ECLI:NL:RBAMS:2024:997

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
13/115531-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, het zonder registratie in voorraad hebben van ketamine en witwassen van een contant geldbedrag

Op 22 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 29 april 2021 te Amsterdam werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen, het zonder registratie in voorraad hebben van ketamine en het witwassen van een contant geldbedrag. Tijdens de zitting op 8 februari 2024 was de verdachte aanwezig, samen met zijn raadsvrouw, mr. H.E. Berman. De officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, vorderde een gevangenisstraf van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en het in voorraad hebben van ongeveer 6,4 kilo ketamine. De rechtbank sprak de verdachte echter partieel vrij van het medeplegen en te koop aanbieden van ketamine, evenals van het witwassen van sieraden en buitenlandse valuta. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank constateerde ook een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een matiging van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/115531-21
Datum uitspraak: 22 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres 1], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 8 februari 2024 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig, evenals zijn raadsvrouw, mr. H.E. Berman.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. T.M. van Wanrooij, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 29 april 2021 te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
het voorhanden hebben van een vuurwapen, te weten een pistool van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie;
het (medeplegen van het) zonder registratie in voorraad hebben en/of te koop aanbieden van ongeveer 6,4 kilo ketamine;
het (eenvoudig) witwassen van diverse sieraden en een contant geldbedrag.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Feiten en omstandigheden
Verbalisanten kregen op 29 april 2021 een melding van een familielid van verdachte dat hij onder invloed van drugs zou zijn, door het lint zou gaan en dat het niet veilig zou zijn voor zijn omgeving. Nadat de verbalisanten naar de woning aan [adres 1] te Amsterdam waren gegaan, zagen zij verdachte in zijn slaapkamer op bed liggen. Verbalisanten zagen dat onder een kussen op het bed een vuurwapen lag. Op grond van een verdenking van overtreding van de Wet wapens en munitie is de slaapkamer van verdachte doorzocht. Bij deze doorzoeking zijn onder meer een groot contant geldbedrag en buitenlandse valuta aangetroffen. Verder zijn verschillende sieraden aangetroffen en in een koffer zaten diverse plastic zakken met vermoedelijk verdovende middelen.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Feit 1 en feit 2 kunnen wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte heeft het bezit van een vuurwapen en het in voorraad hebben van ketamine bekend. Ten aanzien van feit 2 is het totaalgewicht van de ketamine, gelet op de Forensisch Onderzoek rapporten in het dossier, 6,4 kilo. Daarnaast bevat het dossier geen bewijsmiddelen voor het medeplegen en het te koop aanbieden van ketamine. De officier van justitie heeft daarom verzocht om verdachte voor dat deel vrij te spreken.
De officier van justitie heeft verder gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3 primair ten laste gelegde feit. Er is geen sprake van een bekend gronddelict. Op basis van het aangetroffen geldbedrag, de horloges, het vuurwapen en de ketamine, in combinatie met het onderzoek naar de financiële positie van verdachte, is er sprake van een vermoeden van witwassen. Nadat het geldbedrag en de voorwerpen in beslag waren genomen, heeft verdachte nagelaten om een verklaring af te leggen over de herkomst van het geldbedrag. Pas ter terechtzitting heeft verdachte hierover verklaard dat het geldbedrag afkomstig is van cryptotrading. Verder is de verklaring van verdachte omtrent het geldbedrag onvoldoende concreet, niet verifieerbaar en hoogst onwaarschijnlijk. Met een voldoende mate van zekerheid kan daarom worden uitgesloten dat het geldbedrag een legale herkomst heeft. De officier van justitie heeft op basis hiervan geconcludeerd dat kan worden vastgesteld dat verdachte het aangetroffen contante geldbedrag verworven en voorhanden heeft gehad. Over de sieraden en de buitenlandse valuta heeft verdachte een concrete, verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd. Er is hier geen verder onderzoek naar gedaan. Om die reden dient voor dit deel vrijspraak te volgen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft over feit 2 nog wel opgemerkt dat de ten laste gelegde hoeveelheid ketamine niet kan worden bewezen. Uit het Forensische Opsporing rapport met nummer 0257N21 blijkt dat de itemnummers 6051540 en 6051855 zijn aangeleverd in open waardezakken en dat de integriteit van deze items daardoor mogelijk is geschonden. Er is daarom niet met zekerheid vast te stellen wat er in deze waardezakken zat. Deze itemnummers wegen samen 516,3 gram. De raadsvrouw heeft de rechtbank daarom verzocht om deze 516,3 gram van het bewijs uit te sluiten en in de strafmaat rekening te houden met een kleinere hoeveelheid ketamine.