ECLI:NL:RBAMS:2024:8749

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
10923620 \ CV EXPL 24-1448
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg pensioenovereenkomst en indexering pensioenrechten in geschil tussen eisers en Aegon Levensverzekering N.V. en Stellantis Nederland B.V.

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit vier voormalige werknemers van Stellantis, dat Aegon Levensverzekering N.V. en Stellantis Nederland B.V. hun pensioenrechten met terugwerkende kracht indexeren. De eisers stellen dat zij recht hebben op jaarlijkse aanpassing van hun pensioen conform het consumentenprijsindexcijfer (CPI) zoals vastgelegd in de garantieregeling van 1994. Aegon en Stellantis verweren zich door te stellen dat de garantieregeling niet onvoorwaardelijk is en dat de indexering afhankelijk is van de financiële situatie van de pensioenregelingen. De kantonrechter oordeelt dat Aegon niet in strijd handelt met de Pensioenwet door eerst de door PMT doorgevoerde kortingen in 2013 en 2014 in te lopen voordat zij overgaat tot indexatie. De rechter concludeert dat de vorderingen van eisers worden afgewezen, omdat de pensioenregelingen van Aegon en Stellantis niet gelijk zijn aan die van PMT en de eisers geen recht hebben op de gevorderde indexering. De proceskosten worden aan eisers opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10923620 \ CV EXPL 24-1448
Vonnis van 22 november 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats 4] ,
eisende partijen,
hierna afzonderlijk te noemen [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] en gezamenlijk eisers,
gemachtigde: mr. A.F. Wilson (voorheen mr. L. Schuijt-Olde Heuvel),
tegen
1. de naamloze vennootschap
AEGON LEVENSVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Den Haag,
gemachtigden: mr. P.F. Doornik en mr. M.R. van Gils,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Aegon,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STELLANTIS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gemachtigden: mr. A.A. Boutens en mr. N.T. Dempsey,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Stellantis.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 2 februari 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord van Aegon van 3 mei 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord van Stellantis van 3 mei 2024, met producties,
- het tussenvonnis van 17 mei 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de nagekomen producties 24 tot en met 27 van de zijde van eisers,
- de nagekomen akte met producties 12 tot en met 14 van de zijde van Stellantis,
- de nagekomen productie 3 van de zijde van Aegon,
- de mondelinge behandeling van 11 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2024. Eisers zijn allen verschenen en werden bijgestaan door mr. Wilson. Namens Aegon zijn verschenen: [naam 1] , manager juridische zaken pensioen, [naam 2] , jurist, bijgestaan door mr. Doornik en mr. Van Gils. Namens Stellantis is verschenen [naam 3] , HR-manager, bijgestaan door mr. Boutens en mr. Dempsey. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, alle mede aan de hand van spreekaantekeningen, en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Stellantis is de rechtsopvolger van Peugeot (Talbot) Nederland N.V. Omwille van de leesbaarheid zal ook Peugeot (Talbot) Nederland N.V. hierna worden aangeduid als Stellantis.
2.2.
Pensioenfonds Metaal en Techniek (hierna: PMT), voorheen Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalnijverheid, is een bedrijfstakpensioenfonds dat de pensioenregeling verzorgt voor (gewezen) werknemers en gepensioneerden van bedrijven die actief zijn in de bedrijfstakken metaal en techniek.
2.3.
Stellantis heeft de pensioenregeling voor haar werknemers van 1 januari 1984 tot 1 januari 1994 ondergebracht bij Stichting Pensioenfonds Peugeot Talbot Nederland N.V. Per 1 januari 1994 heeft Stellantis ervoor gekozen om de aanspraken rechtstreeks te verzekeren bij Aegon door een pensioenverzekering aan te gaan met Aegon.
2.4.
Deze pensioenverzekering bevatte een garantie- en een excedentregeling. De excedentregeling is een aanvullende regeling en ziet op het pensioengevend salaris van werknemers van Stellantis dat boven het maximum pensioengevend salaris van PMT uitkomt. PMT heeft per 1 januari 1999 een pensioenregeling ingevoerd zonder maximum pensioengevend salaris. Hiermee verviel de noodzaak voor een separate pensioenregeling voor het excedent met als gevolg dat de excedentregeling per 1 januari 1999 werd gesloten met behoud van opgebouwde rechten. In 2006 heeft PMT haar pensioenregeling gewijzigd waarbij wederom een maximum pensioengevend salaris is ingevoerd. Stellantis heeft daarop weer een excedentregeling voor haar werknemers afgesloten bij Aegon. Hierna zullen de excedentregelingen afzonderlijk worden aangeduid als de excedentregeling 1994 en de excedentregeling 2006.
2.5.
