ECLI:NL:RBAMS:2024:916

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
13/177583-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Kielce, Polen, op 10 maart 2016. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1993 in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De behandeling van het EAB begon op 24 november 2020, maar werd geschorst in afwachting van prejudiciële vragen over de Overleveringswet. Op de zitting van 25 januari 2024 werd vastgesteld dat de wettelijke termijn voor de beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken. De officier van justitie stelde dat zij niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het EAB was ingetrokken, wat de rechtbank bevestigde. De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot behandeling van het EAB en stelde vast dat de geschorste overleveringsdetentie was geëindigd. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open volgens de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/177583-23
Datum uitspraak: 25 januari 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 24 september 2020 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 maart 2016 door
the Regional Court in Kielce, III Criminal Division,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 24 november 2020
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting 24 november 2020, in aanwezigheid van mrs. M. Diependaal en K. van der Schaft, officieren van justitie. De opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. E.J. Woud, zijn niet verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst in afwachting van de beantwoording van de door de rechtbank gestelde prejudiciële vragen over de reikwijdte van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) in het geval van een beslissing tot omzetting van een voorwaardelijke straf.
Zitting 25 januari 2024
De behandeling van het EAB is hervat op de zitting van 25 januari 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon en zijn raadsman,
mr. E.J. Woud, zijn niet verschenen.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [2] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding. [3]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB, omdat uit de e-mail van 15 januari 2024 van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat het EAB is ingetrokken.
De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
STELT VASTdat de – geschorste – overleveringsdetentie is geëindigd.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en A.W.T. Klappe, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 25 januari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22 OLW.
3.De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.