ECLI:NL:RBAMS:2024:8809

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
11080232
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen voor geleverde energie en opzegvergoeding

In deze civiele zaak heeft GULF GAS AND POWER B.V. (hierna: GGP) een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die onder een handelsnaam opereert. De zaak betreft een geschil over de betaling van openstaande facturen voor geleverde energie en een opzegvergoeding na beëindiging van de leveringsovereenkomst. GGP heeft gas en elektriciteit geleverd aan de gedaagde, die de overeenkomst heeft opgezegd. GGP vordert een bedrag van € 19.600,25, dat bestaat uit gefactureerde bedragen voor geleverde energie en een opzegvergoeding. De gedaagde betwist de hoogte van het geregistreerde gasverbruik en stelt dat de gasmeter niet correct functioneert. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling te onderbouwen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde € 18.971,58 aan GGP moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten van GGP, die in totaal € 2.742,37 bedragen. Het vonnis is uitgesproken op 6 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11080232 \ CV EXPL 24-4133
Vonnis van 6 december 2024
in de zaak van
GULF GAS AND POWER B.V.,
gevestigd in Den Bosch,
eisende partij,
hierna te noemen: GGP,
gemachtigde: mr. P. van Zwijndregt,
tegen
[gedaagde](handelend onder de naam [handelsnaam] ),
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. W. Albers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 april 2024, met producties 1 t/m 6,
- de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 6,
- het tussenvonnis van 23 augustus 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de nagekomen productie van GGP,
- de mondelinge behandeling van 7 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- het e-mailbericht van GGP met bijgevoegd de jaarafrekening.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis wordt uitgesproken.

2.De beoordeling

De kern van de zaak
2.1.
GGP heeft gas en elektriciteit geleverd aan [gedaagde] . [gedaagde] heeft de leveringsovereenkomst beëindigd. GGP vordert betaling van € 19.600,25 voor de geleverde maar nog niet betaalde energie en de overeengekomen opzegvergoeding. [gedaagde] betwist de hoogte van het geregistreerde gasverbruik. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat de gasmeter niet het juiste verbruik registreert. [gedaagde] moet € 18.971,58 aan GGP betalen.
Wat is er gebeurd?
2.2.
GGP en [gedaagde] hebben op 3 januari 2022 een leveringsovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten voor het leveren van gas en elektriciteit aan het bedrijfsadres van [gedaagde] voor de duur van 36 maanden. De overeenkomst ging in op 1 april 2022 en zou op 1 april 2025 eindigen.
2.3.
Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers 2017 van GGP van toepassing. In de algemene voorwaarden staat:

