ECLI:NL:RBAMS:2024:904

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
13/301264-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 31 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Openbaar Ministerie van Litouwen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Litouwen in 1992, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en op dat moment gedetineerd is in een penitentiaire inrichting. De behandeling van het EAB vond plaats op 17 januari 2024, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, en een tolk in de Litouwse taal. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak op grond van de Overleveringswet met 30 dagen verlengd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt en dat hij de Litouwse nationaliteit bezit. De raadsman heeft geen weigeringsgronden aangevoerd die de overlevering zouden kunnen blokkeren. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit volgens Litouws recht, waarvoor dubbele strafbaarheid vereist is. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor overlevering is voldaan, aangezien het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is, namelijk een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij een ander is overleden.

De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank staat daarom de overlevering toe aan Litouwen voor het feit dat in het EAB is omschreven. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29 van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/301264-23
Datum uitspraak: 31 januari 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 24 november 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 november 2023 door
The Prosecutor General's Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1992
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
uit anderen hoofden gedetineerd in de [P.I.]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 januari 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Standpunt raadsman

De raadsman heeft geen weigeringsgronden aangevoerd en geen omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan geen rechtsgevolg aan het EAB kan worden gegeven.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Ruling dated 11 October 2023 ofPanavėžys
District Court to impose a measure of constraint - arrest in the criminal case No. 1-669-1083/2023.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Litouws recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

5.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd – voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 6 en 175 Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
The Prosecutor General's Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) voor het feit dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. P. Sloot en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 januari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.