ECLI:NL:RBAMS:2024:932

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
23/6243
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wajong-uitkering en de beoordeling van ingezetenschap van een jonggehandicapte na tijdelijk verblijf in het buitenland

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 21 februari 2024, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn Wajong-uitkering door het UWV gegrond verklaard. Eiser, geboren in 1975, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar deze was afgewezen omdat hij op zijn achttiende verjaardag niet in Nederland woonde. Eiser was als kind van Curaçao naar Nederland gekomen, maar na de Bijlmerramp in 1992 was hij met zijn gezin tijdelijk naar Curaçao vertrokken. De rechtbank oordeelde dat het vertrek naar Curaçao een noodgedwongen en tijdelijk karakter had en dat de band met Nederland niet was verbroken. De rechtbank concludeerde dat eiser op zijn achttiende verjaardag als ingezetene van Nederland moest worden beschouwd, ondanks zijn verblijf in het buitenland. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het UWV en droeg hen op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser moet worden vergoed. Tevens werden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.750,-.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/6243

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. N. Velthorst),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van verweerder om aan hem een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen.
1.1.
Met de beslissing op bezwaar van 15 september 2023 (het bestreden besluit) is verweerder bij de weigering gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn begeleidster [naam] en zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.
Wat voorafging aan deze procedure
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1975 . Op 20 december 2022 heeft hij een aanvraag ingediend om een Wajong-uitkering. Met het besluit van 24 januari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat eiser op zijn achttiende verjaardag niet in Nederland of in een land van de EU, EER, of Zwitserland woonde. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser niet heeft kunnen bewijzen dat hij op zijn achttiende verjaardag woonachtig was in Nederland. Ook is er volgens verweerder geen reden om aan te nemen dat eiser op zijn achttiende verjaardag nog een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had.
Het standpunt van eiser
3. Eiser voert aan dat verweerder zijn Wajong-aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Volgens eiser was op zijn achttiende verjaardag wel sprake van een duurzame band van persoonlijke aard tussen hem en Nederland. Eiser en het gezin waar hij uitkomt zijn op 4 oktober 1992 getroffen door de Bijlmerramp. Op advies van hulpverlenende instanties is het gezin hierna afgereisd naar Curaçao. Zij zijn vlak na [geboortedatum] 1993 (de achttiende verjaardag van eiser) weer teruggegaan naar Nederland om de eerste herdenking van de ramp op 4 oktober 1993 te kunnen bijwonen. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt onder andere naar een verklaring van zijn zus.
Het juridisch kader
4. Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
5. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Wajong is ingezetene in de zin van deze wet en de daarop berustende bepalingen de natuurlijke persoon, die in Nederland woont.
6. Waar iemand woont wordt naar alle in aanmerking komende omstandigheden van het geval beoordeeld. Op grond van vaste rechtspraak [1] komt het er bij de beoordeling naar de omstandigheden van ingezetenschap op aan of deze van dien aard zijn, dat een duurzame band van persoonlijke aard bestaat tussen de betrokkene en Nederland. Die duurzame band hoeft niet sterker te zijn dan de band met enig ander land, zodat voor een woonplaats hier te lande niet noodzakelijk is dat het middelpunt van iemands maatschappelijke leven zich in Nederland bevindt.

Beoordeling door de rechtbank

7. Tussen partijen is in geschil of eiser op zijn achttiende verjaardag, [geboortedatum] 1993, als ingezetene van Nederland kan worden beschouwd. De rechtbank vindt van wel. Zij vindt daarvoor de volgende feiten en omstandigheden van belang.
8. Eiser is op [medio juni] 1987 vanuit Curaçao in Nederland komen wonen en hij is hier naar school gegaan. Hij was toen twaalf jaar oud. Het gezin stond vanaf 26 februari 1992 volgens de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven op het adres [adres] [huisnummer] te Amsterdam. Op 4 oktober 1992 heeft de vliegramp plaatsgevonden in de Bijlmermeer. De woning van het gezin is daarbij beschadigd geraakt en zij konden niet naar de woning terugkeren. Op 15 februari 1993 is het gezin naar Curaçao vertrokken. De zus van eiser heeft verklaard, en dit is op de zitting bevestigd door de begeleidster van eiser, dat dit op advies van hulpverlenende instanties is gebeurd. Eiser heeft op de zitting ook verteld dat hij dat niet wilde. Echter gelet op zijn minderjarigheid is dit een besluit van zijn moeder geweest. De rechtbank stelt verder vast dat uit het BRP blijkt dat eiser na acht maanden is teruggekeerd naar Nederland en op 11 oktober 1993, vijftien dagen na zijn achttiende verjaardag, weer stond ingeschreven op een adres in Amsterdam. De terugkeer naar Nederland heeft waarschijnlijk iets eerder plaatsgevonden omdat het gezin de eerste herdenking van de Bijlmerramp op 4 oktober 1993 heeft bijgewoond. Ook over de terugkeer naar Nederland heeft de zus van eiser verklaard dat dit heeft plaatsgevonden op advies van hulpverlenende instanties. De rechtbank vindt ten slotte van belang dat de begeleidster van eiser ter zitting heeft verklaard dat de moeder van eiser aan haar heeft verteld dat zij altijd de intentie had om terug te keren naar Nederland. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan het voorgaande te twijfelen.
9. Gelet op de overwegingen onder 8 is voldoende vast komen te staan dat het vertrek van eiser naar Curaçao tijdens zijn minderjarigheid een noodgedwongen en tijdelijk karakter had en zijn band met Nederland gedurende het verblijf aldaar niet is verbroken. De rechtbank oordeelt dat verweerder de Wajong-uitkering ten onrechte heeft afgewezen omdat eiser geen ingezetene was van Nederland op zijn achttiende verjaardag.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het gaat om een aanvraag van een Wajong-uitkering, waarbij meerdere uitkomsten mogelijk zijn, kan de rechtbank niet finaal beslissen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- in de beroepsfase en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.E. Berghout, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX5908.