ECLI:NL:RBAMS:2024:8834

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
11 april 2025
Zaaknummer
13/108263-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortgezette handeling van het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, diefstal met geweld en diefstal door middel van een valse sleutel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, op 2 januari 2023 in Amsterdam en Haarlem een slachtoffer heeft beroofd van zijn vrijheid en zijn eigendommen, waaronder een telefoon en een aanzienlijk geldbedrag. De verdachte heeft bekend dat hij betrokken was bij de feiten en de rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie, waarvan 91 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar, en een werkstraf van 100 uren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding heeft gevorderd, hoofdelijk toegewezen. De rechtbank heeft het adolescentenstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd aan het voorwaardelijke deel van de straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/108263-23
Datum uitspraak: 17 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 oktober 2024 en 3 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. de Klerk, en van wat verdachte en [zijn/haar] raadsvrouw, mr. P. Figge, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd en na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 11 oktober 2024 – ten laste gelegd dat hij zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan:
1.
wederrechtelijke vrijheidsberoving van [benadeelde partij] , terwijl die [benadeelde partij] meermalen is geslagen/gestompt, op 2 januari 2023 in Amsterdam en Haarlem;
2.
diefstal met geweld van een telefoon en pasjeshouder met inhoud van [benadeelde partij] op 2 januari 2023 in Amsterdam;
3.
diefstal door middel van een valse sleutel van een geldbedrag van in totaal € 17.404,99 toebehorende aan ING Bank N.V. en/of [benadeelde partij] in de periode van 2 januari 2023 tot en met 3 januari 2023 in Amsterdam en Haarlem.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken ten aanzien van het medeplegen van de tenlastegelegde geweldshandelingen, omdat verdachte slechts de auto bestuurde en niet wist dat er geweld gebruikt zou worden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op basis van de bekennende verklaring van verdachte en de andere in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd zoals hierna onder rubriek 4 is weergegeven.
Voor alle feiten geldt dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Er was sprake van een vooropgezet plan om [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) te beroven en verdachte was daarvan op de hoogte. Daarbij is moeilijk voorstelbaar dat hij niet wist dat deze beroving gepaard zou gaan met (enig) geweld. Verdachte en de medeverdachten waren vervolgens allen aanwezig bij de uitvoering van de feiten en hadden daarin een eigen, inwisselbare rol. Eén medeverdachte heeft [benadeelde partij] gelokt, twee andere medeverdachten hebben [benadeelde partij] van zijn fiets getrokken en hem in de auto geduwd en verdachte heeft vervolgens de auto bestuurd en is naar verschillende pinautomaten en tankstations gereden. Terwijl verdachte de auto bestuurde, hebben de medeverdachten de telefoon en pinpas van [benadeelde partij] afhandig gemaakt. Zij hebben [benadeelde partij] meermalen in het gezicht geslagen en hebben met de pinpas van [benadeelde partij] geld gepind en goederen gekocht. Toen verdachte enige tijd alleen met [benadeelde partij] in de auto zat, is verdachte niet met [benadeelde partij] weggereden om zich aan deze beroving te onttrekken, terwijl hiervoor wel de gelegenheid bestond. Het opgenomen geld hebben verdachte en de medeverdachten onderling verdeeld. Uit deze feiten en omstandigheden volgt dat verdachte en de medeverdachten nauw en bewust hebben samengewerkt aan het gezamenlijke doel om [benadeelde partij] zijn geld afhandig te maken. De rechtbank is daarom van oordeel dat voor alle feiten, dus ook voor de geweldshandelingen, sprake is van medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de drie feiten sprake is van een voortgezette handeling. Tussen de feiten bestaat een zodanig verband dat zij moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling. Er is namelijk sprake geweest van één ongeoorloofd wilsbesluit: [benadeelde partij] een groot geldbedrag afhandig maken. Verdachte en de medeverdachten hebben [benadeelde partij] wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd om zijn telefoon en pinpas afhandig te maken, om hiermee vervolgens grote geldbedragen te kunnen pinnen. De feiten betreffen gelijksoortige en elkaar in tijd opvolgende gedragingen, die ook ten aanzien van het wilsbesluit zo nauw met elkaar samenhangen, dat verdachte daarvan één verwijt kan worden gemaakt.
Omdat verdachte heeft bekend dat de tenlastegelegde feitelijke handelingen hebben plaatsgevonden kan ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) worden volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, die zijn opgenomen in
bijlage IIdie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingelast. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen verdere motivering.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op 2 januari 2023 te Amsterdam en Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- die [benadeelde partij] van zijn fiets af te trekken en
- die [benadeelde partij] vast te pakken en
- die [benadeelde partij] in de richting van een voertuig voorzien van kenteken [kentekennummer] te duwen en
- die [benadeelde partij] te dwingen in voornoemd voertuig plaats te nemen op de achterbank en gedurende enige tijd in voornoemd voertuig rond te rijden, terwijl die [benadeelde partij] meermalen in het gezicht is gestompt;
2.
op 2 januari 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon (merk: Samsung S9+) en een pasjeshouder met inhoud, waaronder een ING -bankpas op naam van [benadeelde partij] , die aan [benadeelde partij] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- meermalen in het gezicht van die [benadeelde partij] te stompen en
- vervolgens voornoemde telefoon en pasjeshouder uit de zak(ken) van die [benadeelde partij] te pakken, terwijl die [benadeelde partij] tegen zijn wil in een voertuig zat;
3.
op meerdere tijdstippen in de periode van 2 januari 2023 tot en met 3 januari 2023 te Amsterdam en Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van in totaal 17.404,99 euro, dat aan ING Bank N.V. en/of [benadeelde partij] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een telefooncode en een pincode van een betaalpas, door met een wederrechtelijk verkregen telefoon en bijbehorende pincode via een internetbankieren app geldbedragen van de spaarrekening van die [benadeelde partij] over te boeken naar de betaalrekening van die [benadeelde partij] en vervolgens met een wederrechtelijk verkregen bankpas op naam van die [benadeelde partij] en bijbehorende pincode transacties te verrichten bij betaalautomaten en bij winkels goederen aan te schaffen.

5.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het adolescentenstrafrecht wordt toegepast en dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat als bijzondere voorwaarden worden opgelegd een meldplicht en een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een werkstraf voor de duur van 120 uren wordt opgelegd, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft allereerst verzocht om, bij een bewezenverklaring, aansluiting te zoeken bij het jeugdstrafrecht. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het kunnen verkrijgen van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) en zijn geringe aandeel in de tenlastegelegde feiten. Ook dient rekening gehouden te worden met de 9 maanden elektronische monitoring die verdachte heeft ondergaan.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met drie medeverdachten schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving met geweld van [benadeelde partij] en diefstal met geweld van zijn telefoon, pinpas en een groot geldbedrag. Door zijn handelswijze heeft verdachte inbreuk gemaakt op de bewegingsvrijheid en de lichamelijke integriteit van [benadeelde partij] . Daarnaast heeft verdachte geen respect gehad voor het eigendom van een ander. Verdachte heeft puur uit eigen financieel gewin gehandeld en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor [benadeelde partij] . Feiten als onderhavige worden door slachtoffers als zeer bedreigend en beangstigend ervaren, zo ook voor [benadeelde partij] . De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het adviesrapport van Reclassering Nederland van 18 juli 2023 waarin de reclassering heeft geadviseerd om bij een bewezenverklaring een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van twee e-mails van Reclassering Nederland van 8 oktober 2024 en van 2 december 2024, waaruit blijkt dat het nu goed gaat met verdachte. Verdachte volgt een opleiding middels een BBL-traject. Vier dagen in de week werkt hij als monteur bij een autodealer, de leerwerkplek van verdachte. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat dit zijn droombaan is. Verdachte werkt veel, wat hij als prettig ervaart. Door de financiële vergoeding die hij ontvangt op de leerwerkplek kan hij zijn vaste lasten betalen. Verdachte woont bij zijn ouders, die erg betrokken bij hem zijn. Ook het schorsingstoezicht van verdachte verloopt goed: hij werkt goed mee aan het toezicht en komt zijn afspraken na. Verdachte heeft 9 maanden onder toezicht gestaan van de reclassering via elektronische monitoring. Ook dit is goed verlopen. De rechtbank concludeert dat het sinds het plegen van onderhavige feiten goed gaat met verdachte.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard veel spijt te hebben van zijn handelen en heeft hij verklaard dat hij een excuusbrief wil schrijven aan [benadeelde partij] .
De rechtbank heeft een positieve indruk van de verdachte gekregen. Verdachte heeft tijdens het schorsingstoezicht al serieus te nemen stappen in de goede richting gemaakt en de kansen die hem zijn aangereikt aangegrepen. Zijn spijtbetuiging komt oprecht over en hij lijkt ook oprecht in zijn voornemen om wat van zijn leven te gaan maken en geen strafbare feiten meer te plegen. In zijn huidige opleiding en werkplek lijkt hij zijn passie te hebben gevonden en hij komt gemotiveerd over om die opleiding af te ronden, er zijn beroep van te maken en verder op het rechte pad te blijven. Met de training gedragsinterventie cognitieve vaardigheden die verdachte zal moeten gaan volgen (zie hierna), kan verdachte gaan werken aan zijn vaardigheden om in de toekomst betere keuzes te (blijven) maken.
Toepassing van het adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten 19 jaar oud en dus meerderjarig. Voor een jongvolwassen verdachte onder de 23 jaar kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd die daartoe aanleiding geven.
De reclassering heeft in haar adviesrapport geadviseerd tot toepassing van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank onderschrijft het advies van de reclassering en maakt de conclusies uit het adviesrapport tot de hare. De rechtbank zal daarom het adolescentenstrafrecht toepassen.
De strafoplegging
De rechtbank heeft acht geslagen op de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) vastgelegde oriëntatiepunten voor jeugd. De LOVS-oriëntatiepunten voor diefstal van een goed van hoge waarde geven als uitgangspunt een taakstraf voor de duur van minimaal 80 uren. De LOVS-oriëntatiepunten voor diefstal met geweld geven als uitgangspunt een taakstraf voor de duur van minimaal 60 uren. Met betrekking tot de wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft de rechtbank gekeken naar straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd bij jeugdigen. De rechtbank weegt strafverminderend mee dat verdachte gedurende zijn schorsing 9 maanden onder toezicht van de reclassering heeft gestaan door middel van elektronische monitoring, omdat verdachte hiermee al gedurende langere tijd in zijn vrijheid beperkt is geweest. Daarnaast vindt de rechtbank het van belang dat de straf die aan verdachte wordt opgelegd niet in de weg komt te staan aan zijn opleiding.
Alles afwegende vindt de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 91 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, en een werkstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zal de rechtbank de volgende bijzondere voorwaarden opleggen: een meldplicht bij de reclassering, het behouden van zinvolle dagbesteding, het volgen van onderwijs en meedoen aan de training gedragsinterventie cognitieve vaardigheden. De rechtbank vindt het van belang op te merken dat niet is gebleken dat verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis is gerecidiveerd en legt daarom een kortere proeftijd dan gebruikelijk op.

8.Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij vordert schadevergoeding van in totaal € 2.339,45. Het gevorderde bedrag bestaat uit € 639,46 aan vergoeding voor materiële schade en € 1.700,00 aan vergoeding voor immateriële schade. Verder vordert de benadeelde partij hoofdelijke veroordeling tot betaling van schadevergoeding, de wettelijke rente over het schadebedrag vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen en vordert verder verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel heeft de raadsvrouw verzocht om verdachte tot een kwart van het gevorderde bedrag te veroordelen om te voorkomen dat hij als gevolg van de hoofdelijke veroordeling tot vergoeding van het volledige bedrag in contact zal moeten treden met de mededaders, van wie hij weg wil blijven.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan [benadeelde partij] door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Ook staat vast dat [benadeelde partij] door het bewezenverklaarde geestelijk letsel heeft opgelopen. [benadeelde partij] heeft de vordering onderbouwd en toegelicht en die is niet inhoudelijk betwist. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 2 januari 2023.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die [benadeelde partij] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Anders dan door de verdediging is verzocht, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om af te wijken van het wettelijke uitgangspunt van hoofdelijke aansprakelijkheid van verdachte voor de toe te wijzen schade. Indien van dit uitgangspunt zou worden afgeweken, wordt de benadeelde partij ten onrechte in zijn verhaalsmogelijkheden gekort, hetgeen niet wenselijk is. De rechtbank is van oordeel dat de toegewezen vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen, omdat verdachte de feiten samen met anderen heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededaders zijn, als zij worden aangesproken door de benadeelde partij, ieder afzonderlijk aan te spreken het totale bedrag aan de benadeelde partij te betalen, tenzij (een) ander(en) het hele bedrag al heeft/hebben betaald. Eventuele afstemming over betaling van de vordering kan ook tussen de advocaten van verdachte en zijn mededaders plaatsvinden.
In het belang van [benadeelde partij] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat [benadeelde partij] de opgelopen schade niet zelf hoeft te innen en de schade ook vergoed krijgt als verdachte die niet (direct) kan betalen. Verdachte wordt verplicht het toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De op teleggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 56, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 282, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde
de voortgezette handeling van:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
91 (eenennegentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verbindt aan het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie een proeftijd, die wordt vastgesteld op
1 (één) jaar.
Tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt binnen twee werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland, [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie cova of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- de mbo opleiding [naam opleiding] volgt totdat hij hiervan het diploma behaalt, voor de duur van de opleiding of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur.
Verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde daarbij te begeleiden.
Veroordeelt verdachte ook tot een
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvan
100 (honderd) uren.
Beveelt dat, als verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toetot een bedrag van € 2.339,45 (tweeduizenddriehonderdnegenendertig euro en vijfenveertig eurocent), bestaande uit € 639,45 (zeshonderdnegenendertig euro en vijfenveertig eurocent) materiële schade en een bedrag van € 1.700,00 (duizendzevenhonderd euro) immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (zijnde 2 januari 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij] voornoemd hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 2.339,45 (tweeduizenddriehonderdnegenendertig euro en vijfenveertig eurocent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan een van de hem/hen opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.R. Vastenburg, voorzitter,
mrs. M. Smit en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.W. Boeve, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 december 2024.
[..]
[..]