ECLI:NL:RBAMS:2024:955

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
AMS 22/6117
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling handhavingsverzoek om geluidsoverlast door Paradiso

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 26 februari 2024, wordt het beroep van omwonenden van Paradiso tegen de afwijzing van hun handhavend verzoek behandeld. De eisers, vertegenwoordigd door mr. A.I. Tsheichvili, hebben de gemeente Amsterdam verzocht om op te treden tegen geluidsoverlast en overschrijding van geluidsnormen door Paradiso. Het college van burgemeester en wethouders heeft het verzoek afgewezen, wat leidde tot deze rechtszaak. De rechtbank oordeelt dat het college onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de geluidsnormen voor één woning, en dat er een nieuw onderzoek naar muziekgeluid moet worden uitgevoerd. De burgemeester heeft echter terecht afgezien van handhavend optreden met betrekking tot andere geluidsoverlast, door toepassing van de coulanceregeling in het handhavingsbeleid. De rechtbank vernietigt het besluit van het college en draagt hen op om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de uitspraak in acht moet worden genomen. De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van de burgemeester ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/6117

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] , allen uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. A.I. Tsheichvili),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (het college) en

de burgemeester van Amsterdam (de burgemeester), verweerders
(gemachtigde: mr. A.H.M. Buijs).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Stichting Paradiso Amsterdam (Paradiso)te Amsterdam.
(gemachtigde: mr. J.C. Ellerman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek om handhavend op te treden tegen de overschrijding van geluidsnormen en overig lawaai door Paradiso.
2. Verweerders hebben op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Paradiso heeft ook schriftelijk gereageerd.
3. De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2023 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers, mr. J. Sinnige en [naam 1] (Nederlandse Stichting Geluidshinder). Namens verweerders hebben deelgenomen: de gemachtigde van verweerders, [naam 2] (gebiedscoördinator centrum Oost),
[naam 3] (adviseur Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied) en [naam 4] (geluidsspecialist Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied). Namens Paradiso hebben deelgenomen: de gemachtigde van Paradiso, [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] .
4. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en partijen de gelegenheid gegeven te reageren op het na de sluiting van het onderzoek door eisers overgelegde formulier proceskosten. Daarna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van de besluiten

5. Op 10 april 2019 hebben eisers het college verzocht om handhavend op te treden tegen de overschrijding van de geluidsnormen door Paradiso en een einde te maken aan de voortdurende geluidsoverlast die zij ondervinden van Paradiso. Volgens eisers blijkt uit het akoestisch onderzoek [1] dat de geluidsoverlast door muziek en het laden en lossen de wettelijke normen ter plekke van eisers woningen ver overschrijdt. Ook het stemgeluid door bezoekers van Paradiso gaat alle perken te buiten, aldus eisers.
5.1.
Met het besluit van 25 juli 2019 heeft het college – na een voornemen van 10 juli 2019 – het handhavingsverzoek afgewezen. Volgens het college kan de vraag of sprake is van een overtreding niet (alleen) op basis van het akoestische rapport van 14 september 2018 worden bepaald. Tijdens handhavingscontroles moet proefondervindelijk worden vastgesteld of de muziek in de praktijk herkenbaar is. Bovendien zijn na de metingen die ten grondslag liggen aan het rapport maatregelen getroffen, waardoor bij de woningen andere geluidniveaus kunnen optreden. Het college heeft daarom meerdere controles laten uitvoeren door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (de Omgevingsdienst) en door gebruiksinspecteurs van de gemeente Amsterdam. De controles waren gericht op muziekgeluid, geluid van laden en lossen en (stem)geluid van bezoekers.
5.2.
Wat betreft het muziekgeluid zijn in de nachten van 14 op 15 juni 2019 en
29 op 30 juni 2019 controles en metingen uitgevoerd door de Omgevingsdienst. De resultaten van deze controles en metingen zijn vastgelegd in een rapport van 24 juli 2019. De waarnemingen en metingen zijn uitgevoerd nabij de gevels van de meest belaste woningen aan het Max Euweplein en nabij de maatgevende woningen van eisers. Vanwege het hoge niveau van het omgevingslawaai was het onmogelijk om de door de muziek in de grote zaal van Paradiso veroorzaakte geluidbelasting direct bij de omliggende woningen te meten. Om deze geluidbelasting alsnog te kunnen bepalen moesten andere, voor deze geluidssituatie geschikte (indirecte) methoden uit de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999 (de Handleiding) toegepast worden. Volgens deze methoden wordt de geluidbelasting bepaald door middel van geluidsmetingen in combinatie met aanvullende akoestische berekeningen. Bij de woningen van eisers zijn vervolgens geen overschrijdingen van de normen uit het Activiteitenbesluit Milieubeheer (het Activiteitenbesluit) geconstateerd. Bij de woningen aan het Max Euweplein werd een overschrijding van de nachtnorm van 40 dB(A) met 8 dB(A) waargenomen in de nacht van 14 op 15 juni 2019 en een overschrijding van 17 dB(A) in de nacht van 29 op 30 juni 2019. Gezien de ingrijpende gevolgen in geval van handhaving, terwijl sprake is van een al vrij luidruchtige omgeving waarin het geluid van Paradiso bij de woningen in ruime mate gemaskeerd wordt, is het college van mening dat handhaving van de geluidsnormen onevenredig zou zijn gezien het ingezette traject om de problematiek structureel op te lossen. Daarom is besloten om af te zien van handhavend optreden, aldus het college.
5.3.
Wat betreft het laden en lossen werd volgens het college alleen in de nacht van
14 op 15 juni 2019 enkele keren een overschrijding van de nachtnorm van 60 dB(A) vastgesteld van 1 tot 4 dB(A) bij de woning [adres] (de woning van [eiser 1] ). Deze piekgeluiden waren echter lager dan de overheersende piekgeluiden van trams, auto’s, scooters/motoren en van stemgeluid van voetgangers en fietsers. De in de wijde omgeving van de woning [adres] gemeten piekniveaus van het omgevingslawaai varieerden namelijk van 62 tot 82 dB(A). Het college ziet af van handhavend optreden, gelet op het hoge niveau van het omgevingsgeluid en omdat Paradiso heeft aangegeven zo spoedig mogelijk maatregelen te treffen om herhaling van de overtreding te voorkomen en hiermee ook al is gestart. Er wordt onder andere een overkapping gerealiseerd.
5.4.
Wat betreft het (stem)geluid van bezoekers zijn in de nachten van 11 op 12 mei,
6 op 7 juni, 8 juni, 27 op 28 juni en 12 op 13 juli 2019 controles uitgevoerd door gebruiksinspecteurs van de gemeente en medewerkers van de Omgevingsdienst. Alleen in de nacht van 6 op 7 juni 2019 werd een overtreding van de zorgplicht als bedoeld in artikel 3.16, derde lid, van de APV [2] geconstateerd vanwege luidruchtige bezoekers. Conform de Handhavingsstrategie [3] is de coulanceregeling toegepast en is aan Paradiso op 25 juli 2019 een coulancebrief gestuurd. De coulanceregeling houdt in dat enkel een aantekening in het dossier van Paradiso wordt gemaakt. Ook op dit punt wordt het handhavingsverzoek van eisers daarom afgewezen.
6. Met afzonderlijke besluiten van 10 november 2022 hebben het college (het bestreden besluit 1) en de burgemeester (het bestreden besluit 2) op de bezwaren van eisers beslist en de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand gelaten. Gedurende de bezwaarfase zijn op 1 en 9 februari, van 6 op 7 maart 2020, van 12 op 13 maart en van
30 april op 1 mei 2022 nog controles uitgevoerd door gebruiksinspecteurs van de gemeente en medewerkers van de Omgevingsdienst. Tijdens deze controles werden geen overtredingen geconstateerd. Wel is in de bestreden besluiten een bevoegdheidsgebrek hersteld. Zo is het primaire besluit slechts door het college ondertekend, terwijl de bevoegdheid om af te zien van handhavend optreden tegen een overtreding van
