ECLI:NL:RBAMS:2025:1039

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
13/302753-23 (A) en 13/330882-24 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en verduistering door verdachte in Amsterdam met valse identiteitsbewijzen en witwassen van geldbedragen

Op 21 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van in totaal 12 personen. De verdachte deed zich voor als betrouwbare huurder en verhuurder van woningen, waarbij hij woningen met winst doorverhuurde aan anderen. Bij zeven slachtoffers ontving hij huur en borg, terwijl hij de woningen niet kon ter beschikking stellen. Daarnaast toonde hij een vals identiteitsbewijs en verduisterde hij een horloge. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank heeft (gedeeltelijk) 12 vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de schadevergoeding is vastgesteld op basis van de door de slachtoffers betaalde huur en borg. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere feiten, waaronder oplichting, het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs, verduistering en witwassen van geldbedragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/302753-23 (A) en 13/330882-24 (B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 21 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 24 januari 2025. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna zaken A en B genoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. E. de Bruijn, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Schotman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de benadeelde partijen [naam 1] ,
[naam 2] , [naam 3] en [naam 4] naar voren hebben gebracht, alsook van wat mevrouw [medewerkster] van Slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partijen [naam 5] [naam 6] , [naam 7] en [naam 2] naar voren heeft gebracht.

2.Beschuldiging

Aan verdachte is in
zaak A– kort samengevat – tenlastegelegd dat hij zich in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:online handelsfraude (primair) dan wel oplichting (subsidiair) van zeven personen in de periode van 14 juli 2023 tot en met 27 augustus 2023;
feit 2:het afleveren en/of voorhanden hebben van een vals of vervalst identiteitsbewijs in de periode van 14 juli 2023 tot en met 2 september 2023.
Aan verdachte is in
zaak B– kort samengevat – tenlastegelegd dat hij zich in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:oplichting van vijf personen in de periode van 11 juni 2023 tot en met 20 augustus 2024;
feit 2:verduistering van een Omega horloge van [naam 19] in de periode van 18 oktober 2023 tot en met 17 oktober 2024;
feit 3:witwassen van geldbedragen van € 35.341,- en/of € 18.720,- in de periode van 20 oktober 2020 tot en met 10 oktober 2024.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ivan dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Ten aanzien van zaak A, feit 1, vindt de officier van justitie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde online handelsfraude.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt allereerst om de verklaring van verdachte tijdens het politieverhoor van 14 november 2023 uit te sluiten van het bewijs, omdat de opname van het verhoor abusievelijk is gewist. De verbalisanten hebben de antwoorden van verdachte uit hun herinnering opgeschreven. De exacte bewoording van verdachte is niet op papier komen te staan en is vervolgens niet gecontroleerd door verdachte. Dit maakt dat het proces-verbaal onvoldoende betrouwbaar is om als bewijs te gebruiken.
Ten aanzien van zaak A, feit 1: online handelsfraude (primair) dan wel oplichting (subsidiair)
Bij de verhuur van de woning aan de [adres 2] had verdachte geen oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling, omdat de vroege terugkeer van de rechthebbende niet de afspraak was. Verdachte moet ten aanzien van dit gedachtestreepje worden vrijgesproken van zowel het primaire als het subsidiaire tenlastegelegde. Bij de verhuur van de woning aan de [adres 3] was geen sprake van het maken van een beroep of gewoonte van het aanbieden van een goed of dienst, gelet op het korte tijdsbestek, het geringe aantal handelingen en de geringe hoeveelheid slachtoffers. Ten aanzien van de verhuur van beide woningen geldt dat de transactie telkens niet volledig via het internet is verlopen, waardoor het handelen van verdachte niet als online handelsfraude kan worden gekwalificeerd. De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor zover de beschuldiging ziet op de subsidiair tenlastegelegde oplichting van de zes personen aan de [adres 3] .
Ten aanzien van zaak B, feit 2: verduistering
Verdachte moet worden vrijgesproken van de verduistering van het horloge, omdat geen sprake is geweest van opzet op wederrechtelijke toe-eigening. Verdachte was immers van plan om het horloge te retourneren aan de rechtmatige eigenaar.
Ten aanzien van zaak B, feit 3: witwassen
Verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen van € 35.341,-. Niet kan worden vastgesteld dat alle verpande en verkochte goederen van misdrijf afkomstig zijn. Ten aanzien van de enige drie goederen die wel overeenkomen met als gestolen opgegeven goederen heeft verdachte een aanvaardbare uitleg gegeven. Ten aanzien van de overige goederen kan niet worden vastgesteld dat het niet anders kan dan dat deze van misdrijf afkomstig zijn, gelet op de verklaring van verdachte dat hij de goederen heeft verkocht en verpand als onderdeel van zijn handel in sieraden, maar ook dat hij dit deed voor zijn moeder en kennissen. Verdachte moet ook worden vrijgesproken van het witwassen van € 18.720,-. Het enkele feit dat er bedragen, onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig, op de bankrekening van verdachte zijn gestort, is onvoldoende om van witwassen in de zin van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht te spreken.
Ten aanzien van zaak A, feit 2 en zaak B, feit 1, refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het verzoek om bewijsuitsluiting
De raadsvrouw heeft bepleit dat het politieverhoor van verdachte van 14 november 2023 van het bewijs moet worden uitgesloten. De raadsvrouw heeft zich niet eerder uitgelaten over de vraag of de inhoud van het proces-verbaal een getrouwe weergave vormt van wat verdachte heeft verklaard. Ook op de zitting is niet aangevoerd op welke punten het proces-verbaal verkeerd is weergegeven. Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte zowel bij de rechter-commissaris als op de zitting verklaringen heeft afgelegd die op belangrijke punten overeenkomen met de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd. Het enkele feit dat het verhoor van verdachte van 14 november 2023 niet auditief is opgenomen, doet niet af aan de betrouwbaarheid van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van de verbalisanten. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting (zaak A, feit 1 subsidiair en zaak B, feit 1), het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs (zaak A, feit 2), verduistering (zaak B, feit 2) en witwassen (zaak B, feit 3).