(…) Artikel 21 Hoe lang duurt deze overeenkomst?
(…)
21.3: Heeft u een overeenkomst met een vaste einddatum en beëindigt u deze overeenkomst eerder dan de afgesproken einddatum? Dan kunnen wij u hiervoor een opzegvergoeding in rekening brengen (…).
2.4.
[gedaagde] heeft GGP in mei 2022 verzocht om een onderzoek te (laten) doen naar de gasmeter, omdat hij het geregistreerde verbruik te hoog vond. GGP heeft hier op 16 mei 2022 per-email als volgt op gereageerd: “
(…) Wij zijn verantwoordelijk voor het leveren van elektriciteit en gas. Indien je een monteur of expert nodig hebt voor het beoordelen van jouw gasverbruik, dien je zelf contact op te nemen met jouw netbeheerder (…).
2.5.
[gedaagde] heeft de overeenkomst per 3 maart 2023 opgezegd. GGP heeft de levering van energie vervolgens op 10 maart 2023 beëindigd.
2.6.
GGP heeft in totaal een bedrag van € 19.600,25 gefactureerd over de periode van 1 februari 2022 tot 10 maart 2023. Dat bedrag is opgebouwd uit voorschotnota’s, de jaarafrekening over 2022 en de eindafrekening van 28 april 2023 waarbij GGP een opzegvergoeding van € 645,28 in rekening heeft gebracht.
Wat wil GGP?
2.7.
GGP wil dat [gedaagde] de openstaande facturen betaalt en vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 19.600,25, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, de buitengerechtelijke incassokosten van € 971 en de kosten van deze procedure.
Onvoldoende onderbouwd dat de gasmeter niet deugt
2.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat GGP in de periode van 1 februari 2022 tot 10 maart 2023 gas en elektriciteit heeft geleverd aan het bedrijfsadres van [gedaagde] en dat [gedaagde] gelet op de overeengekomen tarieven en het geregistreerde verbruik een bedrag van € 18.954,97 (€ 19.600,25 min de opzegvergoeding) moet betalen voor de geleverde energie. De vordering van GGP is daarmee voldoende onderbouwd en in beginsel toewijsbaar.
2.9.
[gedaagde] stelt echter dat het geregistreerde verbruik van gas niet het daadwerkelijke verbruik is geweest. [gedaagde] heeft toegelicht dat er in 2017 een brand is geweest in de meterkast waarin ook de gasmeter zit. Dit zou kunnen verklaren waarom de gasmeter niet goed werkt, aldus [gedaagde] . Ter onderbouwing van zijn standpunt dat het geregistreerde gasverbruik na de brand omhoog is gegaan, heeft hij een jaarafrekening over juni 2018 – juni 2019 overgelegd.
2.10.
De kantonrechter stelt vast dat het geregistreerde gasverbruik over de periode 1 februari 2022 tot 10 maart 2023 inderdaad naar verhouding aanzienlijk afwijkt van het afgerekende verbruik over 2018.Deze constatering is echter onvoldoende om vast te kunnen stellen dat het geregistreerde verbruik in de door GGP gefactureerde periode niet klopt.
2.11.
[gedaagde] heeft door alleen de jaarafrekening over 2018 te overleggen onvoldoende onderbouwd dat de gasmeter niet goed werkt. GGP heeft er op gewezen dat in de jaarafrekening over 2018 uit is gegaan van geschatte meterstanden. Bovendien heeft [gedaagde] geen duidelijkheid gegeven over het daadwerkelijke gasverbruik in de periode van 2018 tot aan de start van de leveringsovereenkomst met GGP in april 2022. Als voor deze periode vast te stellen zou zijn dat het gasverbruik op enig moment significant en structureel toeneemt, zonder aanwijsbare reden, zou dat een aanwijzing kunnen zijn dat er iets met de gasmeter aan de hand is. Alleen de afrekening over juni 2018 - juni 2019 is daarvoor onvoldoende.
2.12.
[gedaagde] heeft geen onderzoek aan de gasmeter laten verrichten door de netwerkbeheerder, terwijl dit wel op zijn weg had gelegen. De kantonrechter is het niet met [gedaagde] eens dat GGP dat onderzoek had moeten laten verrichten. In de algemene voorwaarden is namelijk het volgende vastgelegd: “
(…)Artikel 10.1 Twijfelen wij of u eraan of de elektriciteitsmeter en/of de gasmeter goed werken of de meting juist is? Dan mogen wij of u de netbeheerder vragen de elektriciteitsmeter en/of de gasmeter te laten onderzoeken.(…) Hiervoor geldt: (…) Wilt u de meter laten onderzoeken? Dan moet u vooraf de kosten van het onderzoek aan de netbeheerder betalen (…)”. [gedaagde] heeft op de zitting verklaard dat hij de jaarafrekening van 2018 niet aan GGP heeft gestuurd. GGP hoefde op basis van de enkele mededeling van [gedaagde] dat hij zijn gasrekeningen te hoog vond niet te twijfelen aan het goed functioneren van de gasmeter. Dat betekent dat het op de weg van [gedaagde] lag om het onderzoek te starten. Dat hij dit niet heeft gedaan, komt voor zijn rekening en risico. Omdat het verweer van [gedaagde] faalt, stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde] het gemeten gasverbruik ook daadwerkelijk heeft verbruikt.
De opzegvergoeding is niet onredelijk
2.13.
GGP heeft bij de eindafrekening 15% van de verwachte misgelopen omzet in rekening gebracht als opzegvergoeding. [gedaagde] stelt voor het eerst op de zitting dat de hoogte van de vergoeding niet redelijk is, omdat deze is gebaseerd op het gasverbruik waarvan de omvang nu juist door hem wordt betwist. De kantonrechter leest hier een beroep op matiging in. Het beroep van [gedaagde] slaagt niet omdat de omvang van het gasverbruik vast is komen te staan, zoals hiervoor onder 2.12 overwogen. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat een opzegvergoeding van 15% over de misgelopen omzet niet onredelijk is. De vordering wordt op dit onderdeel dus toegewezen.
[gedaagde] moet € 18.971,58 betalen
2.14.
Gelet op wat de kantonrechter hiervoor heeft overwogen, is [gedaagde] gehouden om de gefactureerde levering van gas en elektriciteit te betalen. Op de zitting heeft GGP erkend dat [gedaagde] de factuur van € 628,67 ( [fact.nr.] ) al heeft betaald. De kantonrechter wijst daarom (€ 19.600,25 - € 628,67 = ) € 18.971,58 toe.
[gedaagde] moet de wettelijke rente betalen
2.15.
GGP vordert de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen tot de dag dat [gedaagde] het volledige bedrag heeft betaald. De kantonrechter oordeelt dat partijen, in afwijking van de wettelijke regeling, in de algemene voorwaarden hebben afgesproken dat [gedaagde] niet de wettelijke handelsrente, maar de wettelijke rente moet betalen. In artikel 12.6 van de algemene voorwaarden staat: “
(…) Ook informeren wij u over de gevolgen als u niet alsnog binnen deze veertien kalenderdagen betaalt. Dan moet u ons de gewone wettelijke rente betalen (…)”. Voor de door GGP voorgestane uitleg dat met ‘de gewone wettelijke rente’ de wettelijke handelsrente is bedoeld, ziet de kantonrechter geen aanknopingspunten. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
[gedaagde] moet € 40 aan buitengerechtelijke incassokosten betalen
2.16.
GGP vordert € 971 aan vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. GGP heeft alleen niet gesteld dat zij ook daadwerkelijk buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht. Daarom hoeft [gedaagde] daarvoor in beginsel geen vergoeding te betalen. Omdat in dit geval sprake is van een handelsovereenkomst waarbij de contractuele betalingstermijn is verstreken, moet [gedaagde] toch € 40 betalen, ook als geen incassowerkzaamheden zijn verricht. [1] Dat bedrag wordt dus toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten van GGP betalen2.17. [gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van GGP betalen. Die proceskosten worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.742,37
2.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals hierna in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan GGP te betalen € 18.971,58, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf 14 dagen na de factuurdata, tot de dag dat [gedaagde] het volledige bedrag heeft betaald,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan GGP te betalen € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.742,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Huber, bijgestaan door mr. C.M. Achekar, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid het vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Artikel 6:96 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW).