Beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank beoordeelt of verweerders op goede gronden het handhavingsverzoek van eisers hebben afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
8. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit 1 onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit 1 is daarom gegrond. Het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit 2 is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Gelet op de Invoeringswet Omgevingswet blijft op dit verzoek om handhaving het oude recht van toepassing.
10. De voor deze zaak van belang zijnde regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Het beroep tegen het bestreden besluit 1 (het college-besluit)
11. De rechtbank stelt vast dat de resultaten van de door de Omgevingsdienst verrichte metingen, vastgelegd in het rapport van 24 juli 2019, niet worden betwist. Tijdens deze metingen zijn voor muziekgeluid geen overtredingen bij de woningen van eisers vastgesteld. Wat betreft laden en lossen is de nachtnorm van 60 dB(A) bij meetpunt 4enkele malen overschreden met ten hoogste 4 dB(A). Volgens het college mocht hij van handhaving afzien, vanwege de geringe aard en ernst van de overtreding en het zicht op legalisatie door maatregelen van Paradiso ter voorkoming van overtreding.
12. Eisers voeren – samengevat – aan dat de uitgevoerde controles onrepresentatief en onvolledig zijn. Zo is door eisers op zitting gesteld dat er voor muziekgeluid niet ter hoogte van de gevel van de woning van [eiser 1] is gemeten. Verder staat vast dat er wat betreft muziekgeluid bij de woningen aan het Max Euweplein overtredingen zijn geconstateerd van de geluidsnorm uit het Activiteitenbesluit. Het college was gehouden om tegen die overtredingen handhavend op te treden. Ook wat betreft het laden en lossen staat vast dat sprake is van een overtreding en had het college niet mogen afzien van handhavend optreden, aldus eisers.
13. Volgens het college zijn de metingen representatief en volledig. Ter zitting is door de geluidsexpert van de Omgevingsdienst naar voren gebracht dat de meting bij de woning van [eiser 1] buiten haar perceel op een statief op vijf meter hoogte plaatsvond, omdat de focus bij dat meetpunt lag op de optredende piekgeluiden van het laden en lossen van apparatuur en omdat [eiser 1] geen toestemming gaf voor het meten bij haar woning. Als de meting gericht was op muziekgeluid in plaats van laden en lossen, was een andere strategie toegepast. De geluidsexpert van de Omgevingsdienst heeft zelf wel geluisterd naar herkenbaar muziekgeluid, maar daar was vanaf zijn positie geen sprake van. Ook is het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de gevel van de woning van [eiser 1] , net als bij de andere woningen, met behulp van berekeningen bepaald.
14. Anders dan eisers hebben aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat de gemeten overschrijding van de geluidsnormen voor muziekgeluid en laden en lossen bij de woningen aan het Max Euweplein niet kan leiden tot de conclusie dat het college niet van handhavend optreden kon afzien. Van belang daarbij is dat de bewoners van die woningen geen verzoek tot handhaving hebben gedaan en ook geen bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van 25 juli 2019. Eisers kunnen in dit geval dus niet opkomen voor belangen van degenen ten aanzien van wie een overtreding is geconstateerd maar die geen actie ondernemen. Anders gezegd: eisers kunnen alleen opkomen tegen de overschrijding van de geluidsnormen ten aanzien van hun woningen.
15. De rechtbank overweegt dat het bestuursorgaan op basis van artikel 3:2 van de Awbzal moeten nagaan wat de relevante feiten zijn voor het nemen van een besluit om een zorgvuldig voorbereid besluit te kunnen nemen. In het kader van een verzoek om handhavend op te treden zal het bestuursorgaan in ieder geval moeten onderzoeken of er sprake is van een overtreding. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 1 juli 2020is overwogen dat hoewel niet in elke zaak van een bestuursorgaan wordt verwacht dat het naar aanleiding van een handhavingsverzoek elke dag controleert, het wel vereist is dat het aantal controles representatief is en dat de wijze van toezichthouden die door een bestuursorgaan wordt gekozen, deugdelijk is.
16. Eisers hebben een rapport van de Nederlandse Stichting Geluidhinder (NSG) van 23 november 2023 ingebracht. De rechtbank is van oordeel dat dit rapport geen onderbouwing vormt voor het bestaan van (meer of verdergaande) overtredingen aan de zijde van Paradiso. Ten eerste omdat de metingen zijn verricht in de periode van
12 tot en met 28 februari 2023. Van belang is dat het verzoek tot handhaving is gedaan op 10 april 2019 en het bestreden besluit van 10 november 2022 is. De toetsing van de rechtbank gaat over die periode. Eisers kunnen natuurlijk wel een nieuw verzoek om handhaving doen indien zij vinden dat het rapport van NSG bevestigt dat er sprake is van een overtreding van de geluidsnormen in 2023. Ten tweede is van belang dat het rapport van de NSG twaalf figuren, zijnde de gemeten geluidsniveaus, in die periode van
12 tot en met 28 februari 2023 bevat. Van de twaalf figuren zijn er 3 die geluid door stemmen meten. Nog afgezien van de vraag of vastgesteld kan worden of dit stemgeluid van bezoekers van Paradiso is, is van belang dat het voorschrift dat ziet op bezoekers, te weten artikel 3.16, derde lid, van de APV, geen normering van geluid bevat. Er zijn daarnaast 6 figuren die stemgeluid en muziek meten, zonder dat wordt uitgesplitst welk geluid aan welke bron kan worden toegeschreven. Er resteren dan 3 figuren die zien op muziek (2) en laden en lossen (1). Ten slotte is van belang dat in het rapport van NSG het equivalent geluidsniveau is gemeten. Voor muziek en laden en lossen is op basis van de geluidsnormering in het Activiteitenbesluit milieubeheer van belang het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax. Ter zitting is toegelicht dat het equivalent geluidsniveau een basisgegeven is waarop een aantal correcties en aanpassingen dient plaats te vinden teneinde tot het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax te kunnen komen.
17. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college voldoende zorgvuldig onderzocht of in de periode van 10 april 2019 tot 10 november 2022 bij de woningen aan de [adres] ( [eiser 3] ) en het [adres] ( [eiser 2] ) sprake was van (een) overtreding(en) van de normen voor muziekgeluid en laden en lossen. Er hebben twee uitgebreide geluidsmetingen plaatsgevonden door de Omgevingsdienst op avonden waarbij in de grote zaal van Paradiso in de nachtprogrammering techno- of dancemuziek werd gedraaid. Over deze programmering hebben eisers de meeste klachten geuit. Naast de geluidsmetingen zijn er ook nog meerdere controles uitgevoerd. Dat de metingen wat betreft de verzoeken van [eiser 3] en [eiser 2] niet representatief of onvolledig zijn, volgt de rechtbank daarom niet. Het college heeft op basis van de uitkomsten van de metingen voldoende gemotiveerd dat er in de in geding zijnde periode bij de woningen van [eiser 3] en [eiser 2] geen sprake was van een overtreding van de op grond van het Activiteitenbesluit geldende normen voor muziekgeluid en laden en lossen.
18. Wat betreft het onderzoek naar muziekgeluid nabij de woning van [eiser 1] oordeelt de rechtbank dat sprake is van ondeugdelijk onderzoek. [eiser 1] heeft op de zitting expliciet betwist dat zij geen toestemming heeft gegeven voor het verrichten van een meting bij haar woning. Volgens [eiser 1] is haar zelfs nooit om toestemming gevraagd. De rechtbank stelt vast dat in het dossier geen stukken zitten die er op duiden dat [eiser 1] om toestemming is gevraagd voor het verrichten van een meting bij haar woning. In het rapport van de Omgevingsdienst staat enkel dat [eiser 3] geen toestemming heeft gegeven voor een meetpunt bij haar woning. Verder overweegt de rechtbank dat meetpunt 4 nabij de woning van [eiser 1] kennelijk met name gericht was op geluid van laden en lossen, terwijl eisers een gezamenlijk handhavingsverzoek hebben ingediend. Uit dit handhavingsverzoek komt ondubbelzinnig naar voren dat het eisers te doen is om de ervaren geluidsoverlast door muziek, laden en lossen en stemgeluid. Dit geldt dus ook voor [eiser 1] . Weliswaar heeft de geluidsexpert van de Omgevingsdienst bij meetpunt 4 zelf ook geluisterd of sprake was van kenbaar muziekgeluid en was daarvan volgens hem geen sprake, maar dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vast te kunnen stellen dat bij de woning van [eiser 1] geen overtreding plaatsvond ten aanzien van muziekgeluid. Door de geluidsexpert van de Omgevingsdienst is op zitting namelijk toegelicht dat als de meting gericht was op muziekgeluid in plaats van laden en lossen, een andere strategie was toegepast. Daar komt bij dat uit het dossier ook naar voren komt dat het dak van de grote zaal het belangrijkste aandeel heeft in het naar de omgeving uitgestraalde geluid. Het dak heeft de slechtste isolatie en is met het grote oppervlak vooral op grotere hoogtes een bepalende bron. Naar het oordeel van de rechtbank valt daarom op voorhand niet uit te sluiten dat een waarneming en meting op een hoogte van 15 meter – ter hoogte van de woning van [eiser 1] – tot de vaststelling van een ander geluidsniveau leidt, bijvoorbeeld omdat op die hoogte sprake is van herkenbaar muziekgeluid. Gelet op het voorgaande mocht het college er op basis van het verrichte onderzoek niet van uitgaan dat ten aanzien van [eiser 1] geen sprake was van een overtreding. Het college zal daarom een nieuw geluidsonderzoek naar geluid door muziek bij [eiser 1] moeten uitvoeren.
19. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit 1 in strijd met artikel 3:2 van de Awb voorbereid. Het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit 1 is daarom gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit 1 daarom vernietigen en het college opdragen opnieuw een geluidsmeting uit te (laten) voeren in de woning en op de gevel van de woning van [eiser 1] . Deze meting moet gericht zijn op muziekgeluid. Hierbij zal het college [eiser 1] eerst om toestemming moeten vragen om de meting bij en in haar woning uit te mogen voeren. Voorwaarde is wel dat [eiser 1] toestemming en gelegenheid geeft voor dat onderzoek. Indien het college door het ontbreken van toestemming van [eiser 1] geen metingen kan verrichten, kan het college op dat punt geen ondeugdelijk onderzoek (meer) worden tegengeworpen.
20. Omdat het bestreden besluit 1 wordt vernietigd, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of het college in redelijkheid kon afzien van handhavend optreden tegen de overtreding van de nachtnorm ten aanzien van laden en lossen. Dit kan in het kader van de evenredigheid namelijk niet los worden gezien van de constateringen over het muziekgeluid.
Het beroep tegen het bestreden besluit 2 (het burgemeestersbesluit)
21. De rechtbank wijst erop dat artikel 3.16, derde lid, van de APV geen geluidsnormering bevat maar een gedragsvoorschrift is voor de exploitant van een inrichting. Voorts stelt de rechtbank vast en tussen partijen is niet in geschil dat in de nacht van 6 op 7 juni 2019 een overtreding van de zorgplicht als bedoeld in artikel 3.16, derde lid, van de APV is geconstateerd. De burgemeester heeft van handhaving afgezien en conform zijn handhavingsbeleid de coulanceregeling toegepast.
21. Eisers voeren – samengevat – aan dat nog steeds sprake is van overtreding van artikel 3.16, derde lid, van de APV. Eisers wijzen op de in beroep overgelegde video’s van 26 januari 2020 en 18 augustus 2023. Bovendien wordt een deel van de openbare ruimte door Paradiso ingenomen als eigen rokersruimte. Dit veroorzaakt veel overlast. De controle in de nacht van donderdag 6 op vrijdag 7 juni 2019 is bovendien niet representatief, omdat in het weekend veel meer overlast wordt ervaren.
23. De rechtbank overweegt dat de verplichting om handhavend op te treden behoudens bijzondere omstandigheden onverlet laat dat het bestuursorgaan, ingeval het in dat kader redelijk te achten beleid voert, zich in beginsel aan dit beleid dient te houden.
Het handhavingsbeleid van de burgemeester schrijft voor dat eerst de coulanceregeling wordt toegepast. Gesteld noch gebleken is dat dit handhavingsbeleid onredelijk is.
24. Dat de controle van 6 op 7 juni 2019 niet representatief zou zijn volgt de rechtbank niet. Juist tijdens deze controle is een overtreding geconstateerd. Verder zijn in de nachten van zaterdag 11 op zondag 12 mei 2019, donderdag 6 op vrijdag 7 juni 2019,
vrijdag 28 juni 2019, vrijdag 12 op 13 juli 2019, zaterdag 1 februari 2020, zondag 9 februari 2020 en vrijdag 6 op zaterdag 7 maart 2020 controles uitgevoerd door gebruiksinspecteurs van de gemeente en/of medewerkers van de Omgevingsdienst. Tijdens deze controles, die dus met name in het weekend plaatsvonden, zijn geen overtredingen geconstateerd.
25. Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester in redelijkheid van handhaving kunnen afzien door toepassing van de coulanceregeling. De door eisers overgelegde videofragmenten van 26 januari 2020 en 18 augustus 2023 veranderen dit oordeel niet. In de video van 26 januari 2020 is niet duidelijk of het gaat om bezoekers die afkomstig zijn van Paradiso. De video van 18 augustus 2023 is van na het bestreden besluit 2 en kan daarom niet worden betrokken bij deze procedure.
26. De rechtbank zal het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit 2 ongegrond verklaren.