Voor de pensioenregeling vanaf 1999 is geen nieuw pensioenreglement opgesteld en deze regeling is bij Aegon geadministreerd onder hetzelfde contractnummer als die van de garantieregeling zoals die gold per 1 januari 1994.
2.6.
In het pensioenreglement behorende bij de garantieregeling (hierna: het Pensioenreglement 1994) staat, voor zover van belang, het volgende:
2.7.
In de samenvatting van het Pensioenreglement 1994 staat, voor zover van belang, het volgende:
2.8.
In het pensioenreglement van PMT dat gold op 1 januari 1994 stond in artikel 15 (Indexering) het volgende:
2.9.
In het pensioenreglement van de Excedentregeling 1994 staat geen bepaling over de indexatie van de excedentregeling. In het wijzigingsblad bij de Excedentregeling 1994 staat dat een eventuele verhoging plaatsvindt voor zover het gevormde depot dit naar het oordeel van de werkgever toelaat en dat procentuele verhoging dan zoveel mogelijk overeenkomstig de pensioenregeling van PMT plaatsvindt.
2.10.
In het pensioenreglement van de Excedentregeling 2006 staat in artikel 11 leden 1 en 4 het volgende:
2.11.
[eiser 1] is van 1 augustus 1977 tot en met 31 december 2007 in dienst geweest bij Stellantis. Hij ontvangt sinds 1 januari 2008 van Aegon een pensioenuitkering uit hoofde van de garantieregeling en beide excedentregelingen.
2.12.
[eiser 2] is van 1 februari 1991 tot en met 30 april 2008 in dienst geweest bij Stellantis. Hij is niet gepensioneerd of AOW-gerechtigd. Hij is een gewezen deelnemer en heeft pensioenaanspraken bij Aegon uit hoofde van de garantie- en de excedentregeling 2006. De ingangsdatum van zijn uitkering is (vooralsnog) 1 mei 2027.
2.13.
[eiser 3] is van 1978 tot 1 april 2012 in dienst geweest bij Stellantis. Hij is per 1 april 2012 met pensioen gegaan en ontvangt sindsdien van Aegon een pensioenuitkering uit hoofde van de garantie- en de excedentregeling 1999.
2.14.
[eiser 4] is van 1 juli 1966 tot 1 april 2011 in dienst geweest bij Stellantis. Hij is per 1 april 2011 met pensioen gegaan en ontvangt sindsdien van Aegon een pensioenuitkering uit hoofde van de garantie- en de excedentregeling 1999.
2.15.
In 2013 heeft PMT op de pensioenen een korting doorgevoerd van 6,3% en in 2014 van 0,4%. Per 1 oktober 2022 heeft PMT een indexering doorgevoerd van 1,29%, per 1 januari 2023 van 4,2% en per 1 juni 2024 van 3,2%.
2.16.
Van 2009 tot heden heeft Aegon de pensioenaanspraken van eisers niet gewijzigd. Aegon heeft noch de kortingen in 2013 en 2014 noch de indexeringen in 2022, 2023 en 2024 doorgevoerd.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen - samengevat - en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
ten aanzien van Aegon:
primair:
I. voor recht te verklaren dat Aegon de pensioenrechten en -aanspraken (ouderdoms- en nabestaandenpensioen) van eisers met ingang van 1994 moet indexeren conform de tekst van de garantieregeling en de samenvatting;
II. Aegon met terugwerkende kracht te veroordelen tot het verwerken van de indexeringsbepaling met betrekking tot het consumentenprijsindexcijfer van het CBS met ingang van 1994, op straffe van een dwangsom;
III. Aegon te veroordelen tot het uitbetalen van de verhoogde pensioenuitkering met ingang van 1994, te vermeerderen met de wettelijke rente,
subsidiair:
I. voor recht te verklaren dat Aegon de korting niet mag doorvoeren, dan wel anderszins mag verrekenen met de indexeringspercentages die PMT heeft doorgevoerd;
II. Aegon te veroordelen tot het met terugwerkende kracht doorvoeren van de indexering met 1,29% per 1 oktober 2022, van 4,2% per 1 januari 2023 en van 3,2% met ingang van 1 april 2024, en een nabetaling van de ingegane pensioenuitkeringen te doen, te vermeerderen met wettelijke rente;
III. Aegon te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en van de proces- en nakosten, laatgenoemde kosten te vermeerderen met de wettelijke rente,
en ten aanzien van Stellantis:
primair:
I. voor recht te verklaren dat Stellantis is gehouden de pensioenovereenkomst onverkort na te komen, dus zonder verrekening van de korting die PMT doorgevoerd heeft;
II. Stellantis te veroordelen tot het nakomen van de pensioenovereenkomst door aan Aegon opdracht te geven tot het met terugwerkende kracht indexeren van de pensioenaanspraken met 1,29% per 1 oktober 2022, van 4,2% per 1 januari 2023 en van 3,2% met ingang van 1 april 2024, op straffe van een dwangsom;
subsidiair:
I. voor recht te verklaren dat Stellantis gehouden is de pensioenovereenkomst onverkort na te komen, dus zonder verrekening van de korting die PMT doorgevoerd heeft;
