4.3.Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Uit het dossier blijkt dat aangever [aangever 2] heeft verklaard dat hij door een man met een houten plank is geslagen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij dit ook heeft gezien en dat hij heeft gezien dat deze man richting [straatnaam] rende. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] blijkt dat verdachte door de verbalisanten is aanhouden op [straatnaam] . Op basis hiervan stelt de rechtbank vast dat verdachte [aangever 2] met een houten plank heeft geslagen.
In het dossier zitten foto’s van twee verschillende houten planken. De ene houten plank staat afgebeeld op pagina 67 van het dossier en de andere op pagina 69 tot en met 75 van het dossier. Uit de aangifte van [aangever 2] , de verklaring van getuige [getuige 1] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] en de kapotte picknickbank die staat afgebeeld op pagina 68 van het dossier, leidt de rechtbank af dat verdachte [aangever 2] heeft geslagen met de houten plank die op pagina 67 van het dossier staat afgebeeld.
De rechtbank zal hierna de vraag beantwoorden hoe zij deze handeling juridisch kwalificeert.
Vrijspraak poging tot zware mishandeling (primair)
Voor een veroordeling voor een poging tot zware mishandeling moet het opzet van verdachte gericht zijn op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Er moet tenminste sprake zijn van een handeling van verdachte die naar zijn aard de aanmerkelijke kans oplevert dat als gevolg daarvan bij aangever zwaar lichamelijk letsel optreedt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte [aangever 2] heeft geslagen met de houten plank die staat afgebeeld op pagina 67 van het dossier. Uit het dossier blijkt niet welk gewicht deze houten plank heeft. De rechtbank is echter, gelet op de foto’s van de plank, van oordeel dat deze plank niet van zodanig gewicht is dat door daarmee te slaan zwaar lichamelijk letsel kan worden toegebracht. In de tenlastelegging is daarbij opgenomen dat de houten plank uitstekende spijkers heeft, maar de rechtbank vindt dit niet bewezen. Op de foto is namelijk niet zichtbaar dat er spijkers uitsteken en ook [aangever 2] en [getuige 1] hebben hier niet over verklaard. De rechtbank vindt daarom dat de door verdachte gebruikte houten plank een onvoldoende zwaar middel is om zwaar lichamelijk letsel toe te kunnen brengen. Verder ziet de rechtbank onvoldoende bewijs in het dossier dat [aangever 2] op het hoofd is geraakt. De aangifte van [aangever 2] wordt op dit punt onvoldoende ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] . Ook om die reden vindt de rechtbank dat geen sprake is van een poging tot zware mishandeling. Uit het handelen van verdachte kan de rechtbank dus niet afleiden dat hij opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Gelet op het voorgaande spreekt de rechtbank verdachte vrij van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling.
Bewezenverklaring eenvoudige mishandeling (subsidiair)
Gelet op de aangifte van [aangever 2] , de verklaring van getuige [getuige 1] , het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] en [verbalisant 3] en de foto’s in het dossier acht de rechtbank bewezen dat verdachte [aangever 2] heeft mishandeld door hem te slaan met de houten plank die te zien is op pagina 67 van het dossier. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de tenlastegelegde onderdelen dat de plank uitstekende spijkers zou hebben gehad en dat verdachte tegen het hoofd van [aangever 2] zou hebben geslagen. Hierbij verwijst de rechtbank naar bovenstaande motivering.
Bewezenverklaring poging tot zware mishandeling
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 7 februari 2024 heeft verdachte verklaard dat hij [aangever 1] eenmaal heeft geslagen. Anders dan verdachte heeft verklaard, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen dat verdachte daarbij gebruik heeft gemaakt van het grotere stuk hout dat in bijlage II onder bewijsmiddel 7 is opgenomen (pag 69-75). Daartoe wordt in het bijzonder verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , de verklaring van getuige [getuige 2] , het proces-verbaal van wapenexpertise en de ernst van de verwondingen zoals die volgen uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 7] en [verbalisant 8] (inclusief foto’s) als ook de brief van het OLVG.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte aangever eenmaal met volle kracht van boven naar beneden op zijn hoofd heeft geslagen en dat hij daarnaast met het stuk hout zwaaiende, ongecontroleerde bewegingen maakte. Wanneer op deze manier met een groot stuk hout van aanzienlijk gewicht (1,4 kilogram) in het rond en op het hoofd wordt geslagen, brengt dat in zijn algemeenheid een aanmerkelijke kans met zich dat ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Immers kan een harde klap met een dergelijk zwaar voorwerp leiden tot ernstige verwondingen zoals hersenletsel, schedelbreuk of ander letsel, zoals de officier van justitie ook heeft opgemerkt. Door op deze wijze te handelen kan, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm daarvan, niet anders worden geconcludeerd dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard.
Gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting, de aangifte van [aangever 1] , de verklaringen van getuigen [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 2] , de foto’s in het dossier, de brief van het OLVG en een aantal processen-verbaal van bevindingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd om aan [aangever 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Van het tenlastegelegde onderdeel dat verdachte aangever meermalen op het hoofd heeft geslagen zal hij worden vrijgesproken, omdat dit niet volgt uit de bewijsmiddelen. Dat geldt ook voor het onderdeel dat verdachte een stuk hout heeft gebruikt met uitstekende spijkers. In het proces-verbaal van wapenexpertise is geconstateerd dat in het stuk hout schroeven waren bevestigd, die waren krom geslagen maar waarvan de schroefpunten uit het hout staken. Van uitstekende spijkers is in dit geval dus geen sprake.
Gelet op een aantal processen-verbaal van bevindingen in het dossier acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een tuinhuisje dat toebehoort aan een ander. Daarbij wordt overwogen dat mag worden aangenomen dat verdachte ervan op de hoogte is dat op de begane grond onder het balkon van zijn woning een tuinhuisje staat, dat niet aan hem toebehoort. Door desondanks (onder meer) een stoel naar beneden te gooien, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het tuinhuisje daardoor zou worden vernield, wat daarna ook is gebeurd.