7.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van reclassering Inforsa van 2 januari 2024, opgemaakt door [reclasseringswerker 2] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in. Er is bij verdachte sprake van jarenlange verslavingsproblematiek. Het ontbreekt haar aan stabiliteit op alle leefgebieden en er zijn geen beschermende factoren. Verdachte beschikt langdurig niet over een vaste woon- of verblijfplaats. Verdachte staat bekend als ernstig zorgmijdend. Binnen het lopende toezicht lukt het niet om in contact te komen met haar en te werken aan recidivevermindering. Meerdere drangkaders zijn negatief geretourneerd. Verdachte toont zich in detentie herhaaldelijk gemotiveerd om mee te werken met de reclassering, maar komt eenmaal in vrijheid gesteld haar afspraken niet na. Ook binnen het huidige toezicht lukt het niet, ondanks de ‘outreachende’ benadering vanuit de reclassering en de samenwerking met Veldwerk om met verdachte in contact te komen. Reclassering Inforsa ziet geen mogelijkheden om binnen een drangkader toe te werken naar stabiliteit, gedragsverandering en recidivevermindering.
Verder heeft de rechtbank op de zitting van 5 januari 2024 reclasseringswerker [reclasseringswerker 1] , als deskundige gehoord. Hij verklaarde, samengevat, dat hij een patroon ziet waarbij verdachte steeds goede voornemens heeft, maar dat zij vervolgens niet komt opdagen bij afspraken. Dit is onderdeel van haar problematiek.
Harde criteria
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht stelt voor het opleggen van de ISD-maatregel. Hiervoor is bewezenverklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 28 december 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 21 september 2023 tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er moet, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De veroordelingen uit 2015 en 2017, waarvan de raadsman stelt dat die niet kunnen meetellen voor het opleggen de ISD-maatregel in de onderhavige zaak, zijn pas op respectievelijk 20 november 2020 en 10 december 2019 onherroepelijk geworden. Dat is binnen vijf jaar na de pleegdatum van het onderhavige feit. De rechtbank ziet daarom geen redenen om die vonnissen niet mee te tellen.
Op grond van het strafblad is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Zachte criteria
Er is voorts voldaan aan de zachte criteria voor ISD, die er kort gezegd op neerkomen dat een minder ingrijpend alternatief niet tot de mogelijkheden behoort. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte eerdere kansen in het kader van een drangkader niet heeft gegrepen en dat zij zich niet aan het lopend reclasseringstoezicht heeft gehouden. Het standpunt van de verdediging dat geen sprake was van reclasseringstoezicht, volgt de rechtbank niet. In de zaak met parketnummer 13-216840-22 (waarvan in de onderhavige zaak tenuitvoerlegging wordt gevorderd), is een voorwaardelijke straf van 25 dagen opgelegd, met daaraan gekoppeld een reclasseringstoezicht, met een proeftijd van twee jaar die loopt van 14 september 2022 tot 12 september 2024. Op basis van het detentieoverzicht en het strafblad kan worden vastgesteld dat dit toezicht ten tijde van het bewezenverklaarde feit nog liep. Verder volgt uit het strafblad van verdachte dat zij eerder ook een drangkader opgelegd heeft gekregen, namelijk in de zaak met parketnummer 16-220667-14.
In reactie op het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de raadsman, toegezonden per mail van 16 januari 2024, overweegt de rechtbank nog het volgende. Met het Openbaar Ministerie is de rechtbank van oordeel dat de stelling dat op het strafblad onjuiste mededelingen zouden staan, berust op een misverstand. In een mail van 24 januari 2024 heeft het Openbaar Ministerie toegelicht op basis waarvan deze verwarring ter terechtzitting is ontstaan. Aangezien het strafblad correct blijkt, wordt het verweer van de raadsman verworpen.
De rechtbank benadrukt ten slotte dat de primaire doelstelling van de ISD-maatregel is de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive. Daarbij gaat het met name om bestrijding van (ernstige) overlast. De reclassering acht het algehele risico op recidive van verdachte hoog. Ook is de rechtbank van oordeel dat de kans groot is dat verdachte opnieuw de fout in gaat en constateert dat bestraffing in de vorm van een gevangenisstraf tot nu toe niet heeft geleid tot het voorkomen van recidive. Dat de problemen van verdachte opgelost zouden zijn zodra zij een dak boven haar hoofd heeft, zoals zij zelf betoogt, volgt de rechtbank niet. Daarvoor is haar problematiek te complex. Bovendien is dit eerder, toen zij een kamer had bij [instelling] , ook geen afdoende oplossing gebleken. De rechtbank is daarom van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen om haar overlast gevende gedrag te doen stoppen.
Maximale termijn van twee jaar
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van haar problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.