ECLI:NL:RBAMS:2024:886

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
13/047882-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk voorhanden hebben van 400 kilogram cocaïne met vrijspraak voor medeplegen

Op 2 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk voorhanden hebben van 400 kilogram cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 20 maart 2020 tot en met 18 april 2020 in Nederland opzettelijk deze grote hoeveelheid cocaïne aanwezig heeft gehad. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. De rechtbank heeft de vrijspraak voor het medeplegen van het feit uitgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte dit samen met anderen heeft gedaan.

De zaak kwam aan het licht door het onderzoek Palmilla, dat voortvloeide uit eerdere bevindingen in het onderzoek Argus. Tijdens dit onderzoek zijn versleutelde berichten van de aanbieder SkyECC geanalyseerd, waaruit bleek dat de verdachte betrokken was bij de handel in cocaïne. De rechtbank heeft de bewijsvoering, die onder andere bestond uit chatberichten en analyses van telefoongegevens, zorgvuldig gewogen. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij zich ten tijde van de feiten in Nederland bevond, wat de rechtbank bevestigde aan de hand van de gegevens van de zendmasten.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij cocaïnehandel aanzienlijke gevolgen heeft voor de samenleving. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met de grote hoeveelheid drugs en de impact daarvan. De opgelegde straf van vier jaren is in overeenstemming met de oriëntatiepunten voor strafoplegging voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen telefoons aan de verdachte worden teruggegeven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Team Strafrecht
Parketnummer: 13/047882-23
Datum uitspraak: 2 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
volgens eigen opgave verblijvende op [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de standpunten en vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. K. Canatan, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in Amsterdam en/of Diemen in de periode van 20 maart 2020 tot en met 18 april 2023 tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk 400 kilogram cocaïne aanwezig heeft gehad.
De tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis.

3.3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte opzettelijk 400 kilogram cocaïne voorhanden heeft gehad. Dat verdachte dit samen en in vereniging zou hebben gedaan, vindt zij niet bewezen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is van het [gebruiker id 1] .
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring en partiële vrijspraak medeplegen
Het onderzoek Palmilla is gestart naar aanleiding van bevindingen uit het onderzoek Argus. In dat onderzoek zijn versleutelde berichten verzonden via aanbieder SkyECC beschikbaar gekomen en (deels) leesbaar gemaakt. Daardoor zijn onder andere de berichten van de gebruiker van [gebruiker id 1] in beeld gekomen.
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte de gebruiker is van het [gebruiker id 1] en dat hij in de periode van 20 maart 2020 tot en met 18 april 2020 in Nederland opzettelijk 400 kilogram cocaïne aanwezig heeft gehad. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Identificatie van de gebruiker van Sky-ID
i. Periode mei tot en met juli 2020
De politie heeft van het telefoonnummer dat eindigt op -9500 en waarvan verdachte op de zitting heeft aangegeven dat het zijn telefoonnummer is, de APN-gegevens geanalyseerd. Ook heeft de politie peilbakens geplaatst onder drie door verdachte gebruikte huurauto’s. Deze gegevens heeft de politie in de periode 24 april tot en met 17 juli 2020 vergeleken met de APN-gegevens van de telefoon met IMEI-nummer eindigend op - [nummer] en behorend bij [gebruiker id 1] . Een overzicht hiervan is opgenomen in de bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen met documentcode [nummer] (hierna: de bijlage).
Hieruit blijkt dat op diverse momenten in de periode van mei tot en met juli 2020 de telefoon met het IMEI-nummer eindigend op - [nummer] en behorend bij [gebruiker id 1] , gebruik heeft gemaakt van dezelfde of nabijgelegen Cell-ID's als de telefoon met het telefoonnummer van verdachte. De locaties van die Cell-ID’s kwamen ook overeen met de routes die op dat moment volgens de peilbakens werden gereden met de huurvoertuigen.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte in ieder geval in de periode van mei tot en met juli 2020 de gebruiker is geweest van het [gebruiker id 1] .
De raadsman heeft aangevoerd dat sommige tijdstippen die in de bijlage staan, niet in het onderliggende Excel-bestand [bestand] . Hij stelt zich op het standpunt dat, mede gelet daarop, niet is aangetoond dat verdachte de gebruiker van het [gebruiker id 1] is.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De officier van justitie heeft ter zitting toegelicht dat het Excel-bestand een samenvatting betreft van alle APN-gegevens van het IMEI-nummer behorend bij [gebruiker id 1] . De in de bijlage genoemde tijdstippen en daarbij behorende Cell-ID’s betreffen een juiste weergave van de daadwerkelijke tijdstippen en aangestraalde Cell-ID’s, maar zijn, omdat het Excel-bestand een samenvatting betreft, niet allemaal één op één in het onderliggende Excel-bestand terug te vinden. Hetzelfde geldt voor het Excel-bestand waarin de GPS-gegevens van de huurauto’s zijn opgenomen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze toelichting van de officier van justitie en daarmee de juistheid van de bijlage te twijfelen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het Excel-bestand [bestand] blijkt dat op de momenten
rondomde tijdstippen die in de bijlage staan, Cell-ID’s worden aangestraald die in de buurt liggen van de Cell-ID’s die bij die desbetreffende tijdstippen in de bijlage zijn genoemd. Het Excel-bestand bevat daarnaast geen gegevens van de aangestraalde Cell-ID’s van het [gebruiker id 1] die tegenstrijdig zijn met de tijdstippen en daarbij behorende locaties die in de bijlage worden genoemd.
Verder is de rechtbank gebleken dat op de tijdstippen waarop het [gebruiker id 1] volgens de raadsman een zendmast aanstraalt die niet in de buurt ligt van de locatie waar één van de huurauto’s van verdachte zich bevindt, met name de zendmast aan de [adres 2] wordt aangestraald door het [gebruiker id 1] . Deze zendmast ligt op ongeveer 925 meter van het feitelijke verblijfadres van verdachte, de [adres 1] . Anders dan de raadsman vindt de rechtbank dit dan ook geen contra-indicatie voor de conclusie dat verdachte de gebruiker is van [gebruiker id 1] .
Periode februari tot en met april 2020
Over de periode van februari tot en met april 2020 heeft geen analyse van de APN-gegevens en Cell-ID’s plaatsgevonden. De rechtbank komt echter ook ten aanzien van die periode tot de conclusie dat verdachte de gebruiker is geweest van het [gebruiker id 1] .
Ten eerste bevat het dossier geen aanwijzingen dat [gebruiker id 1] door verschillende gebruikers is gebruikt. Verder blijkt uit de vluchtgegevens en de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd dat hij op 17 februari 2020 in Nederland is aangekomen en op 17 juli 2020 uit Nederland is vetrokken. Dit komt exact overeen met de periode waarin het [gebruiker id 1] actief is geweest in Nederland, namelijk van 17 februari tot en met 17 juli 2020. Onder actief gebruik verstaat de rechtbank, anders dan de raadsman, het daadwerkelijk sturen en ontvangen van berichten. Op 17 juli 2020 stuurt de gebruiker zijn laatste berichten: “Deze phone gaat zometeen uit en dan niet meer aan he bro. Accepteer [naam]”. Verder heeft het [gebruiker id 1] vanaf 17 februari 2020 het meest, ook ’s nachts, gebruik gemaakt van de Cell-ID’s gelegen op de [adres 2] te Amsterdam. Zoals gezegd is dit een zendmast die in de buurt van het feitelijke verblijfadres van verdachte staat.
Conclusie
Op grond van al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte de gebruiker is van het [gebruiker id 1] en zal zij de gebruiker hierna aanduiden als verdachte.
400 kilogram cocaïne
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van de chatberichten van [gebruiker id 1] , de daarin verstuurde afbeeldingen en een aantal processen-verbaal van bevindingen vast dat verdachte 400 kilogram cocaïne aanwezig heeft gehad. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de chats blijkt dat verdachte via zijn [gebruiker id 1] op 21 maart 2020 een afbeelding heeft verstuurd van een weegschaal met poeder en meerdere afbeeldingen van blokken, verpakt in zwarte tape met daarop het stempel “ALF”. De weegschaal en het op deze manier vacuüm verpakken en persen van blokken met daarop een stempel past bij (de handel in) cocaïne.
Naast deze afbeeldingen is ook de inhoud van een aantal verdere chats redengevend voor de vaststelling dat het om cocaïne gaat en dat het 400 kilogram betreft.
Op 20 maart 2020 stuurt verdachte een bericht naar [gebruiker id 2] dat hij het net heeft opgehaald: “
Just picked it up mate”.Daarbij stuurt hij een afbeelding van een blok met daarop de tekst ‘ALF’ afgebeeld. Op 21 maart 2020 stuurt verdachte dat deze blokken hard zijn en dat de geur niet goed is: “
But this one has almost no smell and is too hard” en “
The knife bends wen you preas ibto it”. Vervolgens stuurt hij een bericht over hoe Engelsen het graag willen hebben: “
Engslish people like good smell and nics big shiney fish scales”. Uit deze chatberichten blijkt dat verdachte op 20 maart 2020 een blok cocaïne tot zijn beschikking heeft gehad om te keuren.
Op 3 april 2020 stuurt verdachte aan [gebruiker id 2] dat de eerste 200 binnen is: “
We have the first 200 mate”. Op de afbeeldingen bij deze chat is een witte zak met meerdere zwart getapete blokken te zien, waarbij sommige van deze blokken wederom het stempel ‘ALF’ hebben. De rechtbank stelt op basis daarvan vast dat verdachte op 3 april 2020 de ‘eerste’ 200 kilogram cocaïne heeft ontvangen. Op 18 april 2020 stuurt hij vervolgens een bericht over “de 200”: “
They called my friend they say they will pass the 200”. Ongeveer twee uur later stuurt verdachte: “
We have them mate”. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte op 18 april 2020 nogmaals 200 kilogram cocaïne heeft ontvangen.
Ter ondersteuning van het bovenstaande is het bericht dat verdachte op 26 april 2020 naar het [gebruiker id 3] stuurt van belang. Dit bericht houdt in dat ‘48’ is betaald voor ‘ALF’. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de genoemde prijs van ’48’ voor ‘ALF’ bewijs is dat het om cocaïne gaat. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat de inkoopprijs van een kilogram cocaïne uit Zuid-Amerika in 2020 gemiddeld € 4.450,- bedroeg. De rechtbank acht het daarmee aannemelijk dat met ‘48’, € 4.800 wordt bedoeld; de inkoopprijs van cocaïne uit Zuid-Amerika.
De rechtbank vindt, gezien het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat verdachte in de periode van 20 maart tot en met 18 april 2020 opzettelijk 400 kilogram cocaïne aanwezig heeft gehad.
Beschikkingsmacht in Nederland
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich ten tijde van de tenlastegelegde periode in Nederland bevond. Het [gebruiker id 1] straalde in die periode, bij het sturen van bovengenoemde berichten dat hij twee keer “200” heeft ontvangen, zendmasten in Nederland aan. De rechtbank stelt derhalve vast, anders dan de raadsman, dat verdachte in Nederland was toen hij de beschikkingsmacht had over de genoemde 400 kilogram cocaïne.
Bewijsminimum
Ten aanzien van het verweer van de raadsman, dat het bewijs uit één bron afkomstig is, te weten de SkyECC berichten, overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank merkt op dat er niet slechts één chatgesprek met één ander account beschikbaar is. Er zijn meerdere gesprekken gevoerd met verschillende andere accounts op diverse data. Ook zijn er afbeeldingen verstuurd die de inhoud van de tekstberichten ondersteunen. Verder zijn diverse processen-verbaal van de politie voor het bewijs gebruikt. Er is dus sprake van meerdere bewijsmiddelen en meerdere bronnen, waarmee is voldaan aan het bewijsminimum. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
Medeplegen
In het dossier bevindt zich geen bewijs dat verdachte het feit in nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft gepleegd, zodat de rechtbank hem van dat onderdeel van de tenlastelegging zal vrijspreken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen, bewezen dat verdachte:
in de periode van 20 maart 2020 tot en met 18 april 2020 in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 400 kilogram cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft op twee momenten kort na elkaar grote hoeveelheden cocaïne van in totaal 400 kilogram voorhanden gehad. Dergelijke hoeveelheden zijn voor de handel bestemd. Het dossier bevat bovendien aanknopingspunten dat verdachte niet incidenteel, maar op structurele wijze bezig is geweest met cocaïnehandel. Verdachte weet bijvoorbeeld welke kwaliteit drugs Engelsen graag zien en hij oordeelt over de kwaliteit van de geleverde drugs. Blijkbaar is verdachte een kenner.
Cocaïnehandel heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving; niet alleen op het gebied van gezondheid en welzijn, maar ook op het gebied van veiligheid en het financiële stelsel. Drugs zijn niet alleen schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan, maar drugshandel en drugsgebruik gaat ook veelvuldig gepaard met diverse vormen van (zware) criminaliteit, met veel geweld, schade en overlast tot gevolg. Veel liquidaties in het criminele circuit zijn direct of indirect het gevolg van conflicten in de wereld van de drugshandel. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij hieraan heeft bijgedragen.
Strafblad
Verdachte is niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft hiervoor aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor strafoplegging, die de rechtbanken en hoven onderling hebben afgesproken. Het oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van meer dan 20 kilo harddrugs waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanaf vier jaren.
Gelet op de hoeveelheid drugs waarover verdachte kon beschikken is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven en er zijn geen strafverminderende omstandigheden waarmee de rechtbank rekening houdt.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren onvoorwaardelijk passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
9. Beslag
Onder verdachte zijn twee telefoons van het merk Apple (goednummers 783379 en 783380) in beslag genomen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de twee telefoons kunnen worden teruggegeven aan verdachte.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de beslissing over de inbeslaggenomen telefoons.
De rechtbank oordeelt als volgt. De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee telefoons (met goednummers 783379 en 783480), zullen worden teruggegeven aan verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk op schrift gesteld.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
  • Telefoontoestel zwart, Apple (G783379);
  • Telefoontoestel zilver, Apple (G783480).
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Wildeman, voorzitter,
mrs. H.J. Bos en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Brokkelkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 februari 2024.
[...]
[...]
[...]

2.[...]

5.[...]

[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]

3.[...]

5.[...]

.