artikel 3.16, derde lid, van de APV bij de burgemeester ligt.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt of verweerders op goede gronden het handhavingsverzoek van eisers hebben afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
8. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit 1 onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit 1 is daarom gegrond. Het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit 2 is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Gelet op de Invoeringswet Omgevingswet blijft op dit verzoek om handhaving het oude recht van toepassing.
10. De voor deze zaak van belang zijnde regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Het beroep tegen het bestreden besluit 1 (het college-besluit)
11. De rechtbank stelt vast dat de resultaten van de door de Omgevingsdienst verrichte metingen, vastgelegd in het rapport van 24 juli 2019, niet worden betwist. Tijdens deze metingen zijn voor muziekgeluid geen overtredingen bij de woningen van eisers vastgesteld. Wat betreft laden en lossen is de nachtnorm van 60 dB(A) bij meetpunt 4 [4] enkele malen overschreden met ten hoogste 4 dB(A). Volgens het college mocht hij van handhaving afzien, vanwege de geringe aard en ernst van de overtreding en het zicht op legalisatie door maatregelen van Paradiso ter voorkoming van overtreding.
12. Eisers voeren – samengevat – aan dat de uitgevoerde controles onrepresentatief en onvolledig zijn. Zo is door eisers op zitting gesteld dat er voor muziekgeluid niet ter hoogte van de gevel van de woning van [eiser 1] is gemeten. Verder staat vast dat er wat betreft muziekgeluid bij de woningen aan het Max Euweplein overtredingen zijn geconstateerd van de geluidsnorm uit het Activiteitenbesluit. Het college was gehouden om tegen die overtredingen handhavend op te treden. Ook wat betreft het laden en lossen staat vast dat sprake is van een overtreding en had het college niet mogen afzien van handhavend optreden, aldus eisers.
13. Volgens het college zijn de metingen representatief en volledig. Ter zitting is door de geluidsexpert van de Omgevingsdienst naar voren gebracht dat de meting bij de woning van [eiser 1] buiten haar perceel op een statief op vijf meter hoogte plaatsvond, omdat de focus bij dat meetpunt lag op de optredende piekgeluiden van het laden en lossen van apparatuur en omdat [eiser 1] geen toestemming gaf voor het meten bij haar woning. Als de meting gericht was op muziekgeluid in plaats van laden en lossen, was een andere strategie toegepast. De geluidsexpert van de Omgevingsdienst heeft zelf wel geluisterd naar herkenbaar muziekgeluid, maar daar was vanaf zijn positie geen sprake van. Ook is het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de gevel van de woning van [eiser 1] , net als bij de andere woningen, met behulp van berekeningen bepaald.
14. Anders dan eisers hebben aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat de gemeten overschrijding van de geluidsnormen voor muziekgeluid en laden en lossen bij de woningen aan het Max Euweplein niet kan leiden tot de conclusie dat het college niet van handhavend optreden kon afzien. Van belang daarbij is dat de bewoners van die woningen geen verzoek tot handhaving hebben gedaan en ook geen bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van 25 juli 2019. Eisers kunnen in dit geval dus niet opkomen voor belangen van degenen ten aanzien van wie een overtreding is geconstateerd maar die geen actie ondernemen. Anders gezegd: eisers kunnen alleen opkomen tegen de overschrijding van de geluidsnormen ten aanzien van hun woningen.
15. De rechtbank overweegt dat het bestuursorgaan op basis van artikel 3:2 van de Awb [5] zal moeten nagaan wat de relevante feiten zijn voor het nemen van een besluit om een zorgvuldig voorbereid besluit te kunnen nemen. In het kader van een verzoek om handhavend op te treden zal het bestuursorgaan in ieder geval moeten onderzoeken of er sprake is van een overtreding. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 1 juli 2020 [6] is overwogen dat hoewel niet in elke zaak van een bestuursorgaan wordt verwacht dat het naar aanleiding van een handhavingsverzoek elke dag controleert, het wel vereist is dat het aantal controles representatief is en dat de wijze van toezichthouden die door een bestuursorgaan wordt gekozen, deugdelijk is.
16. Eisers hebben een rapport van de Nederlandse Stichting Geluidhinder (NSG) van 23 november 2023 ingebracht. De rechtbank is van oordeel dat dit rapport geen onderbouwing vormt voor het bestaan van (meer of verdergaande) overtredingen aan de zijde van Paradiso. Ten eerste omdat de metingen zijn verricht in de periode van
12 tot en met 28 februari 2023. Van belang is dat het verzoek tot handhaving is gedaan op 10 april 2019 en het bestreden besluit van 10 november 2022 is. De toetsing van de rechtbank gaat over die periode. Eisers kunnen natuurlijk wel een nieuw verzoek om handhaving doen indien zij vinden dat het rapport van NSG bevestigt dat er sprake is van een overtreding van de geluidsnormen in 2023. Ten tweede is van belang dat het rapport van de NSG twaalf figuren, zijnde de gemeten geluidsniveaus, in die periode van
