9.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan diefstal van meerdere alcoholische producten. Dit zijn hinderlijke feiten die in de maatschappij in het algemeen, en bij de winkelbedrijven in het bijzonder, overlast en schade veroorzaken. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 17 januari 2024 (hierna: strafblad) blijkt dat hij al meerdere keren is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit heeft hem er niet van weerhouden om weer winkeldiefstallen te plegen. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij vaak bewust geen geld meeneemt om te voorkomen dat zijn drankgebruik uit de hand loopt, maar vervolgens steelt om toch te kunnen voorzien in zijn alcoholverslaving. Dit alles is zorgelijk en vereist een concrete en ingrijpende aanpak om dit gedrag in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen.
Advies reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Inforsa van
24 januari 2024, opgemaakt door reclasseringswerker [reclasseringswerker 2]. In het rapport staat - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende.
Verdachte voldoet zowel aan de zogenoemde harde als zachte criteria voor een ISD-maatregel. Verdachte had voorafgaand aan het plegen van onderhavige feiten een reclasseringstoezicht in de zaak met parketnummer 13/045230-22. Daarin was op 3 maart 2022 een deels voorwaardelijke straf opgelegd met een proeftijd en met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een klinische opname bij Inforsa, een behandelverplichting, begeleid wonen en het meewerken aan middelencontrole. Verdachte heeft niet meegewerkt aan deze bijzondere voorwaarden. Uit het eerdere reclasseringsadvies van 1 september 2023 blijkt dat op 12 juli 2023 tijdens een gesprek in het kader van de meldplicht een klinische opname werd besproken. Betrokkene gaf toen aan dat hij een lange opname niet zag zitten. De gesprekken van verdachte bij de reclassering op 19, 26 en 31 juli 2023 gingen vervolgens niet door, omdat verdachte zich afmeldde of niet kwam opdagen. Hij was dan ook niet bereikbaar voor de reclassering. Vervolgens heeft de reclasseringswerker met verdachte op 2 augustus 2023 zijn onbetrouwbaarheid in het nakomen van afspraken en zijn ambivalente houding ten opzichte van het meewerken aan de bijzondere voorwaarden besproken. Verdachte heeft toen aangegeven niet mee te willen werken aan een langdurige opname en aan andere bijzondere voorwaarden. Op 15 augustus 2023 heeft deze rechtbank het reclasseringstoezicht voortijdig beëindigd.
De reclassering meldt verder dat de voorlopige hechtenis van verdachte in onderhavige zaak A (met ingang van 25 september 2023, zoals uit het strafblad van verdachte blijkt) werd geschorst om zich vrijwillig op te laten nemen bij de verslavingskliniek [kliniek] voor een klinische behandeling. De reclassering heeft van het Openbaar Ministerie vernomen dat verdachte zich niet heeft laten opnemen. Ondanks dat verdachte stelt dat hij zelfstandig concrete hulpverlening kan realiseren, is het hem niet gelukt die belofte waar te maken.
De reclassering heeft verder van de politie Amsterdam vernomen dat verdachte na de schorsing van de voorlopige hechtenis op 30 november en 5 en 6 december 2023 in beeld kwam bij de politie wegens openbare dronkenschap en overlast.
Verdachte heeft nu aan de reclassering aangegeven dat hij alsnog mee wil werken aan interventies. De reclassering heeft echter geen vertrouwen dat verdachte deze keer wel serieus mee zal werken. Hij heeft zich eerder niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden en wilde niet meewerken aan een klinische opname. Verdachte heeft nauwelijks probleeminzicht en legt gebeurtenissen en de redenen voor zijn alcoholgebruik vooral buiten zichzelf. Op 2 augustus 2023 heeft de reclassering met verdachte besproken dat hij voldoet aan de criteria van de ISD-maatregel. Ondanks dat hij dit wist, heeft verdachte nogmaals een diefstal gepleegd. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
De reclassering heeft overwogen een klinische behandeling van maximaal één jaar te adviseren, maar door de houding van verdachte en de reeds aangeboden interventies ziet de reclassering geen mogelijkheden om binnen een ambulant kader te komen tot gedragsverandering. Het advies van de reclassering is een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren op te leggen, omdat zij meent dat, onder de huidige strafrechtelijke omstandigheden, dat het enige kader is dat de potentie heeft om de problematiek te doorbreken. In de intramurale fase is het wenselijk actuele diagnostiek te verkrijgen op het gebied van de cognitieve vermogens en handelingsbekwaamheid. Wenselijk is het, in geval de diagnose (ook) een klinische behandelindicatie geeft, om toe te leiden naar een kliniek met een zo hoog mogelijk beveiligingsniveau.
