ECLI:NL:RBAMS:2024:8775

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
13/212471-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanrijding tussen rechtsafslaande vrachtauto en fietser met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 3 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 maart 2023 betrokken was bij een verkeersongeval te Amsterdam. De verdachte, een beroepschauffeur van een vrachtauto, reed over de Churchilllaan en sloeg rechtsaf bij een kruising met de Scheldestraat. Tijdens het afslaan heeft hij een fietser, die voorrang had, over het hoofd gezien en is over haar heen gereden. De fietser, die als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel opliep, heeft meerdere operaties ondergaan en is nog niet volledig hersteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat heeft geleid tot het ongeval. De officier van justitie eiste een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, maar geen ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de gevolgen voor de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/212471-23
Datum uitspraak: 3 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
wonende op het adres [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
19 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. K.C.A.M. Oomen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat op 17 maart 2023 te Amsterdam door zijn schuld een verkeersongeval heeft plaatsgevonden ten gevolge waarvan [persoon] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dan wel (subsidiair) het veroorzaken van gevaar op de weg.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft aanmerkelijke schuld aan het veroorzaken van het verkeersongeval. Verdachte heeft de fietsster, die voorrang had, niet gezien, terwijl zij voor hem wel zichtbaar moet zijn geweest. Daarbij komt dat verkeerde afstelling van de spiegels ervoor heeft gezorgd dat verdachte in ieder geval op één locatie onvoldoende zicht op het fietspad had. Verder voerde verdachte tijdens een bijzondere verrichting (afslaan met een groot voertuig) een telefoongesprek en was er door objecten op het dashboard en aan het raam van de vrachtauto van verdachte sprake van een belemmering van het zicht, waardoor de spiegel op de verkeerslantaarn voor verdachte niet zichtbaar was.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft geen voorrang aan de fietsster verleend, maar had daartoe wel alle voorzorgsmaatregelen genomen. Hij heeft (in zijn spiegels) gekeken en zicht gehouden op de kruising en de verkeersdeelnemers. Niet kan worden vastgesteld of verdachte de fietsster had kunnen zien. De positie van de fietsster ten opzichte van de vrachtauto kon niet exact worden vastgesteld en in het proces-verbaal FO Verkeer is er ten onrechte vanuit gegaan dat de vrachtauto van verdachte net voor het ongeluk geheel op de rechter rijstrook stond. Verdachte heeft echter verklaard dat hij meer naar links stond.
Verdachte heeft verklaard dat het telefoongesprek dat hij kort voor het ongeval aan het voeren was al was afgerond voordat hij de bocht naar rechts maakte. Als verdachte de fietsster niet heeft kunnen zien, bijvoorbeeld vanwege de zon, dan treft hem geen schuld en dient hij te worden vrijgesproken.
Het staat geenszins vast dat het zicht van verdachte dusdanig was belemmerd door objecten op het dashboard, op de ruit of aan de spiegel/zonwering, dat verdachte daardoor de fietsster niet kon zien.
Het onderzoek kan ook niet de conclusie dragen dat onjuist afgestelde spiegels van de vrachtauto hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval, omdat niet kan worden vastgesteld dat de onderzoeker en verdachte een identiek oogpunt hadden. Hierdoor hadden zij mogelijk ook een ander zichtveld.
De enkele verkeersfout van het geen voorrang verlenen is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW te komen, zodat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Voor wat betreft de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW – het veroorzaken van gevaar op de weg – refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Feitelijke toedracht
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 17 maart 2023 reed verdachte als bestuurder van een vrachtauto over de Churchilllaan in Amsterdam, komende uit de richting van de Apollolaan. Aangekomen bij de kruising met de Scheldestraat is verdachte gestopt voor een rood verkeerslicht. Hij was van plan om daar rechtsaf te slaan. De Churchilllaan bestaat daar uit twee rijstroken met aan de rechterkant van de weg een fietsstrook. De linker rijstrook was (destijds) bestemd voor linksaf slaand verkeer, de rechter rijstrook was bestemd voor rechtdoor gaand en rechtsaf slaand verkeer. [persoon] die op haar fiets over de fietsstrook in dezelfde richting als verdachte reed, wilde bij het verkeerslicht rechtdoor gaan. Zij had daarbij op grond van de verkeersregels voorrang op de rechtsaf slaande verdachte (artikel 18 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990). Het gemotoriseerde verkeer en de fietsers kregen tegelijk groen licht. Verdachte is vervolgens bij het rechtsaf slaan over [persoon] heengereden. [2] [persoon] heeft als gevolg daarvan gescheurde bovenbeenspieren, gescheurde kniebanden en botbreuken opgelopen. [3] Zij is aan haar verwondingen meerdere keren geopereerd. [4] Een jaar na het ongeval is zij nog niet volledig hersteld en de verwachting is dat zij op termijn een kunstknie nodig zal hebben. [5]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij in zijn beleving toen hij bij het rode verkeerslicht was gestopt, na 3 tot 5 seconden groen licht kreeg. Hij is daarop eerst ongeveer vijf meter naar voren gereden om vervolgens zonder te stoppen in een vloeiende beweging zo haaks mogelijk een bocht naar rechts te kunnen maken. Zowel bij het aanrijden naar het verkeerslicht, als tijdens het stilstaan voor de stopstreep en bij het rechts afslaan heeft verdachte geen enkele fietser naast of voor zijn vrachtauto gezien.
Omdat hij geen fietsers had gezien, dacht hij dat de weg vrij was om de bocht naar rechts te kunnen maken en heeft hij zich met name op de linker(achter)kant van zijn vrachtauto geconcentreerd. Rekening houdend met de uitzwaai van zijn vrachtauto bij het maken van de bocht, had hij zijn vrachtauto zodanig links op de rechter rijstrook gepositioneerd dat er geen ruimte meer was voor auto’s op de linker rijstrook naast de vrachtwagen.. Verdachte is zich ervan bewust dat bij een dergelijk grote vrachtwagen met een lengte van 16 meter een dode hoek aanwezig blijft. Hij is sinds 2002 beroepschauffeur, maar is niet bekend met het rijden in Amsterdam. Hij had goed zicht in zijn spiegels en door zijn voorruit, waarvan hij op een dynamische manier gebruik maakt. Op maandagochtend worden de spiegels gecontroleerd en afgesteld. Door de week rijden er geen anders chauffeurs in de vrachtauto. [6]
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Bij de beoordeling van de vraag of een verdachte schuld heeft aan een ongeval in de zin van artikel 6 WVW komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het gaat daarbij om aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam verkeersgedrag waardoor het ongeval en de gevolgen daarvan zijn ontstaan.
De Hoge Raad heeft ook overwogen dat niet in zijn algemeenheid kan worden aangegeven of een enkele verkeersfout voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Bij die beoordeling zijn meerdere factoren van belang. [7]
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat het ongeval aan verdachtes schuld te wijten is, omdat hij aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam is geweest.
Uit onderzoek naar de tachograafdata van de vrachtauto blijkt dat verdachte, anders dan hij zelf heeft aangegeven, 1 minuut en 35 seconden voor het rode stoplicht op de Churchilllaan heeft stilgestaan. Op beelden van een deurbelcamera op de Churchilllaan is te zien dat zich in de tijd die verdachte daar stil staat, meerdere fietsers achter en naast de vrachtauto aan komen rijden. Dit volgt ook uit de verklaring van de getuig [getuige], die naast de vrachtwagen van verdachte met een groepje andere fietsers voor het rode verkeerslicht stond te wachten., onder wie het latere slachtoffer [persoon] die achter hem stond. Verdachte heeft echter verklaard in het geheel geen fietsers te hebben waargenomen. De beleving van verdachte, zowel voor wat betreft de tijd die hij heeft stilgestaan voor het stoplicht als voor wat betreft de aanwezigheid van fietsers, wijkt daarmee sterk af van de feitelijke situatie.
De rechtbank realiseert zich dat het rijden met een grote vrachtauto in het drukke verkeer in Amsterdam met veel fietsers niet eenvoudig is en veel vraagt van een chauffeur. Dit maakt echter wel dat verdachte, zeker als beroepschauffeur, extra voorzichtig had moeten zijn, temeer nu hij onervaren was met het rijden in de Amsterdamse binnenstad. Dit heeft hij echter op dat moment niet gedaan. Er vanuit gaande dat er geen fietsers waren heeft verdachte zich bij het wegrijden van het verkeerslicht uitsluitend nog op de linkerkant van zijn vrachtauto gericht in verband met de uitzwaai van de oplegger met kooiaap en de (materiële) schade die dit zou kunnen veroorzaken Hij heeft op dat moment echter nagelaten zich ervan te vergewissen en blijven vergewissen of er zich mogelijk toch nog fietsers aan de rechterkant bevonden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op meerdere momenten, zowel tijdens het wachten voor het rode verkeerslicht als tijdens optrekken bij het groene licht, niet heeft gekeken waar hij dat wel had kunnen en moeten doen.
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte schuld heeft aan het ongeval neemt de rechtbank niet in aanmerking:
- de omstandigheid dat verdachte (handsfree) telefonisch in gesprek was ten tijde van het ongeval. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het telefonisch in gesprek zijn van invloed is geweest op het ontstaan van het ongeval;
- het feit dat de spiegels niet waren afgesteld volgens de wettelijke eisen.
In het politieonderzoek is vastgesteld dat verdachte ook bij de door verdachte gerealiseerde afstelling goed zicht had en de fietsster zou hebben moeten kunnen zien, zodat niet kan worden vastgesteld dat deze onjuiste afstelling van de spiegels heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval;
- de belemmering van het zicht van de voorruit door uitgeklapte zonwering(en) en daaraan bevestigde objecten en objecten op het dashboard. De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat dit heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval.
Conclusie
Verdachte heeft zich bij het nemen van de bocht op een drukke plek in de stad onvoldoende vergewist van de fietsers rechts van zijn vrachtauto, heeft het slachtoffer door onvoldoende in zijn spiegels en/of om zich heen te kijken over het hoofd gezien en haar daardoor niet opgemerkt en ten onrechte geen voorrang verleend. De rechtbank kwalificeert het verkeersgedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam en is derhalve van oordeel dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de hiervoor in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 17 maart 2023 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmee rijdende over de Churchilllaan, zich zodanig, te weten aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [persoon], zwaar lichamelijk letsel, te weten gescheurde bovenbeenspieren en kniebanden en botbreuken heeft opgelopen, bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Churchilllaan, komende uit de richting van de Apollolaan, en gaande in de richting van de Scheldestraat,
- terwijl van verdachte gelet op zijn beroep extra oplettendheid kan worden verwacht,
verdachte heeft de kruising van de Churchilllaan en de Scheldestraat genaderd, verdachte is vervolgens rechts afgeslagen,
verdachte heeft zich er niet voldoende van vergewist en is zich er niet voldoende van blijven vergewissen dat de weg/kruising vrij was van enig kruisend en/of naderend verkeer,
verdachte heeft vervolgens de fietser (voornoemde [persoon]), die aldaar ter plaatse het fietspad, komende uit de richting van de Apollolaan en gaande in de richting van de Vrijheidslaan, bereed en doende was om die weg/kruising over te steken in strijd met artikel 18 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen voorrang verleend,
verdachte heeft vervolgens niet afgeremd voor voornoemde [persoon],
verdachte is vervolgens over voornoemde [persoon] heengereden, ten gevolge waarvan die [persoon] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
In dat kader stelt de rechtbank vast dat het, gelet op de context van het dossier, niet anders kan dan dat [persoon] komende uit de richting van de Apollolaan, in plaats van komende uit de richting van de Churchilllaan in de richting van de Vrijheidslaan het fietspad bereed, en heeft dit verbeterd gelezen in de bovenstaande bewezenverklaring (tweede regel in het derde tekstblok van onderen).

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen. Voorts heeft de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (OBM) gevorderd voor de duur van 6 maanden.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte het heel zwaar heeft (gehad) met het ongeval. Verdachte zou graag contact hebben gehad met het slachtoffer, maar diende te respecteren dat zij dit niet wilde. Verder is verdachte first offender. Hij werkt nog steeds als vrachtwagenchauffeur. Een onvoorwaardelijke OBM zou voor hem dan ook grote financiële gevolgen hebben.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt, ten gevolge waarvan een fietsster, [persoon], zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Verdachte is zonder goed te (blijven) kijken bij een verkeerslicht rechtsaf geslagen en is daarbij over de rechtdoor gaande [persoon] heengereden. [persoon] is door het ongeval zwaar gewond geraakt en ondervindt tot op de dag van vandaag ernstige hinder van haar verwondingen. De verwachting is dat zij opnieuw zal moeten worden geopereerd waarbij zij een kunstknie zal krijgen.
Verdachte had, zeker als beroepschauffeur van een dergelijk grote vrachtauto, meer nog dan andere weggebruikers er alles aan moeten doen om niet in deze situatie terecht te komen. Algemeen bekend is dat het verkeer in de Amsterdamse binnenstad druk is en dat er veel fietsers rijden.
Daarbij dient te worden opgemerkt dat het ongeval plaatsvond op een kruising waar, door het gelijktijdig groen licht krijgen van fietsers en gemotoriseerd verkeer, een onoverzichtelijke situatie kon ontstaan die vaker tot ongelukken heeft geleid. Dit was voor de gemeente Amsterdam dan ook aanleiding om wijziging aan te brengen in de indeling van de weg. De rechtbank neemt daarnaast ook het tijdsverloop in aanmerking; het ongeval vond inmiddels ruim anderhalf jaar geleden plaats.
Ook op verdachte heeft het ongeval veel indruk gemaakt. Hij heeft bij zijn werkgever bedongen dat hij niet meer met zijn vrachtwagen in Amsterdam rijdt. De rechtbank stelt het op prijs dat verdachte direct na het ongeval zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en, ook nu nog, betrokken is bij de toestand van het slachtoffer.
Wat betreft de strafoplegging heeft de rechtbank gekeken naar straffen die voor vergelijkbare gevallen door rechtbanken en gerechtshoven worden opgelegd en naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, die bij een situatie als de onderhavige (aanmerkelijke schuld aan het ongeval, geen middelengebruik, zwaar lichamelijk letsel) uitgaan van een taakstraf van 120 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid voor het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 (zes) maanden. De rechtbank ziet in beginsel geen reden om van die uitgangspunten af te wijken. In verband met het belang van verdachte bij het bezit van zijn rijbewijs voor zijn werkzaamheden, mede in het licht van het tijdsverloop, zal de rechtbank echter geen ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
Daarbij wordt verder in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 24 juli 2024 recentelijk niet voor overtreding van de Wegenverkeerswet met politie en justitie in aanraking is gekomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 6, en176 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het 1 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. Beunk, voorzitter,
mrs. D. Bode en B.C. Langendoen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 oktober 2024.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces verbaal FO Verkeer PL1300-2023059991 (p.10 -18)
3.Geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring d.d. 10 juli 2023 (p.144)
4.Proces-verbaal verhoor slachtoffer PL1300-2023059991-23 (p.1370
5.Proces-verbaal van bevindingen PL1300-2023059991-26 (ongenummerd)
6.Proces-verbaal ter terechtzitting van 19 september 2024.
7.Zie onder meer de arresten van de Hoge Raad van 1 juni 2004, LJN AO5822 en van 29 april 2008, LJN BD0544.