Op 31 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Openbaar Ministerie van Litouwen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Litouwen in 1992, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en op dat moment gedetineerd is in een penitentiaire inrichting. De behandeling van het EAB vond plaats op 17 januari 2024, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, en een tolk in de Litouwse taal. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak op grond van de Overleveringswet met 30 dagen verlengd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt en dat hij de Litouwse nationaliteit bezit. De raadsman heeft geen weigeringsgronden aangevoerd die de overlevering zouden kunnen blokkeren. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit volgens Litouws recht, waarvoor dubbele strafbaarheid vereist is. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor overlevering is voldaan, aangezien het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is, namelijk een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij een ander is overleden.
De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank staat daarom de overlevering toe aan Litouwen voor het feit dat in het EAB is omschreven. Deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29 van de Overleveringswet.