De rechtbank overweegt het volgende. [1]
Ten aanzien van zaak A, feit 2
Bewezenverklaring voorhanden hebben vals identiteitsbewijs
Verdachte heeft bekend dat hij in 2020 of 2021 in Griekenland een vals identiteitsbewijs heeft gekocht en dat hij dit na zijn aanhouding heeft weggegooid. [2] Verdachte heeft aan verschillende aangevers zijn identiteitskaart getoond, zowel fysiek als digitaal via Whatsapp. [3] Ook heeft hij aan een aangever het documentnummer van zijn identiteitskaart doorgegeven. [4] De Griekse Liaison bij Europol heeft, mede op grond van de toegezonden afbeelding, geconcludeerd dat de identiteitskaart met nummer [nummer] niet behoort bij de persoon met naam [naam 8] , en dat de kaart van verdachte dus vals is. [5] De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat verdachte een identiteitskaart voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat deze vals was.
Ten aanzien van zaak A, feit 1
Feiten en omstandigheden
Het dossier bevat zeven aangiftes van oplichting die zien op de valse verhuur van woningen, waarvan zes aangiftes gaan over de woning aan de [adres 3] en één aangifte gaat over de woning aan de [adres 2] . De aangevers hebben allen via Facebook een bericht ontvangen van een persoon genaamd [naam 9] nadat zij een oproep hadden geplaatst dat zij op zoek waren naar een woonruimte in [plaats] . [naam 9] stuurde in zijn bericht naar aangevers dat hij een woning voor hen beschikbaar had. Hierna verliep het contact via Whatsapp, met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Vervolgens hebben aangevers de woning bezichtigd of laten bezichtigen, waarna zij besloten om de woning te huren. Alle aangevers hebben een geldbedrag betaald, bestaande uit huur, borg en/of een aanbetaling. Met alle aangevers is een huurcontract afgesloten. Zij ontvingen ook allen de sleutel van de woning. [6] De rekeningnummers waar aangevers het geld naar hebben overgeboekt, te weten [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] , stonden op naam van verdachte. [7] Aan een aantal aangevers is een Griekse identiteitskaart getoond, dan wel fysiek, dan wel via een foto op Whatsapp. [8] Zoals door de rechtbank hierboven is bewezenverklaard, was deze identiteitskaart vals.
De zes aangevers die de woning aan de [adres 3] zouden huren kwamen er op het moment van de start van de huur achter dat verdachte de woning aan meerdere personen tegelijk had verhuurd. De eigenlijke bewoners van de woning, die de woning aan verdachte hadden verhuurd tijdens hun vakantie, kregen een bericht van de buurman dat meerdere mensen voor de deur van hun woning stonden en dat er een meisje voor de deur stond die zei het appartement van een Griekse jongen gehuurd te hebben. [9] Meerdere mensen hebben aangifte gedaan en zeiden dat zij de woning van een Griekse jongen hadden gehuurd. De aangevers hebben allen geen enkele dag in de woning kunnen verblijven. [10]
De aangever die de woning aan de [adres 2] voor één jaar had gehuurd van verdachte, heeft slechts vier dagen in de woning kunnen verblijven. Na deze vier dagen kwam de eigenlijke bewoner binnen in de woning. Hij verklaarde dat hij zijn woning voor vier weken had verhuurd aan een Griekse jongen. [11]
Verdachte heeft verklaard dat hij degene was die onder het Facebookaccount van [naam 9] de woningen aanbood aan aangevers en dat hij degene was die voornoemde rekeningnummers en voornoemd telefoonnummer gebruikte. Verdachte huurde de woning aan de [adres 3] van [naam 16] en plande tijdens deze huurperiode bezichtigingen in met zes verschillende personen om de woning aan hen allen tegelijkertijd te verhuren. Verdachte wist dat hij de huurwoning niet aan de aangevers tegelijkertijd ter beschikking kon stellen. [12]
Vrijspraak online handelsfraude (primair)
Online handelsfraude stelt strafbaar diegene die een beroep of gewoonte maakt van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen of verlenen van diensten tegen betaling, met het oogmerk om zonder volledige levering zichzelf of een ander van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren. De invoering van deze strafbaarstelling is blijkens de memorie van toelichting gelegen in het feit dat bij de totstandkoming van het delict van oplichting niet kon worden voorzien dat het handelsverkeer in belangrijke mate via het internet zou verlopen en transacties in toenemende mate op afstand zouden worden verricht. De strafbaarstelling van online handelsfraude breidt de strafrechtelijke mogelijkheden om op te treden tegen malafide verkopers in zoverre uit.
De rechtbank is van oordeel dat de onder artikel 326e van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde online handelsfraude niet ziet op situaties als in onderhavige zaak. De rechtbank overweegt in verband hiermee dat het contact tussen verdachte en aangevers niet slechts via Facebook heeft plaatsgevonden, maar dat aangevers juist bij de woningen zijn langsgegaan en dat zij verdachte daar hebben ontmoet en nadere informatie, een huurcontract en een sleutel van de woning hebben gekregen. Het doen bewegen tot afgifte van geldbedragen van aangevers gebeurde niet in overwegende mate via het internet en de transacties zijn ook niet enkel op afstand verricht. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de primair tenlastegelegde online handelsfraude.
Bewezenverklaring oplichting (subsidiair)
Voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft willen roepen, teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet verdachte een of meer oplichtingsmiddelen hebben gebruikt.
