ECLI:NL:RBAMS:2024:97

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
13/173743-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Drugshandel met 4,94 kilogram MDMA door verdachte in Amsterdam

Op 11 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drugshandel. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van het opzettelijk afleveren en aanwezig hebben van 4,94 kilogram MDMA op 12 juli 2023 in Amsterdam. Tijdens de zittingen op 11 oktober en 21 december 2023 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. M.R.F. van Raab van Canstein, en de verdediging van de verdachte, mr. Y.A. Samseij, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 juli 2023 in het bezit was van de MDMA, die werd aangetroffen in een tas in een Volkswagen Caddy, bestuurd door een medeverdachte. De verdachte heeft het feit bekend en er zijn geen bewijsverweren gevoerd door de verdediging.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen is dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft eerder een veroordeling voor hennepteelt gehad en heeft tijdens de COVID-19 pandemie financiële problemen ervaren, wat heeft bijgedragen aan zijn delict. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van acht maanden opgelegd, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 240 uren. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

De rechtbank heeft ook beslist dat een inbeslaggenomen patroon onttrokken moet worden aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter mr. M. van Mourik en de rechters mr. M.A.E. Somsen en mr. P. Sloot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/173743-23
Datum uitspraak: 11 januari 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 11 oktober 2023 en 21 december 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.R.F. van Raab van Canstein, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Y.A. Samseij, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,94 kilogram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de handel dan wel het aanwezig hebben van de verdovende middelen.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 12 juli 2023 observeren twee politieagenten in burger een man die zenuwachtig gedrag vertoont en men vermoedt dat hij op iemand aan het wachten is. De man, verdachte, draagt een zwarte linnen tas bij zich met een opdruk met witte letters, van de
Drie Graefjes Amsterdam. Verdachte loopt na enige tijd opeens recht op een Volkswagen Caddy af. Medeverdachte [medeverdachte] is de bestuurder van dat voertuig. Verdachte en medeverdachte ontmoeten elkaar kort aan de zijkant van het voertuig, uit het zicht van de politieagenten. Verdachte komt vervolgens zonder tas achter het voertuig vandaan. Medeverdachte rijdt weg in de Caddy. De politieagenten vermoeden dat er een overdracht van verdovende middelen of andere verboden goederen heeft plaatsgevonden. Een eenheid in uniform houdt het voertuig kort daarop staande voor een controle, op verzoek van de agenten in burger. Bij de doorzoeking van de Caddy wordt vervolgens de zwarte, linnen tas aangetroffen. De tas bevat sealbags met daarin bruine kristallen. Na forensisch onderzoek blijkt het te gaan om 4,94 kilogram MDMA.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft het feit ter terechtzitting bekend. De raadsvrouw heeft geen bewijsverweren gevoerd.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 12 juli 2023 4,94 kilogram MDMA in zijn bezit heeft gehad en dit heeft afgeleverd aan medeverdachte [medeverdachte], op grond van zijn bekennende verklaring ter terechtzitting, de bevindingen van de verbalisanten ter plaatse, het aantreffen van de verdovende middelen in het voertuig van medeverdachte en de resultaten van het analytisch chemisch onderzoek. Verdachte wist dat hij MDMA afleverde aan medeverdachte en zou hier € 100,00 per kilo MDMA voor betaald krijgen van een ander, zo verklaarde hij.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 12 juli 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft afgeleverd en opzettelijk aanwezig heeft gehad 4,94 kilogram MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregel

8.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering zullen worden opgelegd.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht in de strafmaat rekening te houden met de volgende omstandigheden. Verdachte heeft het feit gepleegd omdat hij na het verliezen van zijn baan tijdens de COVID-19 pandemie in financiële problemen is geraakt. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte meegewerkt aan de in dat kader opgelegde begeleiding door de reclassering. Verdachte heeft nu weer een postadres en kan binnenkort beginnen aan een nieuwe baan. Gelet op het voorgaande heeft de raadsvrouw verzocht om aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, eventueel in combinatie met een taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drugshandel door tegen betaling 4,94 kilo MDMA af te leveren aan een ander. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Handel in harddrugs gaat vaak gepaard met overlast voor de samenleving en met vormen van zware criminaliteit waarbij geweld niet wordt geschuwd. Onschuldige burgers zijn hiervan getuige of soms zelf het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uitgangspunten voor de strafoplegging
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor de rechtspraak en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de ernst van de feiten kan in beginsel niet worden volstaan met een andere straf dan een forse (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 18 december 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in 2017 is veroordeeld voor het medeplegen van hennepteelt. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het rapport van de reclassering van 6 oktober 2023 en met de (positieve) ontwikkelingen daarna, zoals die door verdachte en zijn raadsvrouw naar voren zijn gebracht.
Strafoplegging
Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van acht maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden (bestaande uit een meldplicht, ambulante behandeling en het meewerken aan een dagbesteding, schuldhulpverlening en ambulante begeleiding) zullen aan de proeftijd worden verbonden. Daarnaast wordt aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren opgelegd.

9.Beslag

De officier van justitie heeft aangevoerd dat de inbeslaggenomen patroon moet worden onttrokken aan het verkeer. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
De rechtbank komt tot het volgende oordeel.
Onttrekking aan het verkeer
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een patroon (goednummer: 6367026), dat aan verdachte toebehoort, dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien dit voorwerp is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
en:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering:
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van zijn proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Ambulante behandeling:
Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra de proeftijd ingaat. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
Meewerken aan dagbesteding:
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
Meewerken aan schuldhulpverlening:
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
Ambulante begeleiding:
Veroordeelde werkt mee aan ambulante begeleiding vanuit [stichting] of een soortgelijke instelling.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. patroon (goednummer: 6367026).
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mr. M.A.E. Somsen en mr. P. Sloot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 januari 2024.