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 3 op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een gronddelict. Verdachte heeft over de sieraden en de buitenlandse valuta een concrete verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd, waardoor niet kan worden gesteld dat deze afkomstig zijn uit enig misdrijf. De raadsvrouw merkt hierover op dat de horloges al eerder in beslag zijn genomen, maar per vonnis van de rechtbank Amsterdam in 2010 zijn teruggegeven aan verdachte. Voorts heeft verdachte een verklaring afgelegd over de herkomst van het in beslaggenomen contante geldbedrag. Dit bedrag is afkomstig uit de verkoop van een bitcoin, de verkoop van een horloge voor € 10.000,- en voor het overige uit zwart werk. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte voor de sieraden, de horloges, de buitenlandse valuta en het contante geldbedrag vrij te spreken voor zowel feit 3 primair als subsidiair. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Feit 1
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard schuldig te zijn aan het bezit van het vuurwapen. Uit onderzoek is gebleken dat het vuurwapen ongeladen was. Het vuurwapen bleek een pistool te zijn van het merk FN, model Baby, kaliber 6,35mm. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de omstandigheid dat het vuurwapen binnen handbereik van verdachte is gevonden, concludeert de rechtbank dat verdachte zowel de wetenschap als de beschikkingsmacht over het vuurwapen heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat het voorhanden hebben van een vuurwapen bewezen kan worden verklaard.
3.4.2
Feit 2
Uit onderzoek is gebleken dat in de plastic zakken die in de slaapkamer van verdachte zijn aangetroffen, ketamine zat. Uit de bevoegdheidsbeoordeling blijkt dat er geen registratie aan verdachte was verleend als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij een hoeveelheid ketamine in zijn slaapkamer aanwezig heeft gehad. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van ketamine.
Blijkens het onderzoek ging het na weging om ongeveer 6,4 kilo ketamine. Naar het oordeel van de rechtbank is dit gewicht de uitkomst van de optelsom van de twee Forensische Opsporing rapporten uit het dossier. Het gaat hierbij om een optelsom van de separate itemnummers zodat, anders dan de raadsvrouw op zitting heeft gesteld, geen sprake is van een dubbeltelling. De rechtbank volgt de raadsvrouw verder niet in haar betoog dat de itemnummers 6051540 en 6051855 niet meegenomen kunnen worden in de bewezenverklaring. In het Forensische Opsporing rapport met nummer 0257N21 is weliswaar geconstateerd dat mogelijkerwijs sprake zou kunnen zijn van een schending van de integriteit van de itemnummers, maar in het dossier is niet geconcretiseerd dat hier ook daadwerkelijk sprake van is. De raadsvrouw heeft dit ook niet nader onderbouwd. De rechtbank zal de itemnummers 6051540 en 6051855 om die redenen niet uitsluiten van het bewijs.
De rechtbank kan niet vaststellen dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen. Bovendien bevat het dossier geen aanknopingspunten om te concluderen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het te koop aanbieden van ketamine. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen en van het te koop aanbieden van ketamine.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in voorraad hebben van ongeveer 6,4 kilo ketamine.
3.4.3
Feit 3
Op 29 april 2021 hebben verbalisanten in de slaapkamer van verdachte een contant geldbedrag van in totaal € 54.690,- aangetroffen. Daarnaast is een aantal buitenlandse valuta aangetroffen. Ten slotte is een hoeveelheid sieraden aangetroffen, waaronder drie Cartier horloges en een gouden ring. Verdachte wordt verweten dat hij het geldbedrag en de voorwerpen heeft witgewassen.
Beoordelingskader
Voor een bewezenverklaring van witwassen is niet vereist dat vast moet komen te staan dat het geldbedrag en de voorwerpen afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Vereist is dat vaststaat dat het geldbedrag en de voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte hier wetenschap van had, al dan niet in voorwaardelijke zin.