12 tot en met 28 februari 2023 bevat. Van de twaalf figuren zijn er 3 die geluid door stemmen meten. Nog afgezien van de vraag of vastgesteld kan worden of dit stemgeluid van bezoekers van Paradiso is, is van belang dat het voorschrift dat ziet op bezoekers, te weten artikel 3.16, derde lid, van de APV, geen normering van geluid bevat. Er zijn daarnaast 6 figuren die stemgeluid en muziek meten, zonder dat wordt uitgesplitst welk geluid aan welke bron kan worden toegeschreven. Er resteren dan 3 figuren die zien op muziek (2) en laden en lossen (1). Ten slotte is van belang dat in het rapport van NSG het equivalent geluidsniveau is gemeten. Voor muziek en laden en lossen is op basis van de geluidsnormering in het Activiteitenbesluit milieubeheer van belang het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax. Ter zitting is toegelicht dat het equivalent geluidsniveau een basisgegeven is waarop een aantal correcties en aanpassingen dient plaats te vinden teneinde tot het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax te kunnen komen.
17. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college voldoende zorgvuldig onderzocht of in de periode van 10 april 2019 tot 10 november 2022 bij de woningen aan de [adres] ( [eiser 3] ) en het [adres] ( [eiser 2] ) sprake was van (een) overtreding(en) van de normen voor muziekgeluid en laden en lossen. Er hebben twee uitgebreide geluidsmetingen plaatsgevonden door de Omgevingsdienst op avonden waarbij in de grote zaal van Paradiso in de nachtprogrammering techno- of dancemuziek werd gedraaid. Over deze programmering hebben eisers de meeste klachten geuit. Naast de geluidsmetingen zijn er ook nog meerdere controles uitgevoerd. Dat de metingen wat betreft de verzoeken van [eiser 3] en [eiser 2] niet representatief of onvolledig zijn, volgt de rechtbank daarom niet. Het college heeft op basis van de uitkomsten van de metingen voldoende gemotiveerd dat er in de in geding zijnde periode bij de woningen van [eiser 3] en [eiser 2] geen sprake was van een overtreding van de op grond van het Activiteitenbesluit geldende normen voor muziekgeluid en laden en lossen.
18. Wat betreft het onderzoek naar muziekgeluid nabij de woning van [eiser 1] oordeelt de rechtbank dat sprake is van ondeugdelijk onderzoek. [eiser 1] heeft op de zitting expliciet betwist dat zij geen toestemming heeft gegeven voor het verrichten van een meting bij haar woning. Volgens [eiser 1] is haar zelfs nooit om toestemming gevraagd. De rechtbank stelt vast dat in het dossier geen stukken zitten die er op duiden dat [eiser 1] om toestemming is gevraagd voor het verrichten van een meting bij haar woning. In het rapport van de Omgevingsdienst staat enkel dat [eiser 3] geen toestemming heeft gegeven voor een meetpunt bij haar woning. Verder overweegt de rechtbank dat meetpunt 4 nabij de woning van [eiser 1] kennelijk met name gericht was op geluid van laden en lossen, terwijl eisers een gezamenlijk handhavingsverzoek hebben ingediend. Uit dit handhavingsverzoek komt ondubbelzinnig naar voren dat het eisers te doen is om de ervaren geluidsoverlast door muziek, laden en lossen en stemgeluid. Dit geldt dus ook voor [eiser 1] . Weliswaar heeft de geluidsexpert van de Omgevingsdienst bij meetpunt 4 zelf ook geluisterd of sprake was van kenbaar muziekgeluid en was daarvan volgens hem geen sprake, maar dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vast te kunnen stellen dat bij de woning van [eiser 1] geen overtreding plaatsvond ten aanzien van muziekgeluid. Door de geluidsexpert van de Omgevingsdienst is op zitting namelijk toegelicht dat als de meting gericht was op muziekgeluid in plaats van laden en lossen, een andere strategie was toegepast. Daar komt bij dat uit het dossier ook naar voren komt dat het dak van de grote zaal het belangrijkste aandeel heeft in het naar de omgeving uitgestraalde geluid. Het dak heeft de slechtste isolatie en is met het grote oppervlak vooral op grotere hoogtes een bepalende bron. Naar het oordeel van de rechtbank valt daarom op voorhand niet uit te sluiten dat een waarneming en meting op een hoogte van 15 meter – ter hoogte van de woning van [eiser 1] – tot de vaststelling van een ander geluidsniveau leidt, bijvoorbeeld omdat op die hoogte sprake is van herkenbaar muziekgeluid. Gelet op het voorgaande mocht het college er op basis van het verrichte onderzoek niet van uitgaan dat ten aanzien van [eiser 1] geen sprake was van een overtreding. Het college zal daarom een nieuw geluidsonderzoek naar geluid door muziek bij [eiser 1] moeten uitvoeren.
19. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit 1 in strijd met artikel 3:2 van de Awb voorbereid. Het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit 1 is daarom gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit 1 daarom vernietigen en het college opdragen opnieuw een geluidsmeting uit te (laten) voeren in de woning en op de gevel van de woning van [eiser 1] . Deze meting moet gericht zijn op muziekgeluid. Hierbij zal het college [eiser 1] eerst om toestemming moeten vragen om de meting bij en in haar woning uit te mogen voeren. Voorwaarde is wel dat [eiser 1] toestemming en gelegenheid geeft voor dat onderzoek. Indien het college door het ontbreken van toestemming van [eiser 1] geen metingen kan verrichten, kan het college op dat punt geen ondeugdelijk onderzoek (meer) worden tegengeworpen.
20. Omdat het bestreden besluit 1 wordt vernietigd, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of het college in redelijkheid kon afzien van handhavend optreden tegen de overtreding van de nachtnorm ten aanzien van laden en lossen. Dit kan in het kader van de evenredigheid namelijk niet los worden gezien van de constateringen over het muziekgeluid.

