Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
verzoeker,
1.1. De procedure
- de brief van de advocaat van verzoeker van 6 februari 2024 met daarin opgenomen het wrakingsverzoek;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 22 december 2023 in de zaak met nummer C/13/732649 / HA ZA 23-389;
- de pleitnota van mr. Lewandowski ten behoeve van die mondelinge behandeling;
- de pleitnota van mr. S. Hartog ten behoeve van die mondelinge behandeling;
- de schriftelijke reactie van de rechter op het verzoek tot wraking;
- de pleitnota van mr. Lewandowski ten behoeve van de zitting van de wrakingkamer op 13 februari 2024.
Verschenen zijn mr. Lewandowski en de rechter. Verzoeker heeft aan de mondelinge behandeling deelgenomen via een digitale verbinding. Verzoeker is hierbij bijgestaan door een tolk Nederlands/Pools. De beslissing is bepaald op 23 februari 2024.
2.De feiten
3.Het verzoek en de gronden daarvan
(i) De rechter heeft bij aanvang van de mondelinge behandeling gezegd dat zij de producties van WSC niet had ontvangen, hetgeen niet overeenkomt met de gegevens uit het roljournaal. De rechter heeft de zitting voortgezet zonder kennis te hebben van die producties. Dit heeft de vrees voor vooringenomenheid gewekt en is in strijd met de goede procesorde (artikel 130 Rv).
(ii) De rechter heeft in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor gehandeld; er werd weinig begrip voor verzoeker getoond, terwijl kritische vragen jegens WSC achterwege bleven en er veel sympathie en begrip voor WSC bestond.
(iii) Het proces-verbaal bevestigt de disproportionaliteit in tijdsbesteding in het nadeel van verzoeker. Ook bevat het proces-verbaal ernstige gebreken in het nadeel van verzoeker.
(iv) De rechter heeft de discussie over de causaliteit niet toegelaten.
(v) De rechter heeft verklaard dat het handelen van verzoeker sowieso onrechtmatig is. Dit is tegenstrijdig met het arrest van het hof dat eerder in deze zaak is gewezen.
(vi) De rechter is buiten haar lijdelijke rol getreden door suggestieve vragen aan WSC te stellen, terwijl het verzoeker onmogelijk werd gemaakt om adequaat te reageren.
(vii) De rechter toonde een bijzondere mate van sympathie voor WSC en een gebrek daaraan ten opzichte van verzoeker.
(viii) De rechter bekleedt sinds 2009 een nevenfunctie als voorzitter van de tuchtcommissie van de Koninklijke Nederlandse Schaatsbond (KNSB), terwijl WSC in het verleden merchandise heeft geleverd ten behoeve van het WK afstanden in 2015 (georganiseerd door de KNSB) en de Olympische Spelen in 2014.
4.De reactie van de rechter
Ad (i), (ii) en (iv): de rechter beschikte niet over de producties van WSC, terwijl zij wel wist dat die producties er hadden moeten zijn. Zij heeft dit bij aanvang van de zitting gemeld en gezegd dat zij op de zitting alleen de opgeworpen incidenten wilde bespreken. Zij meende dat dit voldoende mogelijk was zonder kennis te nemen van die producties. De rechter heeft medegedeeld dat er nog een tweede zitting zou volgen, waarop voldoende gelegenheid zou zijn voor beide partijen om hun standpunten over schade en causaliteit toe te lichten. De rechter heeft geprobeerd de zitting tot de incidenten te beperken maar dat is niet steeds gelukt.
Ad (iii): een proces-verbaal is een samengevatte en zakelijke weergave van de standpunten van partijen. Bovendien kon het proces-verbaal worden beperkt tot de opmerkingen over de incidenten. Het proces verbaal is voor een deel nog aan de opmerkingen die daarover zijn gemaakt aangepast.
Ad (v): Het gerechtshof heeft voor recht verklaard dat verzoeker onrechtmatig heeft gehandeld. Tegen dat oordeel is geen cassatie ingesteld, zodat dit voor de rechter uitgangspunt is. Dat het gerechtshof op een andere grond de onrechtmatigheid heeft vastgesteld dan eerder de rechtbank, heeft de rechter ter zitting benoemd.
Ad (vi) en (vii): De rechter heeft ter zitting aan WSC gevraagd naar een mogelijk bestanddeel in de opbouw van de schadebegroting van WSC. Zij had die informatie nodig om op de incidenten te kunnen beslissen.
Ad (viii): Het is juist dat de rechter voorzitter is van de tuchtcommissie van de KNSB. In die hoedanigheid neemt zij kennis van overtredingen door schaatsers en andere betrokkenen tijdens schaatswedstrijden of daarbuiten en van sancties die een scheidsrechter heeft opgelegd. In die rol heeft zij niets van doen met merchandise (tijdens (grote) schaatsevenementen).
5.5. De gronden van de beslissing
- verklaart het verzoek tot wraking ten aanzien van grond i tot en met vii niet-ontvankelijk;
- verklaart het verzoek tot wraking ten aanzien van grond viii ongegrond;
- bepaalt dat de procedure met nummer C/13/732649 / HA ZA 23-389 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
L. van Berkum, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2024.