ECLI:NL:RBAMS:2024:908

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
13/177509-23 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel

Op 31 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB I). De vordering, ingediend op 8 december 2017, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen. De behandeling van het EAB vond plaats op verschillende zittingen, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg, en een tolk in de Poolse taal. Tijdens de zitting op 10 januari 2019 werd het onderzoek geschorst om aanvullende informatie te bestuderen en te wachten op antwoorden van de Poolse autoriteiten over de rechtsstaat in Polen. Op 17 januari 2024 werd de behandeling voortgezet, waarbij de rechtbank vaststelde dat de wettelijke termijn voor het beslissen op het overleveringsverzoek was verstreken. Dit ontsloeg de rechtbank niet van haar verplichting om te beslissen, maar betekende wel dat er geen wettelijke grondslag meer was voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon. De officier van justitie stelde dat de rechtbank het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk moest verklaren, omdat de Poolse autoriteiten het EAB op 8 februari 2019 hadden ingetrokken en vervangen door een nieuw EAB. De rechtbank volgde dit standpunt en verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot behandeling van EAB I. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en mrs. P. Sloot en B. Kuppens, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. H.L. van Loon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/177509-23 (EAB I)
Datum uitspraak: 31 januari 2024
UITSPRAAK
op de vordering op grond van artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. De vordering van 8 december 2017 betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB I). Dit EAB is uitgevaardigd op
1 juni 2012 door
the Regional Court Judge in Bielsko-Biala(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit), en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1978
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 10 januari 2019
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van
mr. J.J.M. Asbroek, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal. Het onderzoek ter zitting is geschorst om onder meer de recent verstrekte informatie te bestuderen en te wachten op antwoord van de Poolse autoriteiten op vragen van het Openbaar Ministerie met betrekking tot de Poolse rechtstaat.
Zitting 17 januari 2024
De behandeling van het EAB is op de zitting van 17 januari 2024 voortgezet en heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie.
De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Nieuwburg,
en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [1] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de
bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de rechtbank het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van EAB I nu de Poolse autoriteiten dit EAB bij brief van 8 februari 2019 hebben ingetrokken en hebben vervangen door EAB III.
De rechtbank volgt de officier van justitie in bovengenoemd standpunt.

4.Beslissing

VERKLAARThet Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot het in behandeling nemen van EAB I
.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. P. Sloot en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 januari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 22 OLW.