Het beroep tegen het bestreden besluit 2 (het burgemeestersbesluit)

21. De rechtbank wijst erop dat artikel 3.16, derde lid, van de APV geen geluidsnormering bevat maar een gedragsvoorschrift is voor de exploitant van een inrichting. Voorts stelt de rechtbank vast en tussen partijen is niet in geschil dat in de nacht van 6 op 7 juni 2019 een overtreding van de zorgplicht als bedoeld in artikel 3.16, derde lid, van de APV is geconstateerd. De burgemeester heeft van handhaving afgezien en conform zijn handhavingsbeleid de coulanceregeling toegepast.
21. Eisers voeren – samengevat – aan dat nog steeds sprake is van overtreding van artikel 3.16, derde lid, van de APV. Eisers wijzen op de in beroep overgelegde video’s van 26 januari 2020 en 18 augustus 2023. Bovendien wordt een deel van de openbare ruimte door Paradiso ingenomen als eigen rokersruimte. Dit veroorzaakt veel overlast. De controle in de nacht van donderdag 6 op vrijdag 7 juni 2019 is bovendien niet representatief, omdat in het weekend veel meer overlast wordt ervaren.
23. De rechtbank overweegt dat de verplichting om handhavend op te treden behoudens bijzondere omstandigheden onverlet laat dat het bestuursorgaan, ingeval het in dat kader redelijk te achten beleid voert, zich in beginsel aan dit beleid dient te houden. [7]
Het handhavingsbeleid van de burgemeester schrijft voor dat eerst de coulanceregeling wordt toegepast. Gesteld noch gebleken is dat dit handhavingsbeleid onredelijk is.
24. Dat de controle van 6 op 7 juni 2019 niet representatief zou zijn volgt de rechtbank niet. Juist tijdens deze controle is een overtreding geconstateerd. Verder zijn in de nachten van zaterdag 11 op zondag 12 mei 2019, donderdag 6 op vrijdag 7 juni 2019,
vrijdag 28 juni 2019, vrijdag 12 op 13 juli 2019, zaterdag 1 februari 2020, zondag 9 februari 2020 en vrijdag 6 op zaterdag 7 maart 2020 controles uitgevoerd door gebruiksinspecteurs van de gemeente en/of medewerkers van de Omgevingsdienst. Tijdens deze controles, die dus met name in het weekend plaatsvonden, zijn geen overtredingen geconstateerd.
25. Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester in redelijkheid van handhaving kunnen afzien door toepassing van de coulanceregeling. De door eisers overgelegde videofragmenten van 26 januari 2020 en 18 augustus 2023 veranderen dit oordeel niet. In de video van 26 januari 2020 is niet duidelijk of het gaat om bezoekers die afkomstig zijn van Paradiso. De video van 18 augustus 2023 is van na het bestreden besluit 2 en kan daarom niet worden betrokken bij deze procedure.
26. De rechtbank zal het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit 2 ongegrond verklaren.