Op de zitting van 7 februari 2024 heeft reclasseringswerker [reclasseringswerker 1] de inhoud van het rapport en de daarin geformuleerde adviezen herhaald en bevestigd. Daarnaast heeft zij verklaard dat ook een voorwaardelijke ISD-maatregel een gepasseerd station is. De onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar is nodig voor diagnostisch onderzoek en behandeling middels een klinische opname. Verder is er afhankelijk van het verloop van de behandeling tijd nodig om binnen het ISD-kader de terugkeer in de maatschappij goed te laten verlopen.
Oordeel rechtbank
Voldaan aan ‘harde’ ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte twee misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het strafblad van verdachte is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit, te weten 10 januari 2024 (parketnummer: 13/012027-24). Verder eist de veiligheid van goederen het opleggen van deze maatregel, gezien het strafblad van verdachte en in het bijzonder het grote aantal diefstallen dat daar is vermeld, zijn problematiek en het recidiverisico.
Voldaan aan ‘zachte’ ISD-criteria
Anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, vindt de rechtbank, evenals de reclassering, dat is voldaan aan de zachte ISD-criteria, die inhouden dat er geen reëel alternatief voor de oplegging van een ISD-maatregel meer bestaat en de maatregel dus een ultimum remedium is.
Verdachte heeft de kans gehad om vanuit het reclasseringstoezicht mee te werken aan een klinische opname, maar dit is vanwege het handelen en nalaten van verdachte nooit van de grond gekomen. Daarnaast heeft de rechtbank in onderhavige zaak A de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst en daarmee verdachte de kans geboden om zijn alcoholverslaving aan te pakken. Verdachte zou alles geregeld hebben voor een opname in de [kliniek] kliniek in [land]. Verdachte heeft er voor gekozen om ook deze kans niet aan te grijpen. Weliswaar heeft verdachte direct aansluitend nog tot en met 30 november 2023 vastgezeten ter uitvoering van eerdere veroordelingen, maar nadat hij vrijkwam heeft hij geen stappen gezet om het traject bij deze kliniek op te starten. Op de zitting heeft verdachte verklaard dat het intakegesprek bij deze kliniek met name vanwege de gezondheidssituatie van zijn moeder nog niet heeft plaatsgevonden. Uit het reclasseringsrapport blijkt echter ook dat de politie heeft gemeld dat verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis voor overlast zou hebben gezorgd en openbaar dronken zou zijn geweest op 30 november en 5 en 6 december 2023. Vervolgens heeft hij na een Nieuwjaarsreceptie op 10 januari 2024 wederom alcoholische producten gestolen. Daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte onvoldoende prioriteit geeft aan het aanpakken van zijn verslaving en dat de kansen die hem zijn gegeven niet hebben geleid tot bestendiging van goede voornemens.
De rechtbank heeft de argumenten van verdachte en zijn raadsvrouw voor een behandeling van zijn alcoholverslaving vanuit een kader van reclasseringstoezicht met als bijzondere voorwaarde klinische opname goed gehoord, maar heeft er op grond van het voorgaande geen vertrouwen in dat verdachte hieraan gaat meewerken. Verder overweegt de rechtbank dat er vanuit een dergelijk kader onvoldoende waarborgen aanwezig zijn om ervoor te zorgen dat verdachte niet nogmaals de handdoek in de ring gooit en vervolgens terugvalt in het plegen van diefstallen. Zijn verslavingsproblematiek is daarvoor te ernstig. Verdachte heeft bovendien inmiddels vele gevangenisstraffen opgelegd gekregen en ondergaan, maar die hebben niet geleid tot vermindering van zijn delictgedrag. Ten slotte weegt voor de rechtbank mee dat verdachte ook ter terechtzitting heeft laten zien dat hij weinig probleeminzicht heeft en de oorzaak voor de door hem gepleegde delicten nog steeds deels buiten hemzelf zoekt.
De rechtbank overweegt dat, gelet op al het voorgaande, niet kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met klinische opname als bijzondere voorwaarde . De beveiliging van de maatschappij dient nu voorop te staan. De rechtbank acht zich daarbij voldoende voorgelicht op basis van het reclasseringsrapport en de toelichting ter zitting van de reclasseringswerker [reclasseringswerker 1] en volgt het advies op van de reclassering om aan verdachte de onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank ziet ten slotte wel aanleiding om twaalf maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen. De rechtbank acht deze toets noodzakelijk om zo te bezien dat de maatregel bij adequaat medewerken van verdachte ook voldoende voortvarend ten uitvoer wordt gelegd. De rechtbank benadrukt hierbij het belang dat verdachte na verkregen diagnostiek zo snel mogelijk in een kliniek wordt geplaatst zodat hij snel met zijn verslavingsproblematiek aan de slag kan. Ook hoopt de rechtbank dat verdachte inziet dat het zinvol is dat hij zich reeds bij aanvang meewerkend opstelt.