In deze zaak heeft de aanvrager de rechtbank verzocht om verlof te verlenen voor een conservatoir derdenbeslag tegen de debiteur. De rechtbank oordeelt dat een beslagorder tegen een debiteur gevestigd in een andere EU-lidstaat kan worden gebaseerd op het Nederlandse nationale recht. Dit wordt niet voorafgegaan door de EAPO-verordening, aangezien artikel 1, lid 2 van deze verordening de mogelijkheid van behoudmaatregelen onder nationaal recht toestaat. De NCC-rechtbank in kort geding is bevoegd om het verzoek te behandelen, aangezien de aanvrager en de debiteur de NCC als de juiste kamer van de rechtbank Amsterdam hebben aangewezen voor de behandeling van geschillen die voortvloeien uit hun overeenkomsten.
De juridische vereisten voor een conservatoir derdenbeslag (artikel 718 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, Rv) zijn vervuld. De aanvrager heeft aangetoond dat zijn recht, zoals ingeroepen in de aanvraag, gegrond is, en de verzochte beslagen voldoen aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Daarom zal het verzoek worden toegewezen. Verlof voor beslag zal worden verleend onder de voorwaarde dat de uitspraak voorafgaand aan de tenuitvoerlegging aan de debiteur wordt betekend, aangezien dit een vereiste is voor deze beslissing om een "uitspraak" te zijn binnen de reikwijdte van artikel 2, sub a van de Brussel 1bis-verordening.
De rechtbank heeft de tijdslimiet voor het starten van de hoofdprocedure vastgesteld op 14 dagen na de eerste beslaglegging, en de aanvrager mag het beslag tot drie keer herhalen binnen een periode van 30 dagen na de eerste beslaglegging. De rechtbank zal ook het certificaat uitgeven zoals bedoeld in artikel 53 van de Brusselverordening (herzien).