Conclusie en gevolgen

27. Het beroep is gegrond voor zover gericht tegen het bestreden besluit 1, omdat dat besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is voorbereid. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit 1. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit 1 in stand te laten, zelf een beslissing te nemen of een bestuurlijke lus toe te passen, omdat het college nader onderzoek dient te verrichten en de uitkomst van de te maken bestuurlijke heroverweging ongewis is. De rechtbank bepaalt daarom dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor een termijn van tien weken.
27. Het beroep is ongegrond voor zover gericht tegen het bestreden besluit 2.
29. Omdat het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit 1 gegrond is, moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen eisers een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft gronden van beroep ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding voor rechtsbijstand bedraagt dan in totaal € 1.750,-. Verder heeft verweerder niet betwist de volgende kosten te vergoeden: € 25,- aan reiskosten en € 196,52 aan verletkosten.
30. Ten aanzien van de ingeschakelde deskundige komen alleen de kosten voor het voorbereiden en het bijwonen van de zitting voor vergoeding in aanmerking (volgens opgave 6 uren, € 75,- per uur) ter hoogte van € 450, -. De kosten voor het opstellen van het rapport van 23 november 2023 komen niet voor vergoeding in aanmerking vanwege de redenen hiervoor genoemd (metingen na het bestreden besluit; metingen die niet aan relevante bronnen zijn toegeschreven; metingen die niet conform het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn). De reiskosten van een deskundige komen op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht niet voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit 1 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit 1 en draagt het college op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit 2 ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.421,52 aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, voorzitter, en mr. G.W.J. Harten en mr. C.J. van Niejenhuis - Baijens, leden, in aanwezigheid van mr. I.N. van Soest, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Activiteitenbesluit milieubeheer
Artikel 2.17
1. Voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:
a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden;
Tabel 2.17a
07:00–19:00 uur
19:00–23:00 uur
23:00–07:00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen
50 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
35 dB(A)
30 dB(A)
25 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
(…)
Algemene plaatselijke verordening
Artikel 3.16 Verplichtingen van de exploitant en de leidinggevende
(…)
3. De exploitant en de leidinggevende doen wat nodig is voor een goede gang van zaken in het horecabedrijf en in de directe omgeving daarvan.

Voetnoten

1.Akoestisch onderzoek M+P raadgevende ingenieurs van 14 september 2018.
2.Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam.
3.De Handhavingsstrategie Horeca en slijterijen (inclusief winkels Drank- en Horecawet), Amsterdam 2013.
4.Nabij de woning van eiseres [eiser 1] .
5.Algemene wet bestuursrecht.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2944.