II. Stellantis te veroordelen tot het vergoeden van de schade die eisers lijden, nader op te maken bij staat;
primair en subsidiair: Stellantis te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en van de proces- en nakosten, laatgenoemde kosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Eisers hebben, voor zover voor de beoordeling van belang, samengevat het volgende aan hun vorderingen ten grondslag gelegd. In de samenvatting behorende bij de garantieregeling 1994 staat dat de garantieregeling waardevast wordt gehouden door aanpassing aan de stijging van het consumentenprijsindexcijfer (CPI), zoals vastgesteld door het CBS. De garantieregeling gaat dus uit van een onvoorwaardelijke jaarlijkse indexering. Dit betekent dat eisers recht hadden op jaarlijkse aanpassing van hun pensioen conform het CPI. Het is Aegon als pensioenverzekeraar op grond van artikel 134 Pensioenwet verboden om een korting door te voeren op een pensioenuitkering. Het doorvoeren van kortingen door middel van het niet uitvoeren van indexeringen is een verkapte korting en in strijd met de (strekking en bedoeling van de) Pensioenwet.
De PMT-regeling is ook van toepassing op de excedentregelingen, zodat ook de excedentregelingen moeten worden geïndexeerd conform de PMT-norm.
3.3.
Aegon en Stellantis hebben ieder voor zich verweer gevoerd. Omdat hun verweer in de kern hetzelfde is, zal dat hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, gezamenlijk worden weergegeven.
Eisers hebben voor wat betreft de garantieregeling recht op aanspraken en uitkeringen die gelijk zijn aan die zij gehad zouden hebben indien Stellantis aangesloten was geweest bij PMT. Uit de objectieve bewoordingen van de garantieregeling 1994 blijkt een duidelijke bedoeling om een pensioenregeling uit te voeren die gelijk/identiek is aan de pensioenregeling van PMT. In het pensioenreglement van PMT is indexering conform de CPI op zichzelf de maatstaf, maar het is het bestuur van PMT dat ieder jaar bepaalt of de pensioenen worden geïndexeerd. Eisers hebben dus niet recht op een onvoorwaardelijke jaarlijkse indexatie van de garantieregeling conform de CPI.
Aegon heeft de indexaties uit 2022 en 2023 niet doorgevoerd. De wel door PMT maar niet door Aegon doorgevoerde kortingen uit 2013 en 2014 dienen eerst te worden ingelopen voordat Aegon gehouden is de (toekomstige) indexaties van PMT door te voeren. Het pensioen van eisers bij Aegon was na de indexaties uit 2022 en 2023 nog steeds hoger dan wat zij zouden hebben ontvangen van PMT. Per juni 2024 zal Aegon het pensioen van eisers indexeren met 1.651% om hun pensioen op gelijk niveau te brengen met dat van PMT. Een redelijke uitleg van de pensioenregeling brengt met zich dat het pensioen dat eisers gehad zouden hebben van PMT indien zij deel zouden hebben genomen aan de pensioenregeling van PMT na voormelde kortingen en indexaties eerst weer gelijk zou moeten zijn aan het pensioen dat zij van Aegon ontvangen uit hoofde van de garantieregeling, voordat Aegon gehouden is de indexaties van PMT te volgen.
De excedentregeling is een aanvullende regeling en ziet op het pensioengevend salaris van werknemers van Stellantis dat boven het maximum pensioengevend salaris van PMT ligt. De excedentregeling is een afwijkende regeling, die niet is gekoppeld aan enige regeling van PMT. Indexatie van de excedentregeling 1994 en de excedentregeling 2006 vindt alleen plaats indien en voor zover sprake is van voldoende overrente. Er is echter nimmer voldoende overrente gerealiseerd, waardoor de excedentregelingen niet zijn geïndexeerd.

4.De beoordeling

4.1.
Voor de uitleg van de pensioenreglementen geldt volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad de zogeheten CAO-norm. Deze houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis zijn, zodat het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. Ook de bewoordingen van de eventueel bij de cao behorende schriftelijke toelichting moeten bij de uitleg van de cao worden betrokken. Indien de bedoeling van de partijen bij de cao naar objectieve maatstaven volgt uit de cao-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, en dus voor de individuele werknemers en werkgevers die niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken zijn geweest, kenbaar is, kan ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend. Een en ander geldt op overeenkomstige wijze voor andere regelingen dan een cao die aan de hand van de cao-norm moeten worden uitgelegd, zoals in dit geval dus de pensioenreglementen.
De garantieregeling
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de tekst van het Pensioenreglement 1994 duidelijk volgt dat voor de garantieregeling de bedoeling is geweest dat werknemers van Stellantis hetzelfde pensioen ontvangen als ware hun pensioen ondergebracht bij PMT. In artikel 2 staat dat de garantieregeling overeenkomt met de pensioenregeling van PMT. In artikel 4 staat dat de pensioenaanspraken die de deelnemer aan het Pensioenreglement 1994 ontleent, gelijk zijn aan de pensioenaanspraken die bij deelneming aan de regeling van PMT zouden worden verkregen. Dat in de samenvatting bij het Pensioenreglement 1994 bij ‘
Indexering Pensioenen’ staat dat de garantieregeling waardevast wordt gehouden door aanpassing van het pensioen aan de CPI, maakt de objectieve uitleg van dat reglement niet anders. Hieruit volgt niet de bedoeling dat eisers recht hebben op een onvoorwaardelijke jaarlijkse verhoging van hun pensioen met de CPI, omdat in de laatste zin staat dat hun pensioen jaarlijks op 1 januari wordt verhoogd in dezelfde mate als waarin PMT daartoe overgaat. Ook daaruit blijkt de bedoeling om aan te sluiten bij de pensioenregeling van PMT.
4.3.
Dan is de vraag of Aegon in strijd handelt met artikel 134 Pensioenwet door eerst de door PMT doorgevoerde kortingen uit 2013 en 2014 in te lopen, voordat zij overgaat tot indexatie van de garantieregeling. Bij de beoordeling is van belang dat Aegon een pensioenverzekeraar is en op grond van dat artikel is het een verzekeraar niet toegestaan om pensioenaanspraken of -uitkeringen te korten.
4.4.
In 2013 en 2014 heeft PMT de pensioenen gekort. Aegon mocht die kortingen niet bij eisers doorvoeren, omdat haar dat als verzekeraar niet is toegestaan. Het gevolg daarvan is dat de pensioenen en aanspraken van deelnemers bij PMT en die van eisers uit elkaar zijn gaan lopen, wat niet in lijn is met de bedoeling om aan te sluiten bij de pensioenregeling van PMT. Eisers hebben daardoor jarenlang ten opzichte van de PMT-regeling een geldelijk voordeel genoten. Dat geldelijk voordeel wordt niet verrekend, eisers behouden dus het geldelijk voordeel dat zij hebben gehad. In juni 2024 heeft PMT de pensioenen geïndexeerd met 3,2%. Aegon heeft het pensioen van eisers per juni 2024 geïndexeerd met 1,651%, om het pensioen van eisers op gelijk niveau te brengen met het pensioen van deelnemers bij PMT. Daarmee wordt naar het oordeel van de kantonrechter voldaan aan de bedoeling van de garantieregeling dat eisers hetzelfde pensioen ontvangen als ware hun pensioen ondergebracht bij PMT. De conclusie is dat geen sprake is van indirect korten van het pensioen van eisers door Aegon ten opzichte van de PMT-regeling door eerst de kortingen uit 2013 en 2014 in te lopen alvorens over te gaan tot indexatie van het pensioen van eisers.
De Excedentregelingen
4.5.
Eisers worden niet gevolgd in hun stelling dat voor de excedentregelingen indexering conform de PMT-norm geldt. De excedentregeling is een vorm van pensioen die PMT niet uitkeert aan haar deelnemers, maar is een aanvullende regeling voor werknemers van Stellantis. Gelet op de aard van de excedentregeling ligt het niet voor de hand dat de PMT-norm wordt gevolgd. Ook de tekst van de Excedentregelingen biedt daarvoor geen enkele aanwijzing. Sterker, daarin staat, zoals Aegon en Stellantis hebben gesteld, dat indexering van de Excedentregelingen afhankelijk is van de overrente. Stellantis en Aegon hebben onweersproken aangevoerd dat er nimmer overrente is gerealiseerd en de excedentregelingen daarom niet zijn geïndexeerd.
Conclusie
4.6.
De conclusie van bovenstaande is dat de vorderingen van eisers zullen worden afgewezen.
4.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen eisers worden veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van zowel Aegon als Stellantis begroot op € 1.630,00 (2 punten x € 815,00) aan salaris gemachtigde en € 68,00 aan nakosten, plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van eisers af,
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten van € 1.630,00, te betalen aan Aegon binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als eisers niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt eisers in de proceskosten van € 1.630,00, te betalen aan Stellantis binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als eisers niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.C. van Dam van Isselt, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2024.