Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het vonnis van 2 februari 2022 (hierna: het eerste tussenvonnis),
- het vonnis van 6 juli 2022 (hierna: het tweede tussenvonnis),
- de akte van Dimpex van 3 augustus 2022,
- de akte van bewijslevering van Rituals van 7 september 2022,
- de beslissing van de rechtbank van 22 september 2022,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 oktober 2022,
- de akte uitlating van Rituals van 19 oktober 2022, met producties,
- de beslissing van de rechtbank van 7 november 2022,
- het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor van 7 februari 2023,
- het vonnis in incident van 22 februari 2023,
- het deskundigenrapport van 29 maart 2023,
- het proces-verbaal van voortzetting getuigenverhoor van 4 juli 2023,
- de conclusie na bewijslevering van Rituals van 16 augustus 2023, met producties,
- de antwoordconclusie na enquete van Dimpex van 13 september 2023, met één productie,
- de akte uitlating productie van Rituals van 4 oktober 2023.
2.De tussenvonnissen en de bewijslevering
9.Onderzoeksbevindingen
10 Interpretatie van de onderzoeksbevindingen
11.Conclusies
waarschijnlijkerwanneer hypothese H2 juist is dan wanneer hypothese H1 juist is.
wanneer de betwiste handtekening en de betwiste parafen vervalsingen zijn van de handtekening van [naam 2]dan wanneer het om een authentieke handtekening en parafen gaat.
posts, advertenties en acties op Facebook en zij hadden deze dingen onder hun beheer.
3.De standpunten van partijen na de bewijslevering
4.De verdere beoordeling
Rituals is niet geslaagd in de bewijsopdracht
- Dimpex heeft in haar conclusie van antwoord niet ontkend dat [naam 1] de vaststellingsovereenkomst heeft ondertekend en meegenomen. Pas tijdens de mondelinge behandeling is namens Dimpex (bij monde van [naam 1] ) voor het eerst het standpunt ingenomen dat [naam 1] zijn handtekening onder de vaststellingsovereenkomst niet heeft gezet. Het relatief late moment van die ontkenning doet afbreuk aan de geloofwaardigheid daarvan.
- Daarnaast kent de rechtbank op dit punt meer waarde toe aan de consistente en met elkaar overeenstemmende schriftelijke verklaringen van [naam 7] , [naam 6] en [naam 10] . [naam 7] heeft verklaard dat [naam 1] in haar bijzijn op 3 oktober 2019 zijn handtekening heeft gezet onder de vaststellingsovereenkomst. [naam 6] heeft verklaard dat toen hij de vaststellingsovereenkomst ondertekende, de handtekening van [naam 1] daar al onder stond. [naam 10] heeft verklaard dat zij samen met [naam 7] in de ochtend van 4 oktober 2019 twee exemplaren van de vaststellingsovereenkomst heeft meegegeven aan [naam 1] . Die verklaringen stroken ook met de inhoud van het door Rituals overgelegde e-mailverkeer op 3 en 4 oktober 2019.
- Het door [naam 1] en [naam 6] ondertekende exemplaar van de vaststellingsovereenkomst is op 4 oktober 2019 per e-mail (ook) aan [naam 1] gestuurd (zie 2.7 van het eerste tussenvonnis). De ontkenning in de getuigenverklaring van [naam 1] van de ontvangst van die e-mail is ongeloofwaardig en staat haaks op wat [naam 1] eerder tijdens de mondelinge behandeling had verklaard, namelijk dat [naam 8] hem had geschreven dat overeenstemming was bereikt. De rechtbank gaat er dus vanuit dat [naam 1] de e-mail van 4 oktober 2019 heeft ontvangen, waarbij de ook door hem ondertekende vaststellingsovereenkomst was gevoegd. Als [naam 1] die overeenkomst niet zou hebben ondertekend, had het voor de hand gelegen dat hij daar (per omgaande) iets over zou hebben gezegd. Dat heeft hij niet gedaan.