ECLI:NL:RBAMS:2024:8761

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
C/13/758176 / KG ZA 24-864
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van huurkoopovereenkomst en schadevergoeding na aankoop van non-conforme tweedehands auto

In deze zaak heeft eiser, handelend onder de naam [handelsnaam 1], een Dodge RAM gekocht van gedaagde, handelend onder de naam [handelsnaam 2], voor gebruik in zijn koeriersbedrijf. De koopovereenkomst werd later omgezet in een huurkoopovereenkomst met Hiltermann Lease B.V. Eiser heeft de auto gekocht 'zoals gezien, bereden en akkoord bevonden', maar stelt dat de auto gebreken vertoont die niet aan hem waren medegedeeld. Eiser heeft de overeenkomst vernietigd op basis van dwaling en vordert terugbetaling van de koopprijs en schadevergoeding. Gedaagde en Hiltermann betwisten de vorderingen en stellen dat de auto geen gebreken heeft en dat eiser zijn verplichtingen niet is nagekomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de auto geen gebreken vertoont die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigen. Eiser heeft de auto meer dan een jaar zonder problemen gebruikt en de auto is goedgekeurd door de RDW. De vorderingen van eiser worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. In reconventie vordert gedaagde betaling van openstaande bedragen door eiser, wat ook wordt toegewezen. Hiltermann vordert de auto terug, wat eveneens wordt toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
Zaaknummer: C/13/758176 / KG ZA 24-864 MDvH/EK
Vonnis in kort geding van 11 december 2024
in de zaak van
[eiser] handelend onder de naam [handelsnaam 1],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie bij gelijkluidende dagvaardingen van 22 en 23 oktober 2024,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
voormalig advocaat: mr. M.C. van Gastel te Amsterdam-Duivendrecht,
tegen

1.[gedaagde] handelend onder de naam [handelsnaam 2] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. T. Binnema te Leeuwarden,
2.
HILTERMANN LEASE B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
hierna te noemen: Hiltermann,
advocaat: mr. A. Neophitou te Oss,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 13 november 2024 heeft [eiser] de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] en Hiltermann hebben ieder apart verweer gevoerd, en hebben ieder een vordering in reconventie ingesteld. [eiser] heeft de vorderingen in reconventie bestreden. Alle drie de partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
  • [eiser] met zijn voormalig advocaat mr. Van Gastel,
  • [gedaagde] met mr. Binnema,
  • [naam] , teammanager debiteuren bij Hiltermann, met mr. Neophitou.
1.3.
Na verder debat is de zaak pro forma aangehouden teneinde partijen de gelegenheid te geven in onderling overleg een schikking te treffen. Zij zijn hierin niet geslaagd. Bij bericht van 25 november 2026 heeft mr. Van Gastel de voorzieningenrechter bericht dat hij zich heeft onttrokken als advocaat van [eiser] . Vervolgens hebben [gedaagde] en Hiltermann bij bericht van 26 november 2024 verzocht vonnis te wijzen. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een koeriersbedrijf. Hiervoor heeft hij op 30 maart 2023 van [gedaagde] een Dodge RAM, met kenteken [kenteken] (hierna: de auto), gekocht voor € 38.745,00 (exclusief BTW):

2.2.
In de koopovereenkomst staat over de garantie: “Gekocht zoals gezien, bereden en akkoord bevonden.”
2.3.
[eiser] heeft voor betaling van de koopsom financiering aangevraagd bij Hiltermann, een leasemaatschappij. Op 12 april 2023 is de koopovereenkomst (van 30 maart 2023) gewijzigd in een huurkoopovereenkomst. Dit betekent dat de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] niet meer bestaat en is vervangen door deze huurkoopovereenkomst. Met die nieuwe overeenkomst is afgesproken dat [eiser] in plaats van de koopprijs aan [gedaagde] , 72 maandelijkse termijnen van € 703,22 aan Hiltermann moet betalen, met uitzondering van het bedrag aan BTW, dat zou [eiser] nog aan [gedaagde] voldoen:
(Eindgebruiker is [eiser] , Leverancier is [gedaagde] )
2.4.
Op 28 juli 2023 heeft [gedaagde] [eiser] per brief gesommeerd om het openstaande bedrag van de BTW te voldoen. [gedaagde] heeft [eiser] hiervoor een termijn van 14 dagen gegeven.
2.5.
[eiser] vond dat de auto niet goed werkte en gebreken vertoonde. Op 31 augustus 2023 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde] een aansprakelijkstelling gestuurd. [eiser] heeft [gedaagde] daarbij voorgesteld om tot een praktische oplossing te komen. Op diezelfde dag heeft de advocaat van [eiser] Hiltermann hierover geïnformeerd.
2.6.
De advocaat van [gedaagde] heeft op 13 september gereageerd op dit bericht en de door [eiser] gestelde gebreken aan de auto betwist. Hiltermann heeft op 7 september 2023 geantwoord en het standpunt ingenomen dat de staat van het geleverde voertuig een aangelegenheid is tussen [gedaagde] en [eiser] .
2.7.
Op 16 augustus 2024 heeft Hiltermann [eiser] gesommeerd om de openstaande leasetermijnen te voldoen. Deze sommatie heeft Hiltermann hierna nog enkele malen herhaald. [eiser] heeft aan deze sommatie niet voldaan en heeft ook het bedrag aan BTW niet aan [gedaagde] voldaan.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
[gedaagde] te veroordelen:
I. om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Hiltermann te betalen:
a. een bedrag van € 38.745,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2023;
b. een bedrag van € 1.116,19, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2023;
c. een bedrag van € 1.162,45 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2023;
II. a. binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan het overschrijven van de auto van de naam van [eiser] ;
b. binnen twee werkdagen na voormelde overschrijving een vrijwaringsbewijs aan [eiser] te overleggen;
III. tot betaling van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte dat [gedaagde] vanaf één week na betekening van het vonnis, niet voldoet aan het onder II. gevorderde;
Hiltermann te veroordelen:
IV. om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiser] te betalen:
a. een bedrag van € 10.548,30, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2023;
b. een bedrag van € 880,48 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2023;
V. de door haar ingenomen invorderingsmaatregelen jegens [eiser] inzake onderhavig geschil op te schorten en opgeschort te houden;
VI. tot betaling van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte dat Hiltermann vanaf één week na betekening van het vonnis, niet voldoet aan het onder V. gevorderde;
[gedaagde] en Hiltermann beiden hoofdelijk te veroordelenin de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag.
3.2.1.
[eiser] heeft deze auto gekocht om te gebruiken voor zware transporten. Het was van belang dat de auto een zware trailer of aanhangwagen kon trekken. De auto die [eiser] heeft gekocht van [gedaagde] vertoont gebreken die hij niet hoefde te verwachten. Bij levering van de auto was er direct al een gebrek aan de luchtvering. De auto stond daardoor scheef op zijn wielen. [gedaagde] heeft toen de luchtbalg vervangen, maar dat heeft niet geholpen. [eiser] heeft als tijdelijke oplossing de luchtvering vast laten zetten. Het probleem aan de luchtvering en hoogteregeling bleef echter bestaan. Hem is afgeraden om met de auto de openbare weg op te gaan.
3.2.2.
[eiser] heeft verschillende rapporten of onderzoeken ingebracht waaruit is af te leiden dat de auto gebreken heeft:
  • Bosch Car Service Bijlsma heeft de auto gekeurd. Uit het rapport van 3 augustus 2023 kan worden afgeleid dat de auto een schadeverleden heeft. Daardoor is de linkerzijde doorgezakt en is de stabiliteit van de auto niet goed. Ook de luchtvering moet worden gerepareerd.
  • Carfax schrijft in haar rapport van 14 september 2023 dat de auto eerder schade heeft gehad, in september 2019 en augustus 2021 in België.
  • Naar aanleiding van deze conclusie van Carfax heeft [eiser] de Belgische politie om meer informatie gevraagd. De Belgische politie heeft gemeld dat de auto op 25 september 2022 betrokken is geweest bij een ongeval. De schade was zo ernstig dat de auto daarna gekeurd moest worden voordat die weer de weg op kon. Dit is bevestigd door Car-Pass. Die schrijft dat bij deze auto ‘keuring na ongeval’ noodzakelijk was.
  • Er zijn dus in totaal drie schades geweest: in september 2019, augustus 2021 en september 2022.
  • De auto is door Ftruckstore gekeurd. Uit het schaderapport van 18 januari 2024 volgt dat de auto meerdere gebreken heeft: “
  • Autobedrijf Nanninga heeft in een bericht van 10 juni 24 geschreven dat zij op basis van de foto’s die [eiser] heeft gestuurd kan zien dat er herstelwerkzaamheden aan de auto zijn geweest en dat deze matig zijn uitgevoerd. Uit de foto’s volgt verder dat de auto betrokken is geweest bij een schadegeval.
3.2.3.
Uit al deze rapporten en onderzoeken volgt dat de auto een schade-auto is en veel gebreken heeft, aldus [eiser] . Als hij dit had geweten had hij de auto nooit gekocht (dwaling). Daarom heeft [eiser] de huurkoopovereenkomst vernietigd.
Dat de auto deze gebreken heeft, maakt ook dat de auto non-conform is. Dat het een schade-auto is, is niet te herstellen. Daarom heeft [eiser] de overeenkomst ontbonden.
3.2.4.
Het gevolg van vernietiging (als sprake is van dwaling) is dat de overeenkomst nooit heeft bestaan. Door de ontbinding van de overeenkomst ontstaan er ongedaanmakingsverbintenissen over en weer. Concreet betekent dit, in beide gevallen, dat:
  • [gedaagde] de koopprijs moet terugbetalen aan Hiltermann (want Hiltermann heeft dit bedrag aan [gedaagde] betaald, vanwege de voorfinanciering);
  • [eiser] de auto aan [gedaagde] moet teruggeven, of in ieder de tenaamstellingscodes moet geven;
  • en Hiltermann de al door [eiser] betaalde leasetermijnen moet terugbetalen aan [eiser] .
Daarnaast maakt [eiser] aanspraak op een schadevergoeding voor de kosten die hij heeft gemaakt voor het plaatsen van een extra LPG-tank in de auto. De kosten hiervoor waren € 1.176,19 (exclusief BTW).
3.3.
[gedaagde] voert als volgt verweer.
3.3.1.
[eiser] heeft in maart 2023 de auto gekocht van [gedaagde] en in de koopovereenkomst is toen opgenomen “zoals gezien, bereden en akkoord bevonden.” Eigenlijk was [gedaagde] dus niet verantwoordelijk voor eventuele gebreken aan de auto, maar [gedaagde] heeft zich altijd welwillend opgesteld. Toen [eiser] kort na levering meldde dat de vering van de auto niet goed was, heeft [gedaagde] dit gerepareerd. Daarna heeft [eiser] een nieuw probleem gemeld, namelijk dat de auto scheef zou staan. Ook dit probleem met de niveauregeling heeft [gedaagde] uit coulance willen repareren, maar [eiser] heeft niet meegewerkt aan dit herstel. De auto was echter goed genoeg om mee te rijden, want [eiser] heeft vervolgens in een jaar tijd ruim 25.000 km met de auto heeft gereden.
3.3.2.
Begin 2024 hebben [gedaagde] en [eiser] vervolgens gesproken over de beëindiging van het geschil tussen hen: [gedaagde] zou de niveauregeling van de auto herstellen en [eiser] zou het nog openstaande bedrag aan BTW aan [gedaagde] betalen. [gedaagde] heeft het herstel uitgevoerd en de auto vertoonde geen gebreken meer. Enkel het beeldscherm in de auto was kapot, maar dat was een gebrek dat na levering was ontstaan en waarvoor [eiser] zelf diende te betalen. [eiser] heeft zich echter niet aan de afspraak gehouden, want hij heeft de BTW (nog steeds) niet betaald. Daarom staat de auto nu nog steeds bij [gedaagde] .
3.3.3.
Er is op dit moment geen enkel echt probleem met de auto, aldus [gedaagde] , maar [eiser] kan de BTW niet betalen. [eiser] heeft financiële problemen en daarom wil hij onder de koop van de auto uit. [eiser] heeft vanwege deze problemen, financieel en ook privé, ook zijn bedrijf beëindigd.
3.3.4.
[gedaagde] betwist verder dat de auto een schade-auto is met een zwaar schadeverleden. [gedaagde] heeft de auto gekocht in België met lichte schade. Daarom heeft hij de voorbumper vervangen. Dat heeft hij bij het bezichtigen van de auto ook aan [eiser] verteld. Bovendien is de auto bij import van België naar Nederland door de RDW gekeurd. Dit blijkt uit het keuringsrapport van 2 februari 2023 en dat was een maand voordat [eiser] de auto kocht. [gedaagde] meent dat of er nu één, twee of drie schade zijn, maar de schade aan de zijkant en aan de voorbumper zijn de enige schades die [gedaagde] bekend zijn. Die laatste is hersteld met een nieuwe voorbumper en de auto voldoet aan wat [eiser] mocht verwachten.
3.3.5.
Het onderzoek naar het schadeverleden van de auto is [eiser] pas later gestart, toen hij onder de overeenkomst uit wilde. Aan de door hem in het geding gebrachte rapporten kan weinig waarde worden gehecht:
  • In het rapport van Bosch Car Service Bijlsma staat dat de auto lichte schade heeft, maar ook dat de schade netjes is hersteld. In het rapport staat dat de stabilisatie niet goed is, maar dat heeft [gedaagde] inmiddels al gerepareerd door herstel van de niveauregeling.
  • De rapporten van Ftruckstore en Nanninga zijn beide van meer dan negen maanden na levering van de auto. Het is onbekend of de in deze rapporten genoemde gebreken er al waren op het moment van levering. Waarschijnlijk niet, omdat [eiser] dit anders al wel eerder had gemeld en/of had het al in het rapport van Bosch Car Service gestaan. Verder is het rapport van Nanninga niet geloofwaardig omdat zij de auto niet zelf heeft onderzocht maar slechts de foto’s heeft bekeken.
3.3.6.
De conclusie is dan ook dat de auto geen gebreken heeft en niet non-conform is. De auto staat klaar bij [gedaagde] om mee te gaan rijden. Omdat de auto geen gebreken heeft, kan [eiser] de overeenkomst niet ontbinden. Het beperkte schadeverleden is ook geen gebrek en evenmin een reden waarom [eiser] zou hebben gedwaald. Daarnaast heeft [eiser] nooit gezegd dat hij een volledig schadevrije auto had willen kopen. Bovendien is niet opmerkelijk dat een tweedehands auto enige schade in het verleden heeft gehad, zeker bij een auto zoals een Dodge RAM. Tot slot heeft [gedaagde] niet onrechtmatig gehandeld en is er dus geen grond voor betaling van de kosten van de extra LPG tank.
3.4.
Hiltermann voert als volgt verweer. Hiltermann sluit zich voor een groot deel (en voor zover voor de beoordeling van belang) aan bij het verweer van [gedaagde] en betwist eveneens dat [eiser] de overeenkomst kan ontbinden of vernietigen. Bovendien heeft [eiser] bij het sluiten van de huurkoopovereenkomst een acceptatiecertificaat ondertekend waarin een beroep op non-conformiteit is uitgesloten. Daarnaast stelt Hiltermann dat de huurkoopovereenkomst bepalingen bevat die de bewijslastverdeling tussen partijen bepaalt. Mocht toch worden vastgesteld dat de auto een gebrek heeft, dan moet [eiser] bij [gedaagde] zijn.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
[gedaagde]
3.6.
[gedaagde] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis om [eiser] te veroordelen tot betaling van € 8.137,50, te vermeerderen met wettelijke handelsrente vanaf 12 augustus 2023 en proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente.
3.7.
[gedaagde] legt aan zijn vordering, onder verwijzing naar zijn verweer in conventie, het volgende ten grondslag. In de huurkoopovereenkomst is bepaald dat [eiser] de BTW aan [gedaagde] moest betalen. Bovendien hebben [eiser] en [gedaagde] begin 2024 ook afgesproken dat [gedaagde] de auto zou herstellen en [eiser] de BTW zou betalen. [gedaagde] heeft zich aan deze afspraak gehouden maar [eiser] niet. [gedaagde] vordert dus nakoming van de betalingsverplichting van [eiser] om de BTW te betalen.
Hiltermann
3.8.
Hiltermann vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. [eiser] op straffe van een dwangsom te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot afgifte aan Hiltermann van de Dodge Ram met kenteken [kenteken] , met kentekencard en
allesleutels;
II. Hiltermann te machtigen om de auto, inclusief kentekencard en alle sleutels en andere toebehoren, zelf te revindiceren indien [eiser] in gebreke blijft (volledig) aan het onder I. gevorderde te voldoen, waarbij de revindicatie bewerkstelligd moet worden door een deurwaarder – zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie – en dat alles voor rekening en risico van [eiser] ;
III. [eiser] te veroordelen tot betaling van € 40.083,54 te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5% per maand, dan wel wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW, alsmede de contractuele buitengerechtelijke kosten van 10% van de hoofdsom, en te verminderen met de verkoopopbrengst van de auto na afgifte aan Hiltermann door [eiser] .
IV. [eiser] te veroordelen in de proceskosten.
3.9.
Hiltermann legt aan zijn vordering, onder verwijzing naar zijn verweer in conventie, het volgende ten grondslag. Hiltermann vordert nakoming van de betalingsverplichting van [eiser] om de achterstallige termijnen en het restant van de leaseprijs te betalen. [eiser] moet Hiltermann deze bedragen betalen en dan zal Hiltermann de auto verkopen en vanuit de verkoopopbrengst van de auto zal zij het verschil terugbetalen aan [eiser] .
3.10.
[eiser] voert verweer tegen beide vorderingen in reconventie in lijn met zijn stellingen in conventie. Vanwege de ontbinding of vernietiging van de overeenkomst hoeft [eiser] de BTW niet meer te betalen en is hij terecht gestopt met het betalen van de leasetermijnen aan Hiltermann.
3.11.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Auto heeft geen gebreken
4.1.
Om de vorderingen van [eiser] te kunnen toewijzen, moet voldoende aannemelijk zijn dat zijn stelling dat de huurkoopovereenkomst kan worden ontbonden of vernietigd ook in een bodemprocedure zal slagen.
4.2.
Het gaat hier om de koop van een tweedehandsauto. De koper mag verwachten dat wat hij krijgt, overeenkomt met wat is afgesproken. Daarbij mag de koper verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij niet hoeft te twijfelen dat die aanwezig zijn (artikel 7:17 lid 1 en 2 BW). Voor tweedehands auto’s betekent dit kort gezegd dat met de auto op een veilige manier aan het verkeer kan worden deelgenomen en dat deze geen technische gebreken vertoont.
4.3.
De kans is klein dat de vorderingen van [eiser] in een bodemprocedure zullen slagen. Zoals blijkt uit de hiervoor weergegeven norm is een tweedehands auto pas non-conform als deze niet meer normaal gebruikt kan worden. Met andere woorden, je moet op een normale, veilige manier met de auto de weg op kunnen. Uit de stellingen van [eiser] blijkt wel dat de auto wat schade heeft of heeft gehad, maar [eiser] heeft vervolgens nog een jaar lang ruim 25.000 km met de auto gereden. Ook is de auto goedgekeurd door de RWD toen deze werd geïmporteerd van België naar Nederland. Daaruit volgt dat de auto geen gebreken heeft, of in ieder geval dat er prima veilig mee gereden kan worden. Bovendien hebben [eiser] en [gedaagde] begin van dit jaar nog afspraken gemaakt dat [gedaagde] de auto ging repareren en [eiser] de BTW ging betalen. [gedaagde] heeft verklaard dat hij de auto ook heeft gerepareerd en dat de auto in goede staat klaar staat om opgehaald te worden.
4.4.
Alle rapporten van schadeonderzoekers die [eiser] in het geding heeft gebracht leggen onvoldoende gewicht in de schaal. De voorzieningenrechter heeft deze rapporten gelezen, maar hieruit volgt geenszins dat de auto een ernstig schadeverleden heeft en dat het gevaarlijk zou zijn om ermee te rijden. Integendeel, in een van de rapporten staat dat de auto “netjes is gerepareerd”. Daarnaast is het probleem van de stabilisatie, volgens [eiser] ook het grootste probleem, gerepareerd doordat [gedaagde] de niveauregeling heeft gemaakt. [eiser] stelt wel dat iemand hem heeft afgeraden met de auto de openbare weg op te gaan, maar hij heeft hiervan geen enkel bewijs overgelegd. Uit het feit dat de auto door de RWD is gekeurd, moet daarentegen worden afgeleid dat het geen ‘gevaar op de weg’ kan zijn.
4.5.
Daarom is de conclusie dat het volstrekt onaannemelijk is dat de auto gebreken heeft/non-conform is. Dat betekent dat [eiser] de overeenkomst niet kan ontbinden.
4.6.
Doordat onaannemelijk is dat auto ernstige gebreken heeft, is het ook niet aannemelijk dat de auto een schadeauto is, met een zwaar schadeverleden. [eiser] kan daarom niet zeggen dat hij de auto niet zou hebben gekocht als hij dat zou hebben geweten. Dat betekent dat hij de huurkoopovereenkomst niet kan vernietigen vanwege dwaling.
4.7.
Op grond van dit alles zullen alle vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
[eiser] moet de proceskosten in conventie betalen
4.8.
Omdat [eiser] ongelijk heeft gekregen, moet hij de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagde] en Hiltermann betalen. [gedaagde] en Hiltermann hebben beide apart verweer gevoerd met een eigen advocaat. Zij hebben dus alle twee eigen kosten gemaakt en [eiser] moet deze kosten betalen.
4.9.
De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.571,00
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.11.
De proceskosten van Hiltermann worden begroot op:
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.135,00
in reconventie
[gedaagde]
4.12.
[gedaagde] vordert dat [eiser] de BTW betaalt. Een vordering tot betaling van een geldsom wordt in een kort geding alleen toegewezen als de afspraak tot het betalen van dat geldbedrag en de omvang van daarvan voldoende aannemelijk zijn. Daarbij wordt de vordering tot betaling alleen toegewezen als er sprake is van spoedeisendheid. Bij de afweging van de belangen van partijen wordt mede betrokken het risico dat niet kan worden terugbetaald, in het geval de veroordeling in kort geding geen stand houdt.
4.13.
Het bestaan van de geldvordering ter hoogte van € 8.137,50 is voldoende aannemelijk, het staat eigenlijk gewoon vast. Dat [eiser] dit bedrag moet betalen volgt uit de huurkoopovereenkomst en de afspraak die hij begin dit jaar met [gedaagde] heeft gemaakt. [eiser] ontkent die afspraak ook niet, maar stelt dat hij dit niet hoeft te betalen omdat de overeenkomst kan worden ontbonden of vernietigd. Zoals hiervoor is overwogen kan dat niet, dus daarom moet [eiser] dit bedrag aan [gedaagde] betalen. [eiser] betaalt dit bedrag nu al bijna twee jaar niet en daarom heeft [gedaagde] voldoende spoedeisend belang bij toewijzing hiervan.
4.14.
De wettelijke handelsrente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf 12 augustus 2023, omdat [gedaagde] inderdaad in zijn brief van 28 juli 2023 [eiser] een termijn van veertien dagen had gegeven om de BTW te betalen.
Hiltermann
4.15.
Hiltermann vordert dat de auto aan haar wordt afgegeven én dat de [eiser] het volledige restant van de leaseprijs aan Hiltermann moet betalen. Dat is dubbelop. In dat geval kan Hiltermann namelijk de auto verkopen en dat geld innen én het geld van het openstaande leasebedrag van [eiser] innen.
4.16.
[eiser] moet wel de achterstallige leasetermijnen betalen omdat de ontbinding of vernietiging van de overeenkomst niet slaagt. Hiltermann heeft echter niet gespecificeerd wat het bedrag is aan achterstallige termijnen en wat het restant is. De verwijzing naar productie 1 met het overzicht is onvoldoende omdat dit onderscheid hieruit niet duidelijk blijkt. De door Hiltermann ingestelde vorderingen kunnen daarom niet worden toegewezen.
4.17.
Praktisch gezien moet de auto wel terug naar Hiltermann zodat Hiltermann de auto kan verkopen. [gedaagde] en Hiltermann kunnen dit mogelijk ook samen regelen. Na de verkoop kan en moet Hiltermann de opbrengst verrekenen met het bedrag dat [eiser] haar nog moet betalen. Als er dan een bedrag open staat, zal [eiser] dit bedrag aan Hiltermann moeten betalen.
Proceskosten
4.18.
[eiser] heeft ook in reconventie ongelijk gekregen en moet daarom de proceskosten van [gedaagde] en Hiltermann betalen. De kosten aan de zijde van [gedaagde] en Hiltermann worden echter gelet op de samenhang met de vorderingen in conventie begroot op nihil.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van
[gedaagde]ten bedrage van € 2.571,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten van
[gedaagde]als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van
Hiltermannten bedrage van € 4.135,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.6.
veroordeelt [eiser] om aan
[gedaagde]te betalen een bedrag van € 8.137,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag, met ingang van 12 augustus 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van
[gedaagde]tot heden begroot op nihil,
5.8.
verstaat dat de auto terug moet naar
Hiltermann, zoals is overwogen in 4.17,
5.9.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van
Hiltermanntot heden begroot op nihil,
5.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.