De rechtbank zal in de eerste plaats moeten vaststellen of de in het dossier aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dit het geval is, dan mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag en de voorwerpen. Deze verklaring van verdachte dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Het ligt dan op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, mogelijke alternatieve herkomst van het geldbedrag en de voorwerpen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal moeten blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag en de voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Witwasvermoeden
De rechtbank is van oordeel dat er geen direct bewijs in het dossier aanwezig is voor een specifiek gronddelict. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of sprake is van witwassen uit enig misdrijf. Om deze vraag te beantwoorden, zal de rechtbank eerst vaststellen of sprake is van een vermoeden van witwassen.
Het in de slaapkamer van verdachte aangetroffen contante geldbedrag van € 54.690,- betrof een verzameling van verschillende bankbiljetten, waaronder veertien bankbiljetten van € 200,-. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld en dat grotere bankbiljetten, waaronder € 200,-, in het normale betalingsverkeer zeldzaam zijn. Bovendien is het ongebruikelijk om een groot contant geldbedrag te bewaren in een slaapkamer in plaats van dit geldbedrag op een bankrekening te bewaren. Het voorhanden hebben van een groot contant geldbedrag brengt immers risico’s met zich mee. Voorts zijn in de slaapkamer van verdachte diverse buitenlandse valuta, drie Cartier horloges en een gouden ring aangetroffen alsmede een vuurwapen en een grote hoeveelheid ketamine. Het aantreffen van deze voorwerpen bij elkaar levert een verdachte situatie op.
Naar aanleiding van de doorzoeking in de slaapkamer van verdachte is financieel onderzoek verricht naar de legale inkomsten en uitgaven van verdachte in de periode van 1 januari 2018 tot en met 29 april 2021. Gebleken is dat verdachte in 2018 een netto loon van € 5.108,- heeft ontvangen. Bij de Belastingdienst is geen inkomen bekend van verdachte in de periode van 2019 tot en met 29 april 2021. Voorts is uit onderzoek gebleken dat verdachte in 2018 een erfenis heeft ontvangen. De verkrijging bedroeg, na overdracht aan de fiscus, een bedrag van € 100.000,-. Dit geldbedrag is op verzoek van verdachte naar het rekeningnummer van zijn moeder overgemaakt en stond op 29 maart 2022 nog geheel op haar rekeningnummer. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat niet gebleken van een legaal inkomen van verdachte na 2018. Ook is onderzoek ingesteld naar de waardes van de aangetroffen Cartier horloges en de gouden ring. De drie Cartier horloges bleken echt te zijn en een waarde te hebben van respectievelijk € 4.200,-, € 6.000,- en € 14.000,-. De gouden ring bleek een sloopwaarde te hebben van € 1.000,-.
De rechtbank is van oordeel dat de aantoonbare legale inkomsten van verdachte het contante geldbedrag van € 54.690,-, de drie Cartier horloges en de gouden ring niet kunnen verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, van dien aard zijn dat zij het vermoeden van een criminele herkomst van het in beslaggenomen geldbedrag en de in beslaggenomen voorwerpen zonder meer rechtvaardigen.
Gelet op het witwasvermoeden mag van verdachte worden verwacht dat hij over het aangetroffen contante geldbedrag, de horloges en de sieraden een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring aflegt.
De verklaring van verdachte over de herkomst van het geldbedrag
Verdachte heeft op 29 april 2021, direct na het aantreffen van het geldbedrag, zich beroepen op zijn zwijgrecht. Tijdens het politieverhoor op 30 april 2021 heeft verdachte verklaard dat het geld afkomstig is uit cryptotrading. Hij heeft zich bij de hierop volgende politieverhoren wederom op zijn zwijgrecht beroepen. Pas tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak heeft verdachte toegelicht dat hij een tiende deel van een bitcoin online heeft overgedragen aan een ander tegen een contant geldbedrag van € 30.000,-. Verder is volgens hem € 10.000,- afkomstig van de verkoop van een horloge en betreft het overige deel van het aangetroffen geldbedrag spaargeld, dat hij contant zou hebben gespaard.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven. Verdachte heeft niet concreet gemaakt wanneer hij het geldbedrag uit cryptohandel heeft verworven en ook niet wanneer en aan wie hij het horloge zou hebben verkocht. Voorts heeft hij verder niet concreet gemaakt wanneer en waar hij zwart heeft gewerkt. Verdachte heeft dus geen concrete en min of meer verifieerbare verklaring gegeven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het geldbedrag – ondanks het vermoeden van witwassen – een legale herkomst heeft. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat het geldbedrag van € 54.690,- uit enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
Partiële vrijspraak ten aanzien van de horloges, de gouden ring en buitenlandse valuta
Ten aanzien van de aangetroffen horloges heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij een stalen Cartier horloge in 2009 gekregen heeft van zijn moeder. Het gouden Cartier horloge heeft verdachte in 2010 bij zijn huwelijk gekregen van zijn vader. Het stalen Cartier horloge met de gouden rand heeft verdachte na het overlijden van zijn vader gekregen. De overige horloges zijn eigendom van zijn dochter en van zijn voormalige partner. Ten aanzien van de gouden ring heeft verdachte verklaard dat hij deze in 2010 heeft gekregen van familieleden voor zijn huwelijk.
Hiermee heeft verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van deze voorwerpen gegeven. Het lag op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek naar deze verklaringen van verdachte te verrichten. Dat is niet gebeurd. Gelet op de verklaring over de herkomst van de horloges en de gouden ring zal de rechtbank verdachte van deze onderdelen vrijspreken. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat verdachte ook van de tenlastegelegde witwassen van de buitenlandse valuta dient te worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
op 29 april 2021 te Amsterdam, een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (merk FN, model Baby, kaliber 6,35) voorhanden heeft gehad;
ten aanzien van feit 2:
op 29 april 2021 te Amsterdam zonder registratie een totale hoeveelheid van ongeveer 6,4 kilogram ketamine, opzettelijk in voorraad heeft gehad;
ten aanzien van feit 3 primair:
op 29 april 2021 te Amsterdam, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, hierin bestaande dat verdachte het hierna te noemen voorwerp voorhanden heeft gehad, terwijl verdachte wist dat dat hierna te noemen voorwerpgeheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, zijnde dat voorwerp
- een contant geldbedrag ad in totaal EUR 54.690,-.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Die bewijsmiddelen zijn opgesomd in
bijlage IIbij dit vonnis.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering worden opgelegd. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om daarnaast als bijzondere voorwaarde op te leggen dat verdiepingsdiagnostiek zal plaatsvinden.
7.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel kunnen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden gekoppeld, evenals de door de officier van justitie gevorderde verdiepingsdiagnostiek. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat, gelet op het tijdsverloop, de schending van de redelijke termijn en de intensiteit van de bijzondere voorwaarden, deze straf passend en geboden is.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen. Het gaat om een totaalbedrag van
€ 54.690,-. Hierdoor is de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast, wat een bedreiging vormt voor de gehele samenleving. Verdachte heeft hier met zijn gedragingen aan bijgedragen.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank vindt het erg zorgelijk dat verdachte een vuurwapen binnen zijn handbereik had liggen en aanwezig heeft gehad in de woning van zijn ouders. Vuurwapens vormen een groot gevaar voor de samenleving. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het bezit van vuurwapens kan bovendien ook leiden tot het gebruik daarvan. De rechtbank houdt er wel rekening mee dat het vuurwapen ongeladen was.
Ten slotte heeft verdachte ongeveer 6,4 kilo ketamine in voorraad gehad. Ketamine wordt gebruikt als geneesmiddel en valt dus onder de Geneesmiddelenwet. Het mag daarom ook alleen verstrekt worden door mensen met de daarvoor vereiste vergunning, waaronder artsen. Desalniettemin wordt ketamine steeds vaker gebruikt als drug. Het kan daardoor gepaard gaan met criminaliteit en alle risico’s die het criminele circuit met zich meebrengt. Daarnaast heeft ketamine een verslavende werking en kent het meerdere gezondheidsrisico’s, zoals geheugen- en blaasproblemen. Door het onbevoegd in voorraad hebben van een hoeveelheid aan ketamine, heeft verdachte zichzelf en de samenleving blootgesteld aan deze gevaren.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 19 december 2023.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 30 januari 2024, opgemaakt door [reclasseringswerker]. De reclassering heeft – kort gezegd – gerapporteerd dat het recidiverisico niet ingeschat kan worden wegens het ontbreken van (actuele) diagnostiek. Desondanks ziet de reclassering meerdere risicoverhogende factoren, waaronder het psychosociaal functioneren, mogelijk het sociaal netwerk en mogelijk het middelengebruik. Daarnaast beschikt verdachte niet over dagbesteding of een toereikend inkomen. Indien de rechtbank een (deels) voorwaardelijke straf oplegt, adviseert de reclassering tot oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten. Hieruit volgt dat het uitgangspunt bij een bewezenverklaring van het in een woning voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III onder 1 een gevangenisstraf van vier maanden is. Als sprake is van witwassen, kijkt de rechtbank naar de LOVS-oriëntatiepunten die betrekking hebben op fraude. Het uitgangspunt voor het witwassen van een bedrag tussen de € 10.000,- en € 70.000,- is een gevangenisstraf van twee tot vijf maanden. Er zijn geen oriëntatiepunten ten aanzien van het in voorraad hebben van ketamine.
Overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen met een eindvonnis moet zijn afgerond. In deze zaak is verdachte op 29 april 2021 aangehouden en in verzekering gesteld. Die dag geldt als de dag waarop voornoemde termijn is aangevangen, omdat verdachte daaraan de verwachting heeft mogen ontlenen dat tegen hem terzake van enig strafbaar feit strafvervolging zou worden ingesteld. Op 7 juni 2021 is de zaak overgedragen aan het Landelijk Parket en is de voorlopige hechtenis van verdachte beëindigd. Deze zaak werd echter vanwege de relatieve bevoegdheid weer overgedragen aan de rechtbank Amsterdam. Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden waarom het tot 8 februari 2024 heeft geduurd voordat de zaak opnieuw bij de rechtbank is aangebracht.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, aanzienlijk is overschreden. Deze overschrijding is niet te wijten aan de ingewikkeldheid van de zaak of de invloed van de verdediging. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Strafoplegging
De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De rechtbank zal deze straf, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, evenals de voorwaarde dat verdachte moet meewerken aan verdiepingsdiagnostiek.

8.Beslag

Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen. De beslaglijst is als
bijlage IIIaan dit vonnis gehecht.
8.1
Verbeurdverklaring
Het voorwerp onder 1 (geldtelmachine) behoort aan verdachte toe. Nu dit voorwerp tot het begaan van het onder 3 primair bewezen geachte is bestemd, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
8.2
Onttrekking aan het verkeer
Het voorwerp onder 75 (ploertendoder) behoort aan verdachte toe. Nu dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
8.3
Conservatoir beslag
De overige goederen op de beslaglijst betreffen de goederen die zijn aangetroffen in de slaapkamer van verdachte. Op deze goederen rust blijkens de machtiging van de rechter-commissaris van 25 maart 2022 conservatoir beslag.
Uit de wet en jurisprudentie volgt dat op een conservatoir beslag geen beslissing bij einduitspraak in de strafzaak mogelijk is. De rechtbank zal met betrekking tot deze goederen dan ook geen beslissing nemen.

9.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen
33, 33a, 36b, 36d, 57en
420bisvan het Wetboek van Strafrecht, de artikelen
26en
55van de Wet wapens en munitie, artikel
38van de Geneesmiddelenwet en de artikelen
1, 2en
6van de Wet op de economische delicten.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
ten aanzien van feit 2:
overtreden van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet;
ten aanzien van feit 3 primair:
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde moet zich binnen 3 (drie) dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2]. Veroordeelde moet zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
-
Ambulante behandeling
Veroordeelde moet meewerken aan diagnostiek, waaronder verdiepingsdiagnostiek, en moet zich laten behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra beschikbaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde moet zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
-
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde moet meewerken aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
BeslagVerklaart
verbeurdhet in beslaggenomen goed, te weten: 1 STK Computer, omschrijving: G6054790, betreft: geldtelmachine.
Verklaart
onttrokken aan het verkeerhet in beslaggenomen goed, te weten: 1 STK Slagwapen, omschrijving: G6051687, betreft: ploertendoder.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en A.B. Sluijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 februari 2024.
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

  • […]
  • […]
  • […]
  • […]

[…]

[…]