ECLI:NL:RBAMS:2024:929

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
13.166025.23 (A) & 13.258983.23 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in woning en winkeldiefstal met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 6 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal uit een woning en winkeldiefstal. De rechtbank heeft de zaken, aangeduid als zaak A en zaak B, gevoegd behandeld. De verdachte, geboren in 1994 en op dat moment gedetineerd, werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. T. de Wit. De officier van justitie, mr. M.R.F. van Raab van Canstein, vorderde een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 81 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal uit de woning van twee slachtoffers en de winkeldiefstal bij de Action. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde letsel aan een van de slachtoffers, omdat niet kon worden vastgesteld dat dit letsel het gevolg was van haar handelen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevangenisstraf van 135 dagen moest ondergaan, waarvan 34 dagen voorwaardelijk, en dat er bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden moesten worden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de adviezen van de reclassering. De verdachte had eerder onherroepelijk voor vermogensdelicten een straf opgelegd gekregen. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte zich moet laten opnemen in een zorginstelling en moet meewerken aan verschillende voorwaarden, waaronder ambulante behandeling en schuldhulpverlening. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaard, omdat er geen ernstige aanwijzingen waren dat de verdachte opnieuw een misdrijf zou begaan dat gevaar zou opleveren voor anderen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier was ook aanwezig.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13.166025.23 (zaak A) en 13.258983.23 (zaak B)
Datum uitspraak: 6 februari 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1994,
ingeschreven op het adres [adres verdachte] , uit anderen hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2024.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.R.F. van Raab van Canstein, en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. T. de Wit, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A
1. een diefstal uit de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
2. het aan [slachtoffer 1] toebrengen van letsel door schuld;
Zaak B
een winkeldiefstal bij de Action.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte beide diefstallen heeft begaan. De officier van justitie vindt niet bewezen dat het door [slachtoffer 1] opgelopen letsel aan de schuld van verdachte te wijten is en verzoekt verdachte van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde vrij te spreken.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen een bewezenverklaring van de diefstallen, maar stelt wel dat niet is bewezen dat bij diefstal uit de woning ook autosleutel(s) zijn weggenomen. Ook de verdediging vindt dat het in zaak A onder 2 tenlastegelegde niet is bewezen en verzoekt verdachte daarvan vrij te spreken.
3.2.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak zaak A, feit 2
De rechtbank kan op basis van het dossier vaststellen dat [slachtoffer 1] gewond is geraakt door de glasscherven die op de grond lagen doordat een fles sterke drank op de grond kapot is gevallen. Net als de officier van justitie en de verdediging kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen dat het letsel is ontstaan door aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig handelen van verdachte. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrij spreken.
Bewezenverklaring zaak A, feit 1 en zaak B
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal uit de woning, tenlastegelegd als feit 1 in zaak A, gelet op de verklaring van verdachte, de aangifte van [slachtoffer 1] , de verklaring van [slachtoffer 2] en de bevindingen van de politie ter plaatse.
Verdachte heeft zelf verklaard dat zij in de woning is geweest en zij is daarna door de politie in de tuin aangehouden, terwijl verdachte de in de tenlastelegging genoemde tas met inhoud bij zich droeg. Hieruit volgt dat zij de goederen heeft weggenomen en ook dat zij daarbij het oogmerk had van wederrechtelijke toe-eigening.
