1.3.De rechtbank heeft het beroep op 25 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn begeleidster [naam] en zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.
Wat voorafging aan deze procedure
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1975 . Op 20 december 2022 heeft hij een aanvraag ingediend om een Wajong-uitkering. Met het besluit van 24 januari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat eiser op zijn achttiende verjaardag niet in Nederland of in een land van de EU, EER, of Zwitserland woonde. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser niet heeft kunnen bewijzen dat hij op zijn achttiende verjaardag woonachtig was in Nederland. Ook is er volgens verweerder geen reden om aan te nemen dat eiser op zijn achttiende verjaardag nog een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had.
3. Eiser voert aan dat verweerder zijn Wajong-aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Volgens eiser was op zijn achttiende verjaardag wel sprake van een duurzame band van persoonlijke aard tussen hem en Nederland. Eiser en het gezin waar hij uitkomt zijn op 4 oktober 1992 getroffen door de Bijlmerramp. Op advies van hulpverlenende instanties is het gezin hierna afgereisd naar Curaçao. Zij zijn vlak na [geboortedatum] 1993 (de achttiende verjaardag van eiser) weer teruggegaan naar Nederland om de eerste herdenking van de ramp op 4 oktober 1993 te kunnen bijwonen. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt onder andere naar een verklaring van zijn zus.
4. Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
5. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Wajong is ingezetene in de zin van deze wet en de daarop berustende bepalingen de natuurlijke persoon, die in Nederland woont.
6. Waar iemand woont wordt naar alle in aanmerking komende omstandigheden van het geval beoordeeld. Op grond van vaste rechtspraakkomt het er bij de beoordeling naar de omstandigheden van ingezetenschap op aan of deze van dien aard zijn, dat een duurzame band van persoonlijke aard bestaat tussen de betrokkene en Nederland. Die duurzame band hoeft niet sterker te zijn dan de band met enig ander land, zodat voor een woonplaats hier te lande niet noodzakelijk is dat het middelpunt van iemands maatschappelijke leven zich in Nederland bevindt.