ECLI:NL:RBAMS:2024:995

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
13/122591-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van levensgezel met taakstraf en vordering tenuitvoerlegging

Op 22 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn levensgezel op 14 mei 2023. Tijdens de zitting op 8 februari 2024 was de verdachte aanwezig, samen met zijn raadsman, mr. R.P.A. Kint. De officier van justitie, mr. G. Dankers, heeft de aangifte van de levensgezel als betrouwbaar bestempeld en stelde dat het tenlastegelegde bewezen kon worden. De verdachte heeft gedeeltelijk bekend dat hij tikken heeft uitgedeeld en zijn levensgezel met de platte hand op haar hoofd heeft geslagen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van de levensgezel, die letsel vertoonde, overeenkomt met de verklaring van de verdachte. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zijn levensgezel heeft mishandeld door haar tegen het hoofd te slaan en te duwen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 20 dagen. Daarnaast werd er een vordering tot tenuitvoerlegging behandeld, waarbij de rechtbank besloot om een deel van de voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf van 160 uren.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft ook het recidiverisico van de verdachte in overweging genomen, evenals de impact van huiselijk geweld op slachtoffers en hun kinderen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een onvoorwaardelijke straf, gezien de ernst van de mishandeling en de gevolgen voor de levensgezel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/122591-23
Parketnummer vordering tul: 13/167665-20
Datum uitspraak: 22 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats],
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres 1], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 8 februari 2024 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig, evenals zijn raadsman, mr. R.P.A. Kint.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. G. Dankers, en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 14 mei 2023 te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel [aangeefster].
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de aangifte van [aangeefster] (hierna: aangeefster) betrouwbaar en heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde kan worden bewezen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden
Op 14 mei 2023 omstreeks 04.18 uur is er een melding bij de politie binnengekomen van huiselijk geweld aan [adres 2] te Amsterdam. Ter plaatse troffen verbalisanten verdachte en aangeefster aan. Aangeefster was de toenmalige partner van verdachte. Verbalisanten zagen dat aangeefster een baby in haar armen vast had. Verder zagen de verbalisanten dat het linkeroog en de linkerwang van aangeefster waren opgezwollen en dat zij een bult op haar linkerwang had.
Aangeefster heeft verklaard dat ze in de vroege ochtend met haar zoontje in bed is gaan liggen. Nadat verdachte wakker was geworden is er een discussie tussen aangeefster en verdachte ontstaan. Aangeefster heeft haar zoontje toen op het bed gelegd en is zelf op de rand van het bed gaan zitten. Verdachte stond naast het bed. Vervolgens voelde aangeefster een klap tegen haar linkeroor en is zij verdachte gaan duwen. Hierna is zij door verdachte geduwd. Aangeefster heeft verklaard dat ze opeens op de grond lag en voelde dat verdachte met zijn vuisten op haar buik, haar arm en haar linkeroog sloeg.
Verdachte heeft ter terechtzitting de mishandeling van aangeefster gedeeltelijk bekend. Hij heeft verklaard dat hij tikken heeft uitgedeeld en dat hij aangeefster met de platte hand op haar hoofd heeft geslagen en van zich af heeft geduwd.
3.3.2
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster dat zij tegen haar hoofd is geslagen en is geduwd, aansluit bij de verklaring van verdachte. Verdachte heeft deze handelingen immers ter terechtzitting bekend. De verklaring van aangeefster dat zij meermaals geslagen is in haar gezicht, wordt daarbij ondersteund door het geconstateerde letsel door de verbalisanten. Het waargenomen letsel past naar het oordeel van de rechtbank namelijk bij meerdere geweldshandelingen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster dat zij op haar lichaam is gestompt of geslagen terwijl ze op de grond lag, geen steun vindt in de overige bewijsmiddelen. Een letselrapportage of een waarneming van een verbalisant van letsel op andere delen van het lichaam dan het hoofd ontbreekt. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van het ten laste gelegde slaan en/of stompen op/tegen het lichaam van aangeefster terwijl zij op de grond lag.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld door haar tegen het hoofd te slaan en tegen het lichaam te duwen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 14 mei 2023 te Amsterdam, zijn levensgezel, [aangeefster], heeft mishandeld door:
- voornoemde [aangeefster] met kracht tegen het hoofd te slaan, en
- voornoemde [aangeefster] te duwen tegen het lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Die bewijsmiddelen zijn opgesomd in
bijlage IIbij dit vonnis.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
7.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. De rechtbank acht het strafverzwarend dat aangeefster de toenmalige partner van verdachte was, en dat de mishandeling plaats heeft gevonden in de woning van aangeefster. Men hoort zich bij uitstek veilig en vertrouwd te kunnen voelen bij hun partner en in hun eigen woning. Bovendien ervaren slachtoffers van mishandeling in de huiselijke sfeer als gevolg van wat hen is aangedaan vaak nog voor langere tijd gevoelens van onveiligheid en angst. De omstandigheid dat de mishandeling bovendien in het bijzijn van het zoontje van aangeefster heeft plaatsgevonden, rekent de rechtbank verdachte ook zwaar aan. Het is algemeen bekend dat kinderen die worden blootgesteld aan huiselijk geweld hier vaak nog lang last van hebben.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging verder rekening met het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 22 december 2023. Daaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 19 september 2023 en de aanvulling van 4 oktober 2023, opgemaakt door [reclasseringswerker]. De reclassering heeft – kort gezegd – gerapporteerd dat het recidiverisico van verdachte, het risico op letsel en het risico op onttrekken aan voorwaarden als hoog worden ingeschat. De reclassering rapporteert daarnaast dat verdachte probleembesef lijkt te hebben en gemotiveerd is om een psychosociale behandeling bij de Waag te ondergaan. De reclassering heeft gerapporteerd dat, indien een (langdurige) gevangenisstraf wordt opgelegd, verdachte zijn werk zal verliezen. Het werk is juist een beschermende factor in het leven van verdachte, nu dit hem structuur biedt en voldoening geeft.
Door de ernst van het feit, de strafverzwarende omstandigheden en het hoge risico bij verdachte op recidive, letsel en onttrekking aan voorwaarden, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat er een onvoorwaardelijke straf moet volgen. Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden bestaat er naar het oordeel van de rechtbank echter aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van veertig uren, te vervangen door twintig dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

8.De vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling 13/167665-20

8.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling geheel ten uitvoer te leggen.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling niet ten uitvoer te (laten) leggen.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling betreft het onherroepelijk geworden vonnis van 24 december 2020 van de rechtbank Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/167665-20. Verdachte is in deze zaak veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot zes maanden, niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verdachte heeft zich, terwijl hij in de proeftijd liep van deze eerdere veroordeling, opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank merkt op dat het strafbare feit in de zaak met parketnummer 13/167665-20 ook een geweldsdelict betrof. Verdachte heeft zich dus binnen de proeftijd opnieuw aan een geweldsdelict schuldig gemaakt. Het uitgangspunt is dan dat een voorwaardelijke straf ten uitvoer zal worden gelegd. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor bij de straftoemeting heeft overwogen, ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toewijzen, namelijk voor de duur van twee maanden, maar deze straf omzetten in een taakstraf van 160 uren en daarvan de tenuitvoerlegging gelasten, en de vordering voor het overige af te wijzen.

9.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen
9, 22c, 22d, 300en
304van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
40 (veertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 (twintig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 13/167665-20
Wijst gedeeltelijk toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/167665-20, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Gelast – in plaats van de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 24 december 2020 met parketnummer 13/167665-20 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf – de tenuitvoerlegging van een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid.
Deze taakstraf wordt vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis, als deze niet naar behoren wordt uitgevoerd.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige af.
Voorlopige hechtenis
Opheffing van het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en A.B. Sluijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 februari 2024.
[…]

[…]

[…]

[…]