Zoals onder de feiten en omstandigheden is beschreven heeft verdachte onder een valse naam de woning aan de [adres 3] aangeboden en bij aangevers de indruk gewekt dat hij een betrouwbare verhuurder was. Zo heeft verdachte huurcontracten opgesteld en sleutels verstrekt. Bij een aantal aangevers heeft verdachte zelfs een vals identiteitsbewijs getoond. Verdachte heeft hiermee door een samenweefsel van verdichtsels bij aangevers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen, waardoor zij zijn bewogen tot de afgifte van geldbedragen ten behoeve van de huur, borg en/of een aanbetaling. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen in hem en heeft de woning aan zes personen tegelijk verhuurd, waardoor hij wist dat hij deze niet aan hen kon leveren. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde oplichting.
De raadsvrouw heeft bepleit dat ten aanzien van de verhuur van de woning aan de [adres 2] geen sprake was van oplichting, omdat verdachte deze woning met goede intenties heeft doorverhuurd en er geen oogmerk was tot wederrechtelijke bevoordeling. De vroege terugkeer van de rechthebbende was namelijk niet de afspraak. De rechtbank is van oordeel dat dit scenario van verdachte niet aannemelijk is geworden. Gelet op de feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte telkens een zelfde modus operandi hanteerde. Verdachte heeft ook de woning aan de [adres 2] gehuurd van iemand die op vakantie ging en deze woning doorverhuurd aan een ander vanaf ongeveer het moment dat de eigenlijke eigenaar zou terugkeren. Verdachte heeft ook hier een valse naam gebruikt. De rechtbank ziet hierin geen enkele aanleiding om aan te nemen dat verdachte bij de doorverhuur van deze woning wel de intentie had om de huurwoning de overeengekomen huurperiode ter beschikking te stellen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de aangevers heeft opgelicht, door hen te bewegen tot betaling van de volgende geldbedragen:
  • [naam 10] : € 2.760,-
  • [naam 3] : € 2.850,-
  • [naam 5] : € 3.060,-
  • [naam 1] : € 2.900,-
  • [naam 11] : € 2.160,-
  • [naam 12] : € 3.100,-
  • [naam 13] : €2.100,-.
De rechtbank is hierbij uitgegaan van de bedragen aan huur, borg en/of aanbetaling die aangevers in hun aangifte en vorderingen hebben benoemd en hebben onderbouwd met stukken.
Ten aanzien van zaak B, feit 1
Feiten en omstandigheden
Het dossier bevat vijf aangiftes van oplichting die zien op de valse huur van woningen. De aangiftes zijn van de bewoners van vijf verschillende woningen en lijken qua inhoud op elkaar. De aangevers hebben allen via Facebook een bericht ontvangen van een persoon, nadat zij een oproep hadden geplaatst dat zij hun woning in [plaats] tijdelijk te huur aanboden. Deze persoon gebruikte de namen [naam 14] , [naam 9] en [naam 15] , en stuurde berichten naar aangevers dat hij de woning wilde huren. Bij alle aangevers is hun woning bezichtigd, ontvingen zij een gedeelte van de huur en hebben zij de sleutels van hun woning afgegeven. [13] In een aantal gevallen is een huurcontract afgesloten. [14] Aan een aantal aangevers is een Griekse identiteitskaart getoond of is het nummer van deze identiteitskaart doorgegeven. [15] Het contact verliep in de meeste gevallen via Whatsapp, met het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Verdachte heeft verklaard dat hij degene was die onder de namen [naam 14] , [naam 9] en [naam 15] berichten stuurde naar aangevers en vervolgens contact had via voornoemd telefoonnummer. Verdachte huurde de woningen van aangevers om deze vervolgens met winst door te verhuren aan anderen. [16]
Verdachte heeft aan geen enkele aangever de volledige huur betaald. Alle aangevers troffen na hun vakantie hun woning in vervuilde staat aan en kwamen erachter dat goederen ontbraken uit hun woning. Toen aangevers verdachte wilden aanspreken op de ontbrekende huurbetalingen en de missende spullen, was verdachte niet meer bereikbaar en leek het erop dat hij de aangevers had geblokkeerd. De woning van [naam 16] werd gebruikt voor het oplichten van zes personen, zoals bewezenverklaard onder zaak A, feit 1.
Bewezenverklaring oplichting
Zoals onder de feiten en omstandigheden is beschreven heeft verdachte onder een valse naam woningen gehuurd van aangevers en bij hen de indruk gewekt dat hij een betrouwbare huurder was. Zo is verdachte langsgekomen om de woningen te bezichtigen, heeft hij telkens een gedeelte van de huur vooruitbetaald en heeft hij met een aantal aangevers huurcontracten afgesloten. Verdachte heeft aan een aantal aangevers ook een vals identiteitsbewijs getoond. Verdachte heeft hiermee door een samenweefsel van verdichtsels bij aangevers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen, waardoor zij zijn bewogen tot afgifte van hun huissleutel en daarmee het door verdachte laten gebruiken van hun woning. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen in hem door sleutels van deze woningen bij te laten maken en de woningen met winst door te verhuren aan anderen. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van oplichting, door aangevers te bewegen tot het door verdachte laten gebruiken van hun woningen, te weten:
  • [naam 6] : [adres 4]
  • [naam 16] : [adres 3]
  • [naam 2] : [adres]
  • [naam 7] : [adres 5]
  • [naam 4] : [adres 6] .