De rechtbank kan echter niet vaststellen dat verdachte ook autosleutel(s) heeft weggenomen, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Ook vindt de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in zaak B tenlastegelegde winkeldiefstal bij de Action. Verdachte heeft dit feit bekend en deze bekentenis wordt ondersteund door de overige inhoud van het dossier.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
Zaak A, feit 1
op 4 juli 2023 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning, gelegen aan de [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, heeft weggenomen:
- een zwart handtasje (van het merk Michael Kors) en
- twee portemonnees en
- bankkaarten en creditcards op naam van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en
- identiteitsbewijzen op naam van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en
- rijbewijzen op naam van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
Zaak B
zij op 4 oktober 2023 te Amsterdam, een zwarte jas, die aan winkelbedrijf Action ( [adres filiaal] ) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 81 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De officier van justitie verzoekt ook de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt een straf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte nu in voorarrest heeft gezeten.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op van 135 dagen, waarvan 34 dagen voorwaardelijk. De rechtbank zal daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Hiervoor vindt de rechtbank het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen. Voor het bepalen van de strafmaat is in het bijzonder van belang dat verdachte ’s nachts naar binnen is gegaan in de woning van aangever en zijn echtgenote. Zij lagen, evenals hun kinderen, op dat moment te slapen. Een feit als dit kan meebrengen dat bewoners zich langere tijd erg onveilig voelen in hun eigen huis en hierdoor ook slechter kunnen slapen. Ook het plegen van een winkeldiefstal is zeer overlastgevend.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Gelet op de ernst van de feiten, het strafblad van verdachte en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, kan niet worden volstaan met een straf gelijk aan de tijd die verdachte voor deze zaken in voorarrest heeft doorgebracht.
Bij het bepalen van de strafmodaliteit heeft de rechtbank ook gekeken naar het advies van de reclassering. De reclassering geeft aan dat bij verdachte sprake is van complexe problematiek op het gebied van verslaving en psychiatrie en dat de reeds afgegeven zorgmachtiging onvoldoende kader lijkt te bieden. De reclassering adviseert een stevig pakket aan bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling en aansluitend een ambulante behandeling, een begeleid wonen-traject, het inspannen voor een dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening en aan middelencontrole.
De rechtbank is het eens met de reclassering dat een stevig hulppakket nodig is om ervoor te zorgen dat het recidiverisico ingeperkt wordt. De rechtbank zal daarom de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden aan een voorwaardelijk strafdeel, met dien verstande dat de rechtbank zal bepalen dat verdachte zich de eerste keer telefonisch mag melden bij de reclassering omdat zij aansluitend aan haar detentie zal worden opgenomen in de kliniek en zij daarom niet zal kunnen voldoen aan de voorwaarde om zich binnen vijf dagen op de locatie van de reclassering te melden. Het is aan de reclassering om daarna met verdachte afspraken te maken over de verdere invulling van de meldplicht.
Verdachte heeft in de zaken A en B bij elkaar in totaal 101 dagen in voorarrest gezeten. Dit betekent dat verdachte het onvoorwaardelijk deel van de nu op te leggen straf al heeft uitgezeten. Het voorwaardelijk strafdeel dient ook als stok achter de deur om niet opnieuw in de fout te gaan. Als verdachte toch weer een strafbaar feit begaat, of zich niet houdt aan de voorwaarden, dan weet zij dat daaraan direct gevolgen verbonden kunnen worden en loopt zij het risico dat zij alsnog het resterende deel van de gevangenisstraf moet uitzitten.
De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie gevorderd, niet bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Daarvoor is van belang dat de rechtbank op basis van de bewezen verklaarde feiten niet kan vast stellen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van anderen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A, feit 1
diefstal in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
Zaak B
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
135 (honderdvijfendertig)dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
34 (vierendertig) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Opname in zorginstelling
Verdachte laat zich opnemen in FPA GGZ Noord-Holland Noord of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname start aansluitend aan detentie. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
2.
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Verdachte laat zich behandelen door het Forensisch Ambulante Zorgteam of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een
terugvalin middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
3.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Als de reclassering dat bepaalt dient verdachte te verblijven in [locatie] van het Leger des Heils of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
4.
Dagbesteding
Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
5.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Verdachte werkt mee aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
Verdachte geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden.
6.
Meewerken aan middelencontrole
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van verdovende middelen om het middelengebruik te beheersen.
De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle.
De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verdachte meldt zich (de eerste keer) op de dag van haar vrijlating uit detentie telefonisch (020-5905800) bij Reclassering Inforsa op het [adres reclassering] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.A.E. Wijnker, voorzitter,
mrs. M. Smit en J.W. van der Linden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 februari 2024.
[...]