbaar diegene die een beroep of gewoonte maakt van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen of verlenen van diensten tegen betaling, met het oogmerk om zonder volledige levering zichzelf of een ander van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren. De invoering van deze strafbaarstelling is blijkens de memorie van toelichting gelegen in het feit dat bij de totstandkoming van het delict van oplichting niet kon worden voorzien dat het handelsverkeer in belangrijke mate via het internet zou verlopen en transacties in toenemende mate op afstand zouden worden verricht. De strafbaarstelling van online handelsfraude breidt de strafrechtelijke mogelijkheden om op te treden tegen malafide verkopers in zoverre uit.
De rechtbank is van oordeel dat de onder artikel 326e van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde online handelsfraude niet ziet op situaties als in onderhavige zaak. De rechtbank overweegt in verband hiermee dat het contact tussen verdachte en aangevers niet slechts via Facebook heeft plaatsgevonden, maar dat aangevers juist bij de woningen zijn langsgegaan en dat zij verdachte daar hebben ontmoet en nadere informatie, een huurcontract en een sleutel van de woning hebben gekregen. Het doen bewegen tot afgifte van geldbedragen van aangevers gebeurde niet in overwegende mate via het internet en de transacties zijn ook niet enkel op afstand verricht. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de primair tenlastegelegde online handelsfraude.
Bewezenverklaring oplichting (subsidiair)
Voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft willen roepen, teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet verdachte een of meer oplichtingsmiddelen hebben gebruikt.
Zoals onder de feiten en omstandigheden is beschreven heeft verdachte onder een valse naam de woning aan de [adres 3] aangeboden en bij aangevers de indruk gewekt dat hij een betrouwbare verhuurder was. Zo heeft verdachte huurcontracten opgesteld en sleutels verstrekt. Bij een aantal aangevers heeft verdachte zelfs een vals identiteitsbewijs getoond. Verdachte heeft hiermee door een samenweefsel van verdichtsels bij aangevers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen, waardoor zij zijn bewogen tot de afgifte van geldbedragen ten behoeve van de huur, borg en/of een aanbetaling. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen in hem en heeft de woning aan zes personen tegelijk verhuurd, waardoor hij wist dat hij deze niet aan hen kon leveren. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde oplichting.
De raadsvrouw heeft bepleit dat ten aanzien van de verhuur van de woning aan de [adres 2] geen sprake was van oplichting, omdat verdachte deze woning met goede intenties heeft doorverhuurd en er geen oogmerk was tot wederrechtelijke bevoordeling. De vroege terugkeer van de rechthebbende was namelijk niet de afspraak. De rechtbank is van oordeel dat dit scenario van verdachte niet aannemelijk is geworden. Gelet op de feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte telkens een zelfde modus operandi hanteerde. Verdachte heeft ook de woning aan de [adres 2] gehuurd van iemand die op vakantie ging en deze woning doorverhuurd aan een ander vanaf ongeveer het moment dat de eigenlijke eigenaar zou terugkeren. Verdachte heeft ook hier een valse naam gebruikt. De rechtbank ziet hierin geen enkele aanleiding om aan te nemen dat verdachte bij de doorverhuur van deze woning wel de intentie had om de huurwoning de overeengekomen huurperiode ter beschikking te stellen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de aangevers heeft opgelicht, door hen te bewegen tot betaling van de volgende geldbedragen:
- [naam 10] : € 2.760,-
- [naam 3] : € 2.850,-
- [naam 5] : € 3.060,-
- [naam 1] : € 2.900,-
- [naam 11] : € 2.160,-
- [naam 12] : € 3.100,-
- [naam 13] : €2.100,-.
De rechtbank is hierbij uitgegaan van de bedragen aan huur, borg en/of aanbetaling die aangevers in hun aangifte en vorderingen hebben benoemd en hebben onderbouwd met stukken.
Ten aanzien van zaak B, feit 1
Feiten en omstandigheden
Het dossier bevat vijf aangiftes van oplichting die zien op de valse huur van woningen. De aangiftes zijn van de bewoners van vijf verschillende woningen en lijken qua inhoud op elkaar. De aangevers hebben allen via Facebook een bericht ontvangen van een persoon, nadat zij een oproep hadden geplaatst dat zij hun woning in [plaats] tijdelijk te huur aanboden. Deze persoon gebruikte de namen [naam 14] , [naam 9] en [naam 15] , en stuurde berichten naar aangevers dat hij de woning wilde huren. Bij alle aangevers is hun woning bezichtigd, ontvingen zij een gedeelte van de huur en hebben zij de sleutels van hun woning afgegeven.In een aantal gevallen is een huurcontract afgesloten.Aan een aantal aangevers is een Griekse identiteitskaart getoond of is het nummer van deze identiteitskaart doorgegeven.Het contact verliep in de meeste gevallen via Whatsapp, met het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Verdachte heeft verklaard dat hij degene was die onder de namen [naam 14] , [naam 9] en [naam 15] berichten stuurde naar aangevers en vervolgens contact had via voornoemd telefoonnummer. Verdachte huurde de woningen van aangevers om deze vervolgens met winst door te verhuren aan anderen.
Verdachte heeft aan geen enkele aangever de volledige huur betaald. Alle aangevers troffen na hun vakantie hun woning in vervuilde staat aan en kwamen erachter dat goederen ontbraken uit hun woning. Toen aangevers verdachte wilden aanspreken op de ontbrekende huurbetalingen en de missende spullen, was verdachte niet meer bereikbaar en leek het erop dat hij de aangevers had geblokkeerd. De woning van [naam 16] werd gebruikt voor het oplichten van zes personen, zoals bewezenverklaard onder zaak A, feit 1.
Bewezenverklaring oplichting
Zoals onder de feiten en omstandigheden is beschreven heeft verdachte onder een valse naam woningen gehuurd van aangevers en bij hen de indruk gewekt dat hij een betrouwbare huurder was. Zo is verdachte langsgekomen om de woningen te bezichtigen, heeft hij telkens een gedeelte van de huur vooruitbetaald en heeft hij met een aantal aangevers huurcontracten afgesloten. Verdachte heeft aan een aantal aangevers ook een vals identiteitsbewijs getoond. Verdachte heeft hiermee door een samenweefsel van verdichtsels bij aangevers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen, waardoor zij zijn bewogen tot afgifte van hun huissleutel en daarmee het door verdachte laten gebruiken van hun woning. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen in hem door sleutels van deze woningen bij te laten maken en de woningen met winst door te verhuren aan anderen. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van oplichting, door aangevers te bewegen tot het door verdachte laten gebruiken van hun woningen, te weten:
- [naam 6] : [adres 4]
- [naam 16] : [adres 3]
- [naam 2] : [adres]
- [naam 7] : [adres 5]
- [naam 4] : [adres 6] .
Ten aanzien van zaak B, feit 2
Feiten en omstandigheden
Tijdens de insluitingsfouillering van verdachte op 17 oktober 2024 is een horloge aangetroffen van het merk Omega, met serienummer [serienummer] .Dit horloge stond in de aangifte van [naam 19] als gestolen opgegeven. Aangever had haar woning van 18 oktober 2023 tot en met 31 oktober 2023 via Facebook verhuurd aan een persoon genaamd [naam 9] . Aangever had de verhuur vroegtijdig beëindigd omdat zij via Facebook van een onbekend persoon een waarschuwing kreeg over [naam 9] . Toen zij terugkwam in de woning was onder andere haar Omega horloge verdwenen.Het serienummer dat aangever later doorgaf aan de verbalisant komt exact overeen met het serienummer van het horloge dat bij verdachte is aangetroffen.
Bewezenverklaring verduistering
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich het horloge opzettelijk heeft toegeëigend nadat hij het anders dan door misdrijf, namelijk als huurder, onder zich had. Als huurder werd verdachte geacht beheerder te zijn van de goederen in de woning. Verdachte heeft het horloge echter omgedaan en niet meer teruggegeven aan de eigenaar. Het verhaal van verdachte dat hij van plan was om het horloge te retourneren is niet aannemelijk geworden, te meer nu hij het horloge daadwerkelijk om zijn pols droeg tijdens zijn aanhouding op 17 oktober 2024. Het dragen van het horloge, een jaar later, wekt niet de indruk dat verdachte het horloge enkel bewaarde ter retournering aan een ander. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte een poging heeft gedaan om het horloge bij de rechtmatige eigenaar terug te krijgen. Bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verduistering van het Omega horloge van [naam 19] .
Ten aanzien van zaak B, feit 3
Bewezenverklaring eenvoudig witwassen van € 18.720,-
De door verdachte gepleegde oplichting van zaak A, feit 1, heeft ertoe geleid dat aangevers ten onrechte geldbedragen hebben betaald aan verdachte voor een totaalbedrag van tenminste € 18.720,-.Deze bedragen zijn uit misdrijf afkomstig. In het oordeel van de rechtbank dat verdachte pleger is van de oplichting, ligt de wetenschap van de criminele herkomst besloten.
Verdachte heeft de geldbedragen contant of op zijn rekening ontvangen en dus voorhanden gehad.De rechtbank is van oordeel dat verdachte deze geldbedragen, afkomstig uit eigen misdrijf, voorhanden heeft gehad en dat verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan eenvoudig witwassen.
Bewezenverklaring witwassen van € 320,-
In het Digitaal Opkopers Register (hierna: DOR) staat dat verdachte in de periode van 20 oktober 2020 tot en met 10 oktober 2024 in totaal 41 goederen heeft verkocht en verpand, voor een totaalbedrag van € 35.341,-. Het Openbaar Ministerie stelt dat verdachte dit bedrag heeft witgewassen.
De rechtbank overweegt dat verdachte vanaf medio 2023 bezig was met oplichtingspraktijken, zoals hierboven is bewezenverklaard. In het dossier zitten verklaringen van aangevers dat zij hun woning aan verdachte verhuurden en dat tijdens de verhuur goederen uit hun woning zijn gestolen. Drie goederen die als gestolen waren opgegeven zijn door verdachte verkocht, te weten een Meta Occulus Quest, een Bose Soundtouch 300 Soundbar en een Samsung Essential HW-B550.Het totaalbedrag van deze verkochte goederen is € 320,-.Ten aanzien van dit geldbedrag stelt de rechtbank vast dat dit afkomstig is uit misdrijf.
Op de zitting heeft verdachte een verklaring afgelegd over de herkomst van deze drie verkochte goederen. Verdachte zegt dat hij de woning van aangever [naam 17] had gehuurd en weer had doorverhuurd aan een kennis. Die kennis had spullen over van de verhuizing en verdachte mocht deze spullen hebben in ruil voor een langer verblijf in de woning. Omdat verdachte de goederen niet kon gebruiken, heeft hij ze ingeleverd voor geld. Verdachte wist niet dat deze goederen niet van de kennis waren.
De rechtbank schuift de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig en hoogst onwaarschijnlijk terzijde. Omdat verdachte geen naam heeft willen geven van deze kennis, is zijn verklaring evenmin verifieerbaar. Verdachte had op zijn minst redelijkerwijs moeten vermoeden dat deze goederen uit de gehuurde woning afkomstig waren. Het feit dat deze goederen uit de woning zijn meegenomen, betekent dat ze uit misdrijf afkomstig zijn. Verdachte heeft zich ten aanzien van de € 320,- schuldig gemaakt aan witwassen, omdat de goederen die hij verkocht heeft afkomstig zijn uit misdrijf en hij deze voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en heeft omgezet.
Ten aanzien van het resterende bedrag van de verkochte en verpande goederen overweegt de rechtbank als volgt. Voor een bewezenverklaring van witwassen is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het geldbedrag afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’ kan, indien geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank is van oordeel, anders dan de officier van justitie, dat ten aanzien van de resterende verkochte en verpande goederen niet zonder meer een witwasvermoeden bestaat. Er is geen aanleiding om te vermoeden dat verdachte in de periode van oktober 2020 tot en met mei 2023 al bezig was met oplichting, en ook niet dat verdachte gelinkt kan worden aan enig ander misdrijf. In het proces-verbaal van het onderzoek in DOR ontbreekt een uitgewerkte lijst waarin per goed wordt aangegeven op welke datum verdachte dit heeft verkocht of verpand en voor welke bedragen dit is gedaan. Hierdoor kan de rechtbank niet vaststellen welke goederen vanaf medio 2023 zijn verkocht en verpand. Ook kan zonder uitgewerkte DOR-lijst niet van verdachte worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring aflegt over de herkomst van al deze goederen. Gelet op voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat ten aanzien van het resterende geldbedrag van
€ 35.021,- niet zonder meer sprake is van een witwasvermoeden.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken voor zover de beschuldiging ziet op het witwassen van het grootste gedeelte van het geldbedrag, met uitzondering van de € 320,-. Ten aanzien van dit laatste bedrag acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.