Ten aanzien van zaak B, feit 2
Feiten en omstandigheden
Tijdens de insluitingsfouillering van verdachte op 17 oktober 2024 is een horloge aangetroffen van het merk Omega, met serienummer [serienummer] . [17] Dit horloge stond in de aangifte van [naam 19] als gestolen opgegeven. Aangever had haar woning van 18 oktober 2023 tot en met 31 oktober 2023 via Facebook verhuurd aan een persoon genaamd [naam 9] . Aangever had de verhuur vroegtijdig beëindigd omdat zij via Facebook van een onbekend persoon een waarschuwing kreeg over [naam 9] . Toen zij terugkwam in de woning was onder andere haar Omega horloge verdwenen. [18] Het serienummer dat aangever later doorgaf aan de verbalisant komt exact overeen met het serienummer van het horloge dat bij verdachte is aangetroffen. [19]
Bewezenverklaring verduistering
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich het horloge opzettelijk heeft toegeëigend nadat hij het anders dan door misdrijf, namelijk als huurder, onder zich had. Als huurder werd verdachte geacht beheerder te zijn van de goederen in de woning. Verdachte heeft het horloge echter omgedaan en niet meer teruggegeven aan de eigenaar. Het verhaal van verdachte dat hij van plan was om het horloge te retourneren is niet aannemelijk geworden, te meer nu hij het horloge daadwerkelijk om zijn pols droeg tijdens zijn aanhouding op 17 oktober 2024. Het dragen van het horloge, een jaar later, wekt niet de indruk dat verdachte het horloge enkel bewaarde ter retournering aan een ander. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte een poging heeft gedaan om het horloge bij de rechtmatige eigenaar terug te krijgen. Bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verduistering van het Omega horloge van [naam 19] .
Ten aanzien van zaak B, feit 3
Bewezenverklaring eenvoudig witwassen van € 18.720,-
De door verdachte gepleegde oplichting van zaak A, feit 1, heeft ertoe geleid dat aangevers ten onrechte geldbedragen hebben betaald aan verdachte voor een totaalbedrag van tenminste € 18.720,-. [20] Deze bedragen zijn uit misdrijf afkomstig. In het oordeel van de rechtbank dat verdachte pleger is van de oplichting, ligt de wetenschap van de criminele herkomst besloten.
Verdachte heeft de geldbedragen contant of op zijn rekening ontvangen en dus voorhanden gehad. [21] De rechtbank is van oordeel dat verdachte deze geldbedragen, afkomstig uit eigen misdrijf, voorhanden heeft gehad en dat verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan eenvoudig witwassen.
Bewezenverklaring witwassen van € 320,-
In het Digitaal Opkopers Register (hierna: DOR) staat dat verdachte in de periode van 20 oktober 2020 tot en met 10 oktober 2024 in totaal 41 goederen heeft verkocht en verpand, voor een totaalbedrag van € 35.341,-. Het Openbaar Ministerie stelt dat verdachte dit bedrag heeft witgewassen.
De rechtbank overweegt dat verdachte vanaf medio 2023 bezig was met oplichtingspraktijken, zoals hierboven is bewezenverklaard. In het dossier zitten verklaringen van aangevers dat zij hun woning aan verdachte verhuurden en dat tijdens de verhuur goederen uit hun woning zijn gestolen. Drie goederen die als gestolen waren opgegeven zijn door verdachte verkocht, te weten een Meta Occulus Quest, een Bose Soundtouch 300 Soundbar en een Samsung Essential HW-B550. [22] Het totaalbedrag van deze verkochte goederen is € 320,-. [23] Ten aanzien van dit geldbedrag stelt de rechtbank vast dat dit afkomstig is uit misdrijf.
Op de zitting heeft verdachte een verklaring afgelegd over de herkomst van deze drie verkochte goederen. Verdachte zegt dat hij de woning van aangever [naam 17] had gehuurd en weer had doorverhuurd aan een kennis. Die kennis had spullen over van de verhuizing en verdachte mocht deze spullen hebben in ruil voor een langer verblijf in de woning. Omdat verdachte de goederen niet kon gebruiken, heeft hij ze ingeleverd voor geld. Verdachte wist niet dat deze goederen niet van de kennis waren.
De rechtbank schuift de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig en hoogst onwaarschijnlijk terzijde. Omdat verdachte geen naam heeft willen geven van deze kennis, is zijn verklaring evenmin verifieerbaar. Verdachte had op zijn minst redelijkerwijs moeten vermoeden dat deze goederen uit de gehuurde woning afkomstig waren. Het feit dat deze goederen uit de woning zijn meegenomen, betekent dat ze uit misdrijf afkomstig zijn. Verdachte heeft zich ten aanzien van de € 320,- schuldig gemaakt aan witwassen, omdat de goederen die hij verkocht heeft afkomstig zijn uit misdrijf en hij deze voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en heeft omgezet.
Ten aanzien van het resterende bedrag van de verkochte en verpande goederen overweegt de rechtbank als volgt. Voor een bewezenverklaring van witwassen is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het geldbedrag afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’ kan, indien geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank is van oordeel, anders dan de officier van justitie, dat ten aanzien van de resterende verkochte en verpande goederen niet zonder meer een witwasvermoeden bestaat. Er is geen aanleiding om te vermoeden dat verdachte in de periode van oktober 2020 tot en met mei 2023 al bezig was met oplichting, en ook niet dat verdachte gelinkt kan worden aan enig ander misdrijf. In het proces-verbaal van het onderzoek in DOR ontbreekt een uitgewerkte lijst waarin per goed wordt aangegeven op welke datum verdachte dit heeft verkocht of verpand en voor welke bedragen dit is gedaan. Hierdoor kan de rechtbank niet vaststellen welke goederen vanaf medio 2023 zijn verkocht en verpand. Ook kan zonder uitgewerkte DOR-lijst niet van verdachte worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring aflegt over de herkomst van al deze goederen. Gelet op voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat ten aanzien van het resterende geldbedrag van
€ 35.021,- niet zonder meer sprake is van een witwasvermoeden.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken voor zover de beschuldiging ziet op het witwassen van het grootste gedeelte van het geldbedrag, met uitzondering van de € 320,-. Ten aanzien van dit laatste bedrag acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
zaak A
feit 1
omstreeks de periode van 14 juli 2023 tot en met 27 augustus 2023 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam 13] heeft bewogen tot betaling van een geldbedrag van € 2100,- ten behoeve van huur, borg en aanbetaling voor de woningruimte gelegen aan de [adres 2] en
- [naam 10] heeft bewogen tot betaling van een geldbedrag ten behoeve van huur, borg en aanbetaling voor de woningruimte gelegen aan de [adres 3] en
- [naam 3] heeft bewogen tot betaling van een geldbedrag ten behoeve van huur en borg voor de woningruimte gelegen aan de [adres 3] en
- [naam 5] heeft bewogen tot betaling van een geldbedrag ten behoeve van huur en borg voor de woningruimte gelegen aan de [adres 3] en
- [naam 1] heeft bewogen tot betaling van een geldbedrag van € 2900,- ten behoeve van huur en borg voor de woningruimte gelegen aan de [adres 3] en
- [naam 11] heeft bewogen tot betaling van een geldbedrag van € 2160,- ten behoeve van huur en borg voor de woningruimte gelegen aan de [adres 3] en
- [naam 12] heeft bewogen tot betaling van een geldbedrag van € 3100,- ten behoeve van huur en borg voor de woningruimte gelegen aan de [adres 3] ,
door telkens valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid,
- via het platform Facebook woningruimtes aan die genoemde personen te huur aan te bieden en/of
- in het contact met die genoemde personen gebruik te maken van de valse naam (te weten [naam 8] ) en/of
- in het contact met die genoemde personen een vals identiteitskaart ten name van [naam 8] te tonen en/of
- zich voor te doen als bonafide verhuurder en/of
- met die genoemde personen een huurcontract af te sluiten en/of
- die genoemde personen een afgesproken bedrag aan huur/borg/aanbetaling te laten betalen;
feit 2
in de periode van 14 juli 2023 tot en met 2 september 2023 te Amsterdam een identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een identiteitsbewijs uit Griekenland voorzien van het nummer [nummer] op naam van [naam 8] , waarvan hij, verdachte, wist dat dit vals was, voorhanden heeft gehad;
zaak B
feit 1
in de periode van 11 juni 2023 tot en met 20 augustus 2024 te Amsterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels;
- [naam 6] heeft bewogen tot gebruik door verdachte van de woonruimte gelegen aan de [adres 4] en
- [naam 16] heeft bewogen tot gebruik door verdachte van haar woonruimte en
- [naam 2] heeft bewogen tot gebruik door verdachte van de woonruimte gelegen aan de [adres] en
- [naam 7] heeft bewogen tot gebruik door verdachte van de woonruimte gelegen aan de [adres 5] en
- [naam 4] heeft bewogen tot gebruik door verdachte van de woonruimte gelegen aan de [adres 6] ,
door valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid,
- via het platform Facebook in contact te komen met die genoemde personen en/of gebruik te maken van de valse naam (te weten [naam 18] en/of [naam 9] )
- in het contact met die genoemde personen een vals identiteitskaart ten name van [naam 8] te tonen en/of
- zich voor te doen als bonafide huurder en/of
- aan die genoemde personen een gedeelte van de huur over heeft overgemaakt en/of
- de woning van de genoemde personen te bezichtigen en/of
- de sleutel van de woning van die genoemde personen te ontvangen en/of
- met die genoemde personen een huurcontract af te sluiten;
feit 2
in de periode van 18 oktober 2023 tot en met 17 oktober 2024 te Amsterdam, opzettelijk een horloge van het merk Omega, ter waarde van € 5.500,-, toebehorende aan
[naam 19] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
feit 3
in de periode van 20 oktober 2020 tot en met 10 oktober 2024 in Nederland, een geldbedrag van € 320,- voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
en
een geldbedrag van € 18.720,- voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat onmiddellijk afkomstig was uit eigen misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

7.Motivering van de straf en de maatregelen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie verzoekt om aan het voorwaardelijke strafdeel – naast de algemene voorwaarden – de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering is geadviseerd.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – bij een veroordeling – verzocht om geen hogere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en om in strafmatigende zin rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsvrouw vindt het passend om een taakstraf op te leggen, waarbij aan een voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering is geadviseerd.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere oplichtingen, waarbij hij ten behoeve van die oplichtingen gebruik maakte van een valse naam en daarbij aan meerdere slachtoffers een vals identiteitsbewijs toonde. Hij heeft stelselmatig, gedurende een langere periode, op geraffineerde en schaamteloze wijze geld afhandig gemaakt van zeven slachtoffers door zich voor te doen als betrouwbare verhuurder en woningen te huur aan te bieden, in de wetenschap dat hij deze nooit aan hen beschikbaar zou stellen. Met datzelfde raffinement en die schaamteloosheid heeft verdachte vijf slachtoffers bewogen tot het aan hem toevertrouwen van hun woningen door zich voor te doen als betrouwbare huurder. Verdachte heeft hier vervolgens misbruik van gemaakt en de woningen doorverhuurd aan anderen. Een aantal aangevers heeft verklaard dat zij hun woning bij terugkeer in vervuilde staat aantroffen en dat zij goederen misten. Dit alles maakte dat deze aangevers zich niet alleen beschaamd voelden in hun vertrouwen maar ook dat zij zich onprettig in hun eigen woning voelden. De rechtbank weegt bij de aard en de ernst van het feit tot slot mee dat verdachte zijn strafbare handelen heeft hervat nadat hij was geschorst uit voorlopige hechtenis. Naar het oordeel van de rechtbank onderstreept dit eens te meer dat verdachte enkel dacht aan zijn eigen financieel gewin en niet dacht aan de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers en de maatschappij. De rechtbank rekent verdachte dit alles zeer aan. Daarnaast heeft verdachte een horloge verduisterd. Dit draagt bij aan het algemene beeld van verdachte dat hij geen respect heeft voor andermans eigendommen. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aangetast. Verdachte heeft met zijn handelen daaraan een bijdrage geleverd.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 23 december 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Uit het reclasseringsrapport van 20 november 2024 blijkt – kort gezegd – dat het risico op recidive bij verdachte op hoog wordt ingeschat, mede naar aanleiding van de hierboven genoemde omstandigheid dat hij tijdens een schorsing opnieuw de fout in ging. De reclassering adviseert om bij een veroordeling aan een voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden te verbinden.
Strafoplegging
De ernst van de door verdachte gepleegde feiten rechtvaardigt een forse gevangenisstraf. Verdachte heeft in korte tijd veel slachtoffers gemaakt. Het moet voor verdachte en de samenleving duidelijk zijn dat het plegen van dit soort feiten stevig wordt gestraft. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zal de rechtbank aan het voorwaardelijke strafdeel – naast de algemene voorwaarden – de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering is geadviseerd, met uitzondering van het onderdeel dat ziet op het verplicht innemen van medicatie. Er is niet uitgelegd dat hiertoe aanleiding bestaat.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld op de beslaglijst in
bijlage IIdie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank zal daarnaast een beslissing nemen ten aanzien van het inbeslaggenomen goed, te weten 1 STK Edelsteen, dat niet op de beslaglijst staat maar waarbij de rechtbank beschikt over een kennisgeving van inbeslagneming (Omschrijving: PL1300-2024204871-6568316).
De raadsvrouw heeft verzocht om een beslissing te nemen ten aanzien van een inbeslaggenomen telefoon van verdachte. De rechtbank overweegt dat op de beslaglijst geen telefoon staat vermeld en dat de rechtbank niet beschikt over een kennisgeving van inbeslagneming van deze telefoon. De rechtbank zal daarom geen beslissing nemen over dit voorwerp.
De rechtbank overweegt als volgt.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal ten aanzien van de inbeslaggenomen geldbedragen, diamanten en overige sieraden de teruggave gelasten aan degene bij wie de voorwerpen in beslag zijn genomen, te weten verdachte, nu niet is gebleken dat deze zijn gerelateerd aan de bewezenverklaarde feiten.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Het Omega horloge moet worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, zijnde
[naam 19] .

9.Vorderingen van de benadeelde partijen

9.1.
Vordering benadeelde partij [naam 13]
De benadeelde partij [naam 13] vordert € 2.100,- aan vergoeding van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het onder zaak A, feit 1 bewezenverklaarde, bestaande uit de betaling van huur, borg en een aanbetaling.
De rechtbank zal de vordering van € 2.100,- geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (19 juli 2023).
9.2.
Vordering benadeelde partij [naam 10]
De benadeelde partij [naam 10] vordert € 3.920,78 aan vergoeding van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het onder zaak A, feit 1 bewezenverklaarde, bestaande uit de betaling van huur, borg en een aanbetaling. De hotelkosten en de kosten voor de huur van een verhuisauto zijn niet door de verdediging betwist en komen de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor.
De rechtbank zal de vordering van € 3.920,78 geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (10 augustus 2023).
9.3.
Vordering benadeelde partij [naam 3]
De benadeelde partij [naam 3] vordert € 3.162,48 aan vergoeding van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het onder zaak A, feit 1 bewezenverklaarde, bestaande uit de betaling van huur en borg. De hotelkosten zijn niet door de verdediging betwist en komen de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor.
De rechtbank zal de vordering van € 3.162,48 geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (22 augustus 2023).
9.4.
Vordering benadeelde partij [naam 5]
De benadeelde partij [naam 5] vordert € 3.132,80 aan vergoeding van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het onder zaak A, feit 1 bewezenverklaarde, bestaande uit de betaling van huur en borg. Ten aanzien van de gevorderde treinkosten is de rechtbank van oordeel dat niet is onderbouwd dat deze schade in rechtstreeks verband staat met een door verdachte gepleegd strafbaar feit, mede omdat het treinticket is gekocht alvorens benadeelde partij erachter kwam dat hij was opgelicht.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 3.060,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (16 augustus 2023).
9.5.
Vordering benadeelde partij [naam 1]
De benadeelde partij [naam 1] vordert € 4.955,78 aan vergoeding van materiële schade en
€ 3.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het onder zaak A, feit 1 bewezenverklaarde, bestaande uit de betaling van huur en borg. De hotelkosten zijn niet door de verdediging betwist en komen de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. De transactiekosten komen niet voor toewijzing in aanmerking, omdat de benadeelde partij er zelf voor heeft gekozen om op deze wijze de betaling te voldoen.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 4.932,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (19 augustus 2023).
Immateriële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering tot immateriële schade niet-ontvankelijk
verklaren, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Artikel 6:106 BW, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een benadeelde aanspraak kan maken op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van niet-vermogensschade, indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of andere wijze in zijn persoon is aangetast. Alhoewel het goed voorstelbaar is dat het strafbare feit impact heeft gehad, biedt dit niet zonder meer een juridische grondslag voor het toekennen van een schadevergoeding. Aanhouding van de zaak om nadere onderbouwing mogelijk te maken vormt een onevenredige belasting van het strafgeding.
9.6.
Vordering benadeelde partij [naam 11]
De benadeelde partij [naam 11] vordert € 2.160,- aan vergoeding van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het onder zaak A, feit 1 bewezenverklaarde, bestaande uit de betaling van huur en borg.
De rechtbank zal de vordering van € 2.160,- geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (22 augustus 2023).
9.7.
Vordering benadeelde partij [naam 12]
De benadeelde partij [naam 12] vordert € 3.100,- aan vergoeding van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het onder zaak A, feit 1 bewezenverklaarde, bestaande uit de betaling van huur en borg.
De rechtbank zal de vordering van € 3.100,- geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (24 augustus 2023).
9.8.
Vordering benadeelde partij [naam 6]
De benadeelde partij [naam 6] vordert € 1.375,51 aan vergoeding van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het onder zaak B, feit 1 bewezenverklaarde, bestaande uit niet betaalde huur. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen. De kosten voor een nieuw matras en beddengoed worden door de verdediging betwist, omdat niet is onderbouwd dat deze schade in rechtstreeks verband staat met een door verdachte gepleegd strafbaar feit. De rechtbank volgt het standpunt van de verdediging en zal dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 700,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (12 juni 2023).
9.9.
Vordering benadeelde partij [naam 16]
De benadeelde partij [naam 16] vordert € 3.552,62 aan vergoeding van materiële schade en € 1.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
Materiële schade
De boekingskosten voor een nieuwe vlucht zijn niet door de verdediging betwist en komen de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen. Ten aanzien van de vervanging van de sloten is de rechtbank van oordeel dat niet is onderbouwd dat de eigenaar van de woning deze kosten heeft doorberekend aan de benadeelde partij. De rechtbank zal dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De gevorderde vergoeding voor gestolen en beschadigde goederen worden door de verdediging betwist, omdat niet is onderbouwd dat deze schade in rechtstreeks verband staat met een door verdachte gepleegd strafbaar feit. De rechtbank volgt het standpunt van de verdediging en zal deze onderdelen van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 69,99, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (29 augustus 2023).
Immateriële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering tot immateriële schade niet-ontvankelijk
verklaren, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Artikel 6:106 BW, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een benadeelde aanspraak kan maken op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van niet-vermogensschade, indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of andere wijze in zijn persoon is aangetast. Alhoewel het goed voorstelbaar is dat het strafbare feit impact heeft gehad, biedt dit niet zonder meer een juridische grondslag voor het toekennen van een schadevergoeding. Aanhouding om nadere onderbouwing mogelijk te maken vormt een onevenredige belasting van het strafgeding.
9.10.
Vordering benadeelde partij [naam 2]
De benadeelde partij [naam 2] vordert € 1.338,35 aan vergoeding van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het onder zaak B, feit 1 bewezenverklaarde, bestaande uit niet betaalde huur. De kosten voor vervanging van de sloten zijn niet door de verdediging betwist en komen de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal deze onderdelen van de vordering dan ook toewijzen. De kosten voor een nieuw matras en beddengoed worden door de verdediging betwist, omdat niet is onderbouwd dat deze schade in rechtstreeks verband staat met een door verdachte gepleegd strafbaar feit. De rechtbank volgt het standpunt van de verdediging en zal dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 683,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (22 september 2023).
9.11.
Vordering benadeelde partij [naam 7]
De benadeelde partij [naam 7] vordert € 1.651,20 aan vergoeding van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het onder zaak B, feit 1 bewezenverklaarde, bestaande uit niet betaalde huur. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen. De kosten voor een nieuw matras en de reparatie van een raam worden door de verdediging betwist, omdat niet is onderbouwd dat deze schade in rechtstreeks verband staat met een door verdachte gepleegd strafbaar feit. De rechtbank volgt het standpunt van de verdediging en zal dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (21 september 2023).
9.12.
Vordering benadeelde partij [naam 4]
De benadeelde partij [naam 4] vordert € 1.400,- aan vergoeding van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade is toegebracht door het onder zaak B, feit 1 bewezenverklaarde, bestaande uit niet betaalde huur. De kosten voor vervanging van de sloten zijn niet door de verdediging betwist en komen de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor.
De rechtbank zal de vordering van € 1.400,- geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade (18 juli 2024).
9.13.
Vordering benadeelde partij [naam 19]
De benadeelde partij [naam 19] vordert € 3.000,- aan vergoeding van materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij geen schade meer heeft, nu zij het horloge terugkrijgt middels de beslagbeslissing. De vordering zal daarom worden afgewezen.
9.14.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling legt de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen geachte feiten zijn toegebracht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de volgende artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 231, 321, 326, 420bis, 420bis.1 Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder zaak A, feit 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder zaak A, feit 1 subsidiair, feit 2 en zaak B, feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
zaak A, feit 1 en zaak B, feit 1
telkens: oplichting, meermalen gepleegd;
zaak A, feit 2
een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is;
zaak B, feit 2
verduistering;
zaak B, feit 3
witwassen
en
eenvoudig witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte,
groot 8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich op afspraken bij GGZ Reclassering Fivoor, op het adres: Kwadijkerkoogweg 12, 1442 LA te Purmerend. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door het Ambulant Centrum van Fivoor, Brijder Verslavingszorg, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Verbod kansspelen
Veroordeelde neemt niet deel aan kansspelen. Veroordeelde staat gedurende de proeftijd ingeschreven in het Centraal Register Uitsluiting Kansspelen (CRUKS). Veroordeelde geeft toestemming om voornoemde te laten controleren door in het bijzijn van de reclassering in te loggen op de website www.cruksregister.nl met behulp van zijn telefoon en DigiD.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14e, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van:
  • 1 STK Edelsteen (Omschrijving: PL1300-2024204871-G6568314);
  • 1 STK Edelsteen (Omschrijving: PL1300-2024204871-G6568317);
  • 1 STK Edelsteen (Omschrijving: PL1300-2024204871-G6568316);
  • 175 STK Sieraad (Omschrijving: PL1300-2024247850-G6578220, Groen/blauwe);
  • 710,9 EUR - IBG: 17-10-2024 (Omschrijving: PL1300-2024204871-G6568294);
  • 1,9 EUR - IBG: 17-10-2024 (Omschrijving: PL1300-2024204871-6568310, Omgewisselde 2 dollar).
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbende, [naam 19], van:
1 STK Horloge (Omschrijving: PL1300-2024247850-G6568200, Zilver, merk: Omega).
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 13] toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.100,-, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (19 juli 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 13] aan de Staat € 2.100,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (19 juli 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 31 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 10] toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 3.920,78, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 10] aan de Staat € 3.920,78 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 49 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 3] toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 3.162,48, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 3] aan de Staat € 3.162,48 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 41 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 5] gedeeltelijk toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 3.060,-, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (16 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 5] aan de Staat € 3.060,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (16 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 40 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 1] gedeeltelijk toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 4.932,90, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (19 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 1] aan de Staat € 4.932,90 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (19 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 59 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 11] toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.160,-, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 11] aan de Staat € 2.160,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 31 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 12] toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 3.100,-, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (24 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 12] aan de Staat € 3.100,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (24 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 41 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 6] gedeeltelijk toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 700,-, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 juni 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 6] aan de Staat € 700,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (12 juni 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 14 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 16] gedeeltelijk toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 69,99, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 16] aan de Staat € 69,99 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (29 augustus 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 1 dag.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 2] gedeeltelijk toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 683,-, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 september 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 2] aan de Staat € 683,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (22 september 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 13 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 7] gedeeltelijk toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.000,-, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 september 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 7] aan de Staat € 1.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (21 september 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 20 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 4] toeen veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.400,-, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 juli 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 4] aan de Staat € 1.400,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 juli 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 24 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 19] af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Demmink, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en F. Dekkers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Ketelaers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2025.

Voetnoten

1.In de voetnoten wordt, tenzij anders vermeld, steeds verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het hierbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2025.
3.PV aangifte [naam 1] van 19 september 2023, p. 072; PV aangifte [naam 3] van 30 augustus 2023, p. 113.
4.PV aangifte [naam 16] van 27 oktober 2023, p. 035.
5.PVB onderzoek valse Griekse ID-kaart van 31 oktober 2023, p. 021.
6.PV aangifte [naam 10] van 31 augustus 2023, p. 075-076; PV aangifte [naam 3] van 30 augustus 2023, p. 112-113; PV aangifte [naam 5] van 27 augustus 2023, p. 121-122; PV aangifte [naam 1] van 19 september 2023, p. 072-073; PV aangifte [naam 11] van 1 september 2023, p. 118-119; PV aangifte [naam 12] van 6 september 2023, p. 207-208; PV aangifte [naam 13] van 15 augustus 2023, p. 140-141.
7.PVB bankmutaties BUNQ bank verdachte van 25 oktober 2023, p. 043-044.
8.PV aangifte [naam 3] van 30 augustus 2023, p. 113; PV aangifte [naam 5] van 27 augustus 2023, p. 123; PV aangifte [naam 1] van 19 september 2023, p. 072; PV aangifte [naam 11] van 1 september 2023, p. 118; PV aangifte [naam 12] van 6 september 2023, p. 208.
9.PV aangifte [naam 16] van 27 oktober 2023, p. 036.
10.PV aangifte [naam 10] van 31 augustus 2023, p. 077; PV aangifte [naam 3] van 30 augustus 2023, p. 114; PV aangifte [naam 5] van 27 augustus 2023, p. 122; PV aangifte [naam 1] van 19 september 2023, p. 073; PV aangifte [naam 11] van 1 september 2023, p. 119; PV aangifte [naam 12] van 6 september 2023, p. 208.
11.PV aangifte [naam 13] van 15 augustus 2023, p. 141.
12.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2025.
13.PV aangifte [naam 16] van 27 oktober 2023, p. 034-036; PV aangifte [naam 6] van 2 juli 2023, p. 131-133; PV aangifte [naam 2] van 23 oktober 2023, p. 149-150; PV aangifte [naam 7] van 17 oktober 2023, p. 144-145; PV aangifte [naam 4] van 29 augustus 2024, p. 218-219.
14.PV aangifte [naam 16] van 27 oktober 2023, p. 035; PV aangifte [naam 2] van 23 oktober 2023, p. 149-150; Een geschrift, zijnde een vordering benadeelde partij van [naam 4] , p. 10.
15.PV aangifte [naam 16] van 27 oktober 2023, p. 035; PV aangifte [naam 6] van 2 juli 2023, p. 132; PVB verduidelijking aangifte [naam 4] van 24 oktober 2024, p. 230-1.
16.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2025.
17.PV onderzoek serienummer horloge van 29 oktober 2024, p. 293.
18.PV aangifte [naam 19] van 7 november 2023, p. 160-161.
19.PV onderzoek serienummer horloge van 29 oktober 2024, p. 293.
20.PV aangifte [naam 10] van 31 augustus 2023, p. 076; PV aangifte [naam 3] van 30 augustus 2023, p. 113; PV aangifte [naam 5] van 27 augustus 2023, p. 122; PV aangifte [naam 1] van 19 september 2023, p. 073; PV aangifte [naam 11] van 1 september 2023, p. 118-119; PV aangifte [naam 12] van 6 september 2023, p. 208; PV aangifte [naam 13] van 15 augustus 2023, p. 141.
21.PVB bankmutaties BUNQ bank verdachte van 25 oktober 2023, p. 045-047; Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2025.
22.PV aangifte [naam 17] van 7 februari 2024, p. 364.
23.PVB onderzoek DOR van 3 december 2024, p. 303.