ECLI:NL:RBAMS:2024:950

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
10761298 EA VERZ 23-1035
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van doktersassistente wegens vergelijkbare werkzaamheden bij andere praktijk tijdens ziekte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster, aangeduid als [verzoeker], en haar werkgever, aangeduid als [verweerder]. [Verzoeker] had op 13 november 2023 een verzoekschrift ingediend tot vernietiging van haar ontslag op staande voet, dat haar op 15 september 2023 was opgelegd. De werkgever had op zijn beurt een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend, voor het geval deze nog bestond. De zaak werd behandeld in een mondelinge zitting op 5 februari 2024, waar beide partijen hun standpunten naar voren brachten.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [verzoeker] was sinds 1 november 2008 in dienst als doktersassistente bij [verweerder] en had zich op 25 mei 2023 ziek gemeld vanwege nek- en schouderklachten. Ondanks haar ziekte bleek zij echter vergelijkbare werkzaamheden te verrichten bij een andere huisartsenpraktijk, zonder dit aan haar werkgever te melden. De kantonrechter oordeelde dat dit gedrag een dringende reden vormde voor ontslag op staande voet, omdat [verzoeker] haar plichten als werknemer had veronachtzaamd. De rechter benadrukte dat een werknemer die aan het re-integreren is, verplicht is om melding te maken van vergelijkbare werkzaamheden elders.

De kantonrechter concludeerde dat het ontslag rechtsgeldig was en dat [verzoeker] de gefixeerde schadevergoeding van € 1.459,36 aan [verweerder] moest betalen, evenals de proceskosten. De verzoeken van [verzoeker] werden afgewezen, en de rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. Deze uitspraak benadrukt de verplichtingen van werknemers tijdens ziekte en de gevolgen van het niet naleven daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10761298 EA VERZ 23-1035 en
10798660 EA VERZ 23-1158
beschikking van: 19 februari 2024
func.: 8622

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoeker]

wonende te [woonplaats]
werkneemster
nader te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. G. Akaröz
t e g e n

[verweerder]

gevestigd te [vestigingsplaats]
werkgever
nader te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. B. Cornelissen

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoeker] heeft op 13 november 2023 een verzoekschrift met bijlagen ingediend, dat strekt tot vernietiging van het haar gegeven ontslag op staande voet. [verweerder] heeft op 23 oktober 2023 een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] ingediend, voor het geval deze overeenkomst nog bestaat. Daarbij zijn ook zelfstandige nevenverzoeken gedaan. Ook bij dat verzoek zijn bijlagen gevoegd.
[verzoeker] heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend in de zaak die door [verweerder] aanhangig is gemaakt. In die zaak is vervolgens een mondelinge behandeling bepaald op
5 februari 2024. Tijdens die mondelinge behandeling is de kantonrechter gebleken dat tussen partijen een tweede zaak liep over hetzelfde onderwerp. Met instemming van partijen zijn beide zaken vervolgens tegelijkertijd behandeld, na een onderbreking van de zitting.
De mondelinge behandeling heeft dus plaats gevonden op 5 februari 2024. Voorafgaand daaraan heeft [verweerder] nog nadere stukken in het geding gebracht. [verweerder] was aanwezig met mevrouw [naam] (verder: [naam] ) en de gemachtigde. [verzoeker] was niet aanwezig, wel werd zij vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De aanwezigen hebben vragen beantwoord en de gemachtigden hebben aan de hand van aantekeningen het woord gevoerd. Na verder debat is beschikking gevraagd en vervolgens is een datum voor beschikking bepaald.

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1980, is op 1 november 2008 in dienst getreden bij [verweerder] in de functie van doktersassistente. De arbeidsomvang bedroeg laatstelijk 16 uren per week.
1.2.
Met ingang van 25 mei 2023 heeft [verzoeker] zich ziek gemeld. Er was sprake van nek- en schouderklachten.
1.3.
In de probleemanalyse van 3 juli 2023 schreef de bedrijfsarts:
Werknemer kan medisch gezien enkele aangepaste werkzaamheden uitvoeren. Dit kunnen taken uit het eigen of ander werk zijn, zoals enveloppen dichtplakken en koffieschenken met links
1.4.
In de bijstelling van 25 juli 2023 schreef de bedrijfsarts:
De medewerker is nog niet inzetbaar, omdat er nog geen ruimte is voor re-integratieactiviteiten vanwege de impact van onderzoek/behandeling/herstelproces. (…)Gezien de mogelijke toename van klachten in de komende twee weken door de startende behandeling is het advies om nu deze twee weken niet te werken, maar wel een afspraak te hebben over een plan van aanpak en opbouw van werken na haar vakantie.
1.5.
Op 7 september 2023 verscheen [verzoeker] bij [verweerder] om een aanvang te maken met re-integratie. [verzoeker] heeft die dag laten weten dat het haar niet lukte daadwerkelijk aan het werk te gaan.
1.6.
Op 11 september 2023 zocht een medewerker van [verweerder] telefonisch contact met een andere huisartsenpraktijk in Amsterdam, in verband met het overnemen van een patiënt. De telefoon werd bij die andere praktijk opgenomen door [verzoeker] .
1.7.
Op 12 september 2023 bracht een bekende van [naam] een bezoek aan de andere huisartsenpraktijk. Zij werd daar te woord gestaan door [verzoeker] die achter de balie aan het werk was.
1.8.
Op 14 september 2023 brachten [verweerder] en [naam] een bezoek aan de andere huisartsenpraktijk. Zij troffen daar [verzoeker] aan die aan een beeldscherm zat te werken. [verzoeker] is vervolgens uitgenodigd voor een gesprek diezelfde middag, maar daar is zij niet verschenen.
1.9.
Op 15 september 2023 heeft [verweerder] [verzoeker] op staande voet ontslagen in een brief die aangetekend en per e-mail is verstuurd. In verband met een aantal fouten is de brief op 18 september 2023 nogmaals verstuurd. In de brief staat onder meer:
Wij hebben geconstateerd dat u, na u (…) bij ons te hebben ziekgemeld (…) welke ziekte tot op de dag van vandaag voortduurt, bij Huisartsenpraktijk Parkplantsoen (…) eveneens werkzaamheden als Dokters- c.q. Praktijkassistente verricht. Uw gedrag vormt voor ons (…) een dringende reden (…)

De standpunten van partijen

2. [verzoeker] wil dat het ontslag op staande voet wordt teruggedraaid. Zij voert aan dat zij aanvankelijk lichamelijk klachten had, maar na de afspraak op 7 september 2023 kreeg zij psychische klachten. Dat kwam doordat [verweerder] haar eerste re-integratiedag niet serieus nam, zij kreeg toen paniekklachten. Het klopt dat [verzoeker] aanwezig was bij een andere huisartsenpraktijk, maar daar was zij slechts op bezoek, aldus het verweerschrift. Ter zitting heeft de gemachtigde namens [verzoeker] aangevoerd dat [verzoeker] deels wel werkzaam was op de andere praktijk, om ingewerkt te worden. Maar dat kon gewoon omdat zij slechts 16 uren per week bij [verweerder] hoefde te werken.
3. Volgens [verweerder] is het ontslag op staande voet rechtsgeldig. [verzoeker] kon volgens eigen zeggen helemaal niet werken. Vervolgens bleek zij vergelijkbaar werk bij een ander te verrichten, zonder dat zij daarvan melding had gemaakt. Vanwege het ontslag is [verzoeker] ook schadeplichtig. Mocht van een dringende reden geen sprake zijn dan verzoekt [verweerder] de arbeidsovereenkomst alsnog te ontbinden. [verzoeker] verweert zich daartegen.
4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Beoordeling

5. De centrale vraag in deze zaak is of [verzoeker] rechtsgeldig op staande voet is ontslagen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat het geval. Het volgende is daarvoor de reden.
6. Volgens artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen voor een ontslag op staande voet beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In artikel 7:678 lid 2, onderdeel k, BW is bepaald dat een dringende reden onder andere aanwezig kan zijn als de werknemer grovelijk de plichten veronachtzaamt, welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals haar leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
7. Vast staat dat [verzoeker] in september 2023 arbeidsongeschikt was voor haar werk als doktersassistente. Ook staat inmiddels vast dat zij in die periode op verschillende dagen vergelijkbare werkzaamheden bij een andere huisartsenpraktijk verrichte. Dat [verweerder] daarvan op de hoogte was of zelfs mee heeft ingestemd is pas ter zitting naar voren gebracht, maar het is verder niet onderbouwd. [verzoeker] was ter zitting ook niet aanwezig om een onderbouwing of toelichting te geven. Het argument van [verzoeker] dat zij slechts voor 16 uren per week voor [verweerder] beschikbaar hoefde te zijn gaat hier ook niet op. Om te beginnen is evident dat een werknemer die aan het re-integreren is verplicht is te bespreken dat zij elders vergelijkbare werkzaamheden gaat verrichten. Dat levert immers een belasting op die invloed kan hebben op de re-integratie bij [verweerder] . Hier komt nog bij dat ter zitting is erkend dat in ieder geval 14 september 2023 een dag was waarop [verzoeker] bij [verweerder] had moeten werken. Ook op die dag werkte zij bij een andere praktijk. [verzoeker] heeft door haar handelwijze zodanig haar plichten als werknemer veronachtzaamd, dat dit reden is voor ontslag op staande voet. Er zijn geen (persoonlijke) omstandigheden gesteld of gebleken die aan het ontslag op staande voet in de weg staan. Integendeel, ter zitting is gebleken dat [verzoeker] inmiddels ander werk heeft zodat de gevolgen van het ontslag voor haar beperkt zijn.
8. Het ontslag is ook onverwijld gegeven. De ontslagbrief is op 15 september 2023 verstuurd en met een aantal aanpassingen op 18 september 2023 nogmaals. Dat is ook per e-mail gebeurd. [verzoeker] stelt niettemin dat zij de ontslagbrief pas op 19 september 2023 heeft ontvangen. Als dat al juist is dan is dat nog steeds onverwijld, omdat 16 en 17 september 2023 in het weekend vielen en op maandag wordt geen post bezorgd. Bovendien heeft [verzoeker] niet weersproken dat zij de ontslagbrieven per e-mail heeft ontvangen.
9. Het ontslag is dan ook rechtsgeldig gegeven en de verzoeken van [verzoeker] worden afgewezen voor zover deze uitgaan van het tegendeel. Aan het voorwaardelijk verzoek van [verweerder] wordt daarmee niet toegekomen.
10. Nu sprake is van een dringende reden is [verzoeker] de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd. De hoogte hiervan is niet weersproken, deze wordt gesteld op € 1.459,36. Daaraan zal geen nadere termijn worden gesteld. [verzoeker] wordt niet veroordeeld om eerder door haar ontvangen salaris terug te betalen. Door [verweerder] is onvoldoende onderbouwd dat [verzoeker] vanaf het moment van ziekmelding op 25 mei 2023 tot aan de ontslagdatum wel degelijk geschikt was haar werk te verrichten. Het enkele feit dat [verzoeker] in september 2023 ergens anders hetzelfde werk verrichtte is daarvoor onvoldoende.
11. Nu [verzoeker] grotendeels in het ongelijk is gesteld, zal zij de proceskosten van [verweerder] moeten betalen. Gezien de samenhang tussen beide procedures zal slechts één kostenveroordeling worden uitgesproken.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [verzoeker] tot betaling aan [verweerder] van € 1.459,36 aan gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 september 2023 tot de dag van betaling;
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van [verweerder] , tot vandaag begroot op € 1.628,00 aan salaris gemachtigde;
veroordeelt [verzoeker] in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 68,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de verzoeken over en weer voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.W. Inden, kantonrechter